Zaandam

Zaandam (2)Afbeelding 1: Het vroegere fabrieksgebouw van Polak & Schwarz in zijn huidige rol als appartementencomplex met de toepasselijke naam Maison d’Essence.

Ook in deze reportage staat weer een bedrijf centraal waarvan men op het eerste gezicht niet zou zeggen dat het een chemische fabriek was. Maison d’Essence in Zaandam oogt meer als het kantoorgebouw van een bank of verzekeraar en haar ligging nabij het station wijkt eveneens af van die van de overige fabrieken in deze bekende industriestad, die zich langs de oevers van de Zaan aaneenrijgen. En ook op foto’s uit de hoogtijdagen van de onderneming ontbreken de pijpenbundels, kolommen en silo’s die zo kenmerkend zijn voor de chemische productiewijze. Ondanks haar ligging aan de Vaart werden de grondstoffen in die dagen grotendeels per trein aangevoerd vanuit het hele land en bestonden uit…………..aardbeien, kersen, bessen en frambozen. Menigeen zal in die tijd gedacht hebben dat het om een conservenbedrijf ging, een sector die toen sterk in opkomst was. En zij zaten er dan niet eens zo ver naast, want Polak & Schwarz vestigde zich in 1896 in een pand dat voorheen aan de ‘Fabriek van Verduurzaamde Levensmiddelen’ had toebehoord. Echter, in plaats van het zouten van groenten gingen Leopold Schwarz en Joseph Polak smaak- en geurstoffen winnen uit fruit. En de destillatie- en extractieprocessen die ze daarbij toepasten behoren onmiskenbaar tot het gebied van de scheikunde. Van het synthetiseren van deze verbindingen, chemie in de ware zin des woords, was pas veel later sprake, maar toch behoorde Polak & Schwarz tot de eerste twintig leden die de Vereeniging van de Nederlandsche Chemische Industrie (VNCI) bij haar oprichting in 1918 telde. Tegenwoordig kan er bij de aanblik van de Tilburgse fabriek van International Flavors & Fragrances (IFF), waar Polak & Schwarz in 1958 in op ging, geen misverstand meer bestaan over de aard van dit bedrijf. Het complex voldoet volledig aan het stereotiepe beeld van een chemische fabriek, inclusief de geuren die de onderneming letterlijk in haar naam voert.Zaandam (2)Afbeelding 2: Reclameaffiche uit de beginjaren van Polak & Schwarz

De oorsprong van het bedrijf lag in Zutphen, waar Leopold Schwarz en Joseph Polak in 1889 een samenwerking aangingen voor de productie en verkoop van essences: smaak- en geurstoffen op basis van natuurlijke grondstoffen. Ze begonnen in een tuinhuis, later volgde een pakhuis, maar omdat het om een luxeproduct ging, waarvoor de afnemers hoofdzakelijk in het rijke westen van het land te vinden waren, besloten ze in 1896 om zich daar ook te vestigen, en wel in Zaandam. In 1910 ontstond er ruzie tussen beide firmanten en ging Joseph Polak er met een stel recepten vandoor om zijn eigen essencefabriek te starten in Amersfoort onder de naam Polak Frutal Works.

Want om fruit draaide het allemaal in die eerste decennia. Het was de kunst om bij de verwerking van vruchten en kruiden letterlijk ‘de smaak te pakken te krijgen’. Smaak wordt in principe getransporteerd door water of olie. Zo is de aardbeiensmaak gebonden aan water. Aardbeien werden daarom, net als ander rood fruit, geperst, waarna men het sap – dat grotendeels uit water bestaat – bij verlaagde druk indikte. Een ander gedeelte van de aangevoerde aardbeien liet men gisten in vaten. Na één of twee etmalen vergisting waren alle suikers omgezet in alcohol en kon men door middel van destilleren het aardbeienaroma afscheiden. In een half jaar tijd bereikte dit destillaat, met een alcoholgehalte van ongeveer vijftien procent, door rijping zijn maximale smaaksterkte en was dan klaar voor levering aan de afnemers onder de merknaam ‘fragarine’. De pulp (of residu) waarvan het alcoholische aroma was afgedestilleerd werd geperst, gezuiverd en geconcentreerd tot een product van tweede kwaliteit. Dit concentraat bevatte dan geen suikers meer. Als frambozen aan dit proces onderworpen werden noemde men het destillaat ‘framboizine’. Het verschil tussen het product van ingedikt aardbeiensap en het afgedestilleerde aroma is de suiker. In het destillaat was de suiker omgezet in alcohol en daardoor constanter van kwaliteit. Door allerlei omstandigheden, zoals het weer, verschillen de oogsten van jaar tot jaar. Het ene jaar zijn de aardbeien veel zoeter dan het andere jaar. Voor beide methoden gold overigens dat naar mate de verwerking van het fruit intensiever was, het eindproduct zijn fijnheid van smaak verloor. Het was daarom nodig om met toevoeging van andere natuurlijke of natuur-identieke stoffen de smaak wat ‘op te krikken’ en daarmee de kwaliteitsverschillen weg te werken. Bovendien gaf de ene afnemer de voorkeur aan een hele frisse aardbeiensmaak, terwijl de andere het wat kruidiger wilde. De met toevoegingen verkregen producten heten smaakstoffen en hun recepturen waren met veel geheimzinnigheid omgeven. Anders dan bij Nederlandse fruitsoorten zit de smaak van citrusvruchten geconcentreerd in olie. Zo verkreeg men sinaasappelolie door sinaasappelsap in te dampen. Omdat deze olie zich niet laat vermengen met water, wat wel vereist is in de frisdrankenindustrie, ontwikkelde Polak & Schwarz een sinaasappelpasta waarmee dit wel mogelijk was. Dit product sloeg erg aan in Italië, waar de firma Granelli het gebruikte om van bronwater Orangeade te maken, dat in het hele land verkrijgbaar was.

Voor de totstandkoming van nieuwe producten was veel onderzoek nodig en daarvoor beschikte het bedrijf over een eigen laboratorium. Chemici hielden zich er bezig met de ontwikkeling van scheidingsmethoden (destillatie, extractie, chromatografie etc.), synthese (chemische reacties) en kwaliteitscontrole (bepaling van gehaltes en fysische eigenschappen). De belangrijkste rol was echter weggelegd voor de flavoristen die smaakstoffen verbeterden en nieuwe recepturen bedachten om de concurrentie vóór te blijven. Bij dit vak kwam weliswaar de nodige kennis kijken, maar het was anderzijds ook letterlijk een ‘kwestie van goede smaak’. Een gevleugeld gezegde binnen de directie was dan ook: ‘een goede flavorist kun je niet opleiden, die wordt geboren’. Vanaf 1910 ging Polak & Schwarz ook parfums produceren, zij het aanvankelijk nog op bescheiden schaal, omdat de benodigde reukstoffen duur waren en de ontwikkeling een tijdrovende aangelegenheid was. Het kiezen van de juiste samenstelling uit een veelheid van grondstoffen om tot een harmonisch geheel te komen is complex en vereist creativiteit. Daarnaast moet het mengsel lang genoeg stabiel blijven op de huid om zijn werking te behouden en bestaan er internationaal uiteenlopende voorkeuren, niet alleen wereldwijd maar zelfs binnen Europa.  Dit was het werk van de parfumeur, waarvan Polak & Schwarz er een aantal in dienst had. Omringd door honderden flesjes met reukstoffen en oplosmiddelen, het zogenaamd geurorgel, probeerden zij iedere dag weer tot uitgebalanceerde composities te komen. Uiteindelijk wist de onderneming ook op deze markt succesvol te worden en er zelfs prijzen mee in de wacht te slepen, zoals een gouden medaille voor de creatie ‘Muguet Fabré’ in een wedstrijd die in 1937 was uitgeschreven door het tijdschrift ‘Soap, Perfumery and Cosmetics’.Zaandam (3)Afbeelding 3: De parfumeur achter zijn geurorgel.

In 1920 overleed directeur Leopold Schwarz en werd hij opgevolgd door zijn zoon Samuel. Dit was ook het jaar waarin een nieuw directiekantoor gereed kwam. Het bakstenen gebouw, bestaande uit twee haaks op elkaar staande vleugels met een torentje, had een representatieve uitstraling met enkele kenmerken van de destijds populaire stijl van de Amsterdamse School. Het beschikte onder andere over een kluis waarin de recepturen lagen opgeborgen en was voorzien van een elektronisch alarmsysteem, een unicum in die tijd. Daarnaast had men een nieuwe fabriek voor geurstoffen geopend in Hilversum, omdat de verwachting was dat deze productcategorie op termijn teveel overlast zou gaan geven in de dichtbebouwde omgeving van Zaandam. Maar ook op andere fronten werd fors geïnvesteerd. Tachtig procent van de omzet was afkomstig uit het buitenland en dit vereiste de opbouw en instandhouding van een netwerk van verkoopkantoren en agentschappen. Zo was men vertegenwoordigd in Berlijn, Londen, Brussel, Milaan, New York, Buenos Aires, Johannesburg, Dakar, Batavia en Sidney. Het vervoer naar de afnemers binnen Europa vond grotendeels per spoor plaats, naar andere continenten per schip. In haar fabricageprocessen werd veel gebruik gemaakt van alcohol en daarom had de  onderneming de beschikking over een vergunning om deze zonder accijns te kunnen opslaan en verwerken. De betaling vond pas plaats bij uitklaring. Alcohol in producten bestemd voor de export hoefde niet te worden ingeklaard. Douanebeambten oefenden hierop controle uit in het entrepot: een ommuurd terrein, voorzien van een extra hekwerk en met slechts één uitgang onder voortdurende douanebewaking. Bovendien kregen ’s nachts alle gebouwen op het fabriekscomplex een douanesluiting. Omdat de transportvolumes over het algemeen klein waren gezien het geconcentreerde karakter van de producten, maakte het bedrijf al vroeg gebruik van de mogelijkheden die de opkomende luchtvaart bood. In tien jaar tijd groeide dit van honderd tot achttienhonderd kilo per jaar en toen in 1929 de KLM startte met een geregelde luchtpostdienst op Nederlands-Indië bestond de eerste zending uit een zes kilogram wegend pakketje synthetische reukstoffen van Polak & Schwarz. Deze gebeurtenis kreeg veel belangstelling in de nationale pers.

Een jaar later wist het bedrijf wederom de aandacht op zich te vestigen, dit keer met de opening van een ultramodern bedrijfsgebouw. Het betrof een nieuwe behuizing voor de afdelingen verpakking, opslag en verzending dat volledig was opgetrokken in gewapend beton volgens de principes van de Nieuwe Zakelijkheid, met kubische bouwvolumes en langgerekte horizontale- en verticale raampartijen. Paddenstoelkolommen verschaften de vloeren extra draagkracht zonder groot ruimtebeslag en ook op de bovenverdieping waren deze aangebracht om in de toekomst eventueel nog een extra bouwlaag te kunnen plaatsen. De toren bevatte een trappenhuis en een goederenlift, de westzijde van het gebouw had op verzoek van omwonenden een schuin dak gekregen om de schaduwwerking te verminderen. De opening was voorlopig de laatste feestelijke gelegenheid, want ook Polak & Schwarz kreeg te lijden onder de economische depressie van de jaren dertig. De omzette daalde naar het niveau van begin jaren twintig en de moeilijkheden in het internationale betalingsverkeer noopten tot creatieve oplossingen. Zo liet men zich voor leveringen in Bulgarije ‘uitbetalen’ in rozenolie. Het personeelsbestand kon redelijk op peil gehouden worden, maar de werknemers moesten hiervoor wel flinke loonsverlagingen accepteren. De handel met buurland Duitsland kreeg onder de nationaalsocialistische machthebbers te maken met een ongunstige compensatieregeling, die inhield dat het verdiende geld er ook weer besteed moest worden. Bovendien waren Joodse medewerkers gedwongen het land te verlaten als gevolg van de rassenwetten. In 1938 kwam directeur Samuel Schwarz op jonge leeftijd te overlijden, wat reden was om het vijftig jarig bestaan in 1939 zonder feestelijkheden voorbij te laten gaan.Zaandam (4)Afbeelding 4: Luchtopname van het fabriekscomplex in haar volle omvang met het directiekantoor (1), de oorspronkelijke groentezouterij (2), smaakstoffenfabriek (3), geurstoffenfabriek (4), douane-entrepot (5) en pakhuis (6).

Door de inval van de Duitsers in mei 1940 braken er nóg moeilijkere tijden aan voor het bedrijf, dat inmiddels onder leiding stond van Adolph Schwarz, een neef van Samuel. Door de bezetting raakte het bedrijf afgesneden van een deel van haar exportmarkten, waardoor de inkomsten sterk terugliepen. Na verloop van tijd kon Polak & Schwarz dit enigszins compenseren door voor de binnenlandse markt surrogaatproducten te ontwikkelen als antwoord op de voedselschaarste. Het bedrijf introduceerde surrogaatpeper, -kaneel, -gember en –nootmuskaat. Ook haar soeparoma’s en likeuressences vonden gretig aftrek. Regelrechte kassuccessen waren de likeur Oranje Curaçao (een verholen aanhankelijkheidsbetuiging aan het koningshuis) en Santé, een theesurrogaat bestaande uit melksuiker, looistoffen, kleurstoffen en aroma’s. Al voor het einde van het eerste oorlogsjaar moest de onderneming een niet-Joodse directeur aanstellen en deed daarvoor een beroep op Constant Cornelis Brummer. Dit bleek een zeer gelukkige keuze te zijn omdat deze zakenman uiterst doortastend te werk ging, zowel in de bedrijfsvoering als in de contacten met de bezetter. Hij wist een groot deel van het personeel te behoeden voor gedwongen tewerkstelling in Duitsland en voorkwam deportatie van de familie Schwarz door hen naar België en Zwitserland te laten vluchten. Na de bevrijding regelde hij dat de aandelen, die onder dwang verkocht waren, weer in handen van de familie kwamen.

Samen met Adolph Schwarz bleef Brummer vervolgens tot eind jaren vijftig leiding geven aan het bedrijf. Toen fuseerde Polak & Schwarz met het Amerikaanse bedrijf Van Ameringen tot International Flavors & Fragrances: IFF. Grondlegger was Arnold van Ameringen, die tussen 1918 en 1922 Polak & Schwarz vertegenwoordigd had in de Verenigde Staten. Toen hij zijn werkgever niet kon overtuigen om er een permanente vestiging te openen begon hij er zelf een bedrijf in smaakstoffen, dat hij in de daaropvolgende decennia succesvol uitbouwde. De fusie betekende niet alleen het einde van de rol van de familie Schwarz in het bedrijf, maar in 1967 ook de sluiting van het complex in Zaandam waar toen nog driehonderd mensen werkten. Tweehonderd van hen konden aan de slag op de vestiging in Hilversum, al stond daarvan eveneens vast dat de productie op termijn zou verdwijnen vanwege gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden. Daarom bouwde men een nieuwe fabriek in Tilburg waar vanaf eind jaren zeventig alle productie van IFF Nederland geconcentreerd werd. Hilversum behield het directiekantoor en het researchlaboratorium.

Zaandam (5)Afbeelding 5: Luchtopname van de Hilversumse vestiging van Polak & Schwarz aan de Liebergerweg.

Het Zaanse fabriekscomplex bleef niet lang leeg staan, want al in 1969 nam een technische onderwijsinstelling er haar intrek in, op het voorgebouw aan de Provincialeweg en het directiekantoor na. Het voorgebouw ging vanaf 1972 dienst doen als politiebureau, terwijl het directiekantoor werd afgebroken om plaats te maken voor een garage waarin het wagenpark kon worden ondergebracht. Voor het einde van de eeuw waren deze twee organisaties alweer op een andere locatie in de stad gevestigd en diende zich opnieuw de vraag aan wat er met het voormalige fabriekscomplex moest gebeuren. Alleen het betonnen pakhuis uit 1930 bleef uiteindelijk behouden, dit dankzij de Rijksmonumentenstatus die er in 1999 aan was toegekend. Er kwam een plan tot stand om het te verbouwen tot appartementencomplex met tweeëntwintig loftwoningen, dat in 2002 werd gerealiseerd als Maison d’Essence. Om het geschikt te maken voor bewoning was een aantal ingrepen onontkoombaar, zoals het aanbrengen van een zogenaamde lichthof in het midden van het gebouw om voldoende zonlicht door te laten dringen. Met hetzelfde doel kreeg ook de schuine westgevel extra vensters. Omdat de buitenwanden direct verbonden zijn met de vloeren vormen ze een ongewenste koudebrug, wat enkel opgelost kon worden door het gebouw in te pakken met isolatieplaten. Door deze te voorzien van stucwerk in de originele kleur en de vensters naar voren te plaatsen, is de inbreuk op de oorspronkelijke architectuur tot een minimum beperkt gebleven. De meest spectaculaire aanpassing was de realisatie van parkeergelegenheid voor de bewoners op het dak van het gebouw. Daarvoor moest de liftschacht vergroot worden om er een autolift in aan te kunnen brengen. Zo bewees de draagconstructie voor een extra etage zeventig jaar later toch nog haar nut.Zaandam (6)Afbeelding 6: De nieuwe naam prijkt tegenwoordig op de gevel.