Stadskanaal

Afbeelding 1: In de eerste bedrijfshallen van Philips aan de Vledderweg werden relaisschakelingen voor telefooncentrales geassembleerd.

In geen andere Nederlandse plaats waar Philips na de oorlog een fabriek opende heeft dit zo’n grote invloed gehad als in Stadskanaal. Vanaf 1955 schiep het bedrijf er in vijftien jaar tijd drieduizend arbeidsplaatsen, waardoor een einde kwam aan de hoge werkeloosheid die er sinds het einde van de turfwinning had geheerst. Met voorzieningen als een ziekenhuis, schouwburg en een vliegveld kreeg Stadskanaal bijna stedelijke proporties en de beeldbuizenfabriek van Philips groeide uit tot de grootste van Europa. Toen deze echter in 1987 dicht ging markeerde dit het begin van het einde, dat tot 2006 gerekt kon worden met de productie van dioden en plaatstellen. Het banenverlies en vervuilde Ceresmeer domineerden jarenlang de herinnering aan dit verleden, totdat met de restauratie van de ‘Mercurius’  het industrieel erfgoed waardering kreeg.  Inmiddels vindt er op het voormalige fabrieksterrein opnieuw ‘productie’ plaats, hoewel de zonnepanelen niet de werkgelegenheid bieden die Philips er ooit bracht.

Afbeelding 2: In 1987 kwam er na 25 jaar een einde aan de productie van zwart/wit-beeldbuizen in Stadskanaal.

Al een eeuw voor de komst van Philips drong de industrialisatie tot deze streek door toen kort na elkaar twee glasblazerijen openden in Nieuw-Buinen, net over de provinciegrens in Drenthe. Deze bedrijven van Thöne (1838) en Meursing (1845) groeiden uit tot flessenglasfabrieken, die vanaf hun samenvoeging in 1938 als onderdeel van de Verenigde Glasfabrieken Schiedam tot 1967 operationeel bleven. De industrie die na de eeuwwisseling in Stadskanaal ontstond was typisch voor de Veenkoloniën en bestond uit een strokartonfabriek en twee aardappelzetmeelfabrieken van de coöperaties ‘Ons Belang’ (1910) en ‘De Twee Provinciën’ (1914). Toen na de oorlog de werkeloosheid in de Drentse en Groningse veenkoloniën relatief hoog bleef door het verdwijnen van de turfwinning en mechanisatie van de landbouw, moest industrialisatie uitkomst bieden. Kunstvezelproducent ENKA kwam naar Emmen (1950), Philips naar Stadskanaal (1955). Dit paste in het zogenaamde ‘spreidingsbeleid’ van het bedrijf om de productie van componenten buiten Eindhoven te laten plaatsvinden. In de eerste tien naoorlogse jaren waren er zo al fabrieken en werkplaatsen in het zuiden des lands tot stand gekomen, daarna was het noorden aan de beurt. Zoals gebruikelijk opende Philips een zogenaamd ‘atelier’ in een bestaand gebouw om de mensen kennis te laten maken met de aard van het werk. In Stadskanaal was dit een voormalige brandweerkazerne. Daarna verrezen er vier hallen aan de Vledderweg waar relaisschakelingen voor telefooncentrales geassembleerd werden.

Afbeelding 3: De toegangspoort van het complex aan de Ericaweg.

Het uiteindelijke bedrijfscomplex kwam ten zuiden van Stadskanaal te liggen langs de spoorlijn naar Ter Apel en bestond uit fabrieken voor discrete halfgeleiders en beeldbuizen. In ruim tien jaar tijd kreeg het zijn uiteindelijke omvang en bood toen op het hoogtepunt aan ruim drieduizend mensen werk. Halfgeleiders zijn er bijna een halve eeuw lang geproduceerd (1957-2006) en het ging hierbij hoofdzakelijk om diodes van allerlei types. De periode dat er beeldbuizen werden gefabriceerd was maar half zo lang (1962-1987), maar had een grotere impact op de groei van de vestiging. Naast die in Eindhoven was het de tweede beeldbuizenfabriek in Nederland, die jaarlijks twee miljoen zwart/wit-exemplaren leverde aan televisiefabrieken in binnen- en buitenland. De hiervoor benodigde glascomponenten kwamen vanaf 1972 uit de Philipsfabriek van Winschoten. Hoewel in dat jaar ook de kleurenbeeldbuis in de fabriek van Stadskanaal geïntroduceerd werd, bleef deze in aantallen ver achter bij de zwart/wit-buizen. Dit betekende in 1987  het einde van de fabriek, toen er geen behoefte meer bestond aan dit type. Philips Stadskanaal was toen al in een opeenvolging van reorganisaties en sluitingen beland die de daaropvolgende twee decennia zou kenmerken en grote gevolgen had voor de plaatselijke gemeenschap.

Afbeelding 4: Luchtopname in zuidelijke richting met Stadskanaal (1), Nieuw-Buinen (2), het Ceresmeer (3), het kanaal (4), de spoorlijn van de STAR (5), Electronicaweg (6), halfgeleiderfabriek (7), beeldbuizenfabriek (8), kantoren & kantine (9) en de Philipsflats (10).

Als gevolg van bevolkingskrimp kregen woonwijken te maken met leegstand en winkels met sluiting. Naast Philips was er nauwelijks alternatieve werkgelegenheid ontstaan en deze monocultuur wreekte zich nu. Naarmate dit verval beter zichtbaar werd kreeg Stadskanaal het imago van een ‘ghost town’, waar de desolate toestand van het Philipsterrein in niet geringe mate toe bijdroeg. Pogingen om nieuwe bedrijvigheid aan te trekken voor de lege fabriekshallen kwamen niet veel verder dan de vestiging van een kartcenter, wat eindigde met een verwoestende brand in 2017. Daarnaast was ondertussen duidelijk geworden dat een halve eeuw Philips nog een onplezierige erfenis had nagelaten die niet zichtbaar, maar wel zorgwekkend was. Het betrof de verontreiniging van het Ceresmeer, een zandafgraving op de zuidelijke helft van het fabrieksterrein. De plaatselijke bevolking had er altijd in gezwommen en gevist, totdat de plas in 1965 eigendom van Philips werd. Tot dan toe had men het glas van afgekeurde of beschadigde beeldbuizen per container laten afvoeren, wat nogal duur was. Daarom koos men  er voor om ze in het Ceresmeer te gaan dumpen. De verwachting was dat de zeven meter diepe plas op die manier in vijftien á twintig jaar volledig gedempt zou zijn. Dat was gebaseerd de gunstige prognoses die men destijds nog had met betrekking tot de beeldbuisproductie in Stadskanaal, maar het Ceresmeer is nooit verdwenen. Toen er in 2004 bij een inspectie een hoog gehalte aan zware metalen werd vastgesteld, sloot men het omliggende terrein hermetisch af en kwamen er maatregelen om verspreiding te voorkomen. Een oplossing liet nog tien jaar op zich wachten. Toen nam de Grondbank Nederland de plas van Philips over en begon een sanering.

Afbeelding 5: In de beginjaren was er veel aandacht voor het aanleren van de gewenste werkdiscipline en onderbazen controleerden streng op werktempo en nauwkeurigheid.

Toen langzaamaan duidelijk werd dat hergebruik van de lege bedrijfshallen niet realistisch was, kwamen andere bestemmingen voor het voormalige fabrieksterrein in beeld. De groeiende belangstelling voor de opwekking van groene energie bleek daarbij behulpzaam. Het bedrijf Solar Energy Works liet haar oog op de locatie vallen en legde er in 2018 een zonnepark van 6,7 hectare aan met een piekcapaciteit van 4,4 MW, goed voor 1200 huishoudens. Het ging Zonnepark Mercurius heten, en kreeg daarmee dezelfde naam als het bedrijfsterrein sinds Philips het verkocht had aan investeringsmaatschappij SIG Real Estate. De oorspronkelijke naamgever is echter een mozaïek van geglazuurde bakstenen dat de Romeinse god van de handel voorstelt en in 1959 naar een ontwerp van kunstenaar Johan Dijkstra op het trappenhuis van één van de bedrijfsgebouwen werd aangebracht. Bij de sloop bleef het trappenhuis, samen met de fabrieksschoorsteen, behouden als industrieel erfgoed en kwam na een grondige opknapbeurt te midden van de zonnepanelen te staan. Dankzij energiezuinige Licht Emitterende Dioden (ofwel LED’s) is dit restant van het voormalige fabriekscomplex ook ’s nachts zichtbaar.

Afbeelding 6: Het trappenhuis met de beeltenis van Mercurius is behouden gebleven. Het is tevens de benaming van het zonnepark en bedrijventerrein.

In onderstaand artikel is meer te lezen over de geschiedenis van de Philipsfabrieken in Stadskanaal.