Brugge (B)

Brugge (3)Afbeelding 1: De Nieuwe Molens gezien vanaf de Leopold-II-laan. De graanmaalderij was operationeel van 1912 tot 1982 en is sinds 2006 ingericht met twintig loftwoningen.

Brugge en Gent, ze worden vaak in één adem genoemd als dé cultuurhistorische centra van Vlaanderen en daar valt weinig tegen in te brengen. Toch hebben beide steden na hun glorietijd in de middeleeuwen een verschillende ontwikkeling doorgemaakt. Terwijl Gent uitgroeide tot industriestad die dankzij een universiteit ook op intellectueel gebied mee ging tellen, was de economische stagnatie in Brugge van langere duur en kwam pas werkelijk ten einde toen het in de loop van de vorige eeuw een toeristische trekpleister werd. Toen profiteerde de stad juist van het feit dat de industrialisatie aan haar voorbij was gegaan en daardoor haar middeleeuwse binnenstad vrijwel gaaf bewaard was gebleven. Enige nuancering van deze historische schets is overigens wel op zijn plaats, want ook in Brugge had het straatbeeld door de eeuwen heen behoorlijk wat eigentijdse wijzigingen ondergaan. Maar al in de negentiende eeuw kwam er uit romantisch-historische overwegingen een restauratiecampagne op gang die Brugge de middeleeuwse uitstraling teruggegeven heeft die nu miljoenen toeristen vanuit de hele wereld trekt. En in diezelfde negentiende eeuw werden overigens wél inspanningen gedaan om industrieel de boot niet te missen. Daardoor zijn er in Brugge uiteindelijk toch fabrieken gebouwd, al gebeurde dit relatief laat en heeft deze sector nooit een echte bloeiperiode gekend. Deze reportage illustreert echter dat het in de stad eigenlijk aan echte industriële ondernemerszin ontbrak, want het was notabene een bedrijf uit Gent dat maalderij ‘De Nieuwe Molens’ in 1910 als filiaal in Brugge liet bouwen. Ver voor het einde van de eeuw kwamen de maalstoelen al weer tot stilstand, waarna het gebouw fraai gerestaureerd en ingericht met loftwoningen aan het omvangrijke stedelijk erfgoed werd toegevoegd. Hiermee liep Brugge één keer vóór op grote broer Gent, want daar kreeg de hoofdvestiging van  ‘De Nieuwe Molens’ pas onlangs een tweede leven als appartementencomplex.Brugge (1)Afbeelding 2: De Kolenkaai omstreeks het midden van de jaren tachtig, gezien vanaf de noordzijde van het Kanaal Oostende-Brugge, met links de Bloemmolens De Wulf en rechts De Nieuwe Molens.

Het was de verzanding van het Zwin, Brugge´s natuurlijke verbinding met open zee, die vanaf de vijftiende eeuw een einde maakte aan haar toppositie als rijkste havenstad van Noord-Europa. Handelsschepen voeren vanaf die tijd aan het ‘Venetië van het Noorden’ voorbij om hun lading in Antwerpen te lossen, dat in de zestiende eeuw een ongekende bloei doormaakte. Brugge moest daarna eeuwenlang genoegen nemen met een bescheiden rol als regionaal handelscentrum en was dat waarschijnlijk blijven doen als buurstad Gent niet zo’n spectaculaire comeback had gemaakt. Omdat het Kanaal Gent-Terneuzen daar een belangrijke bijdrage aan geleverd had, groeide in Brugge het besef dat enkel een nieuwe verbinding voor de zeescheepvaart het economische tijd zou kunnen keren. Vanaf 1860 kwamen er daarom plannen tot ontwikkeling om Zeebrugge uit te bouwen tot een kusthaven met een kanaal naar Brugge. Zo hoopte men te profiteren van de opkomst van stoomschepen met hun grote vrachtcapaciteit en de daarmee samenhangende trend om in de nabijheid van havens nieuwe industrieën te vestigen. Om hun voorstellen kracht bij te zetten lieten de voorvechters niet na om te wijzen op de kwetsbaarheid van Gent en Antwerpen in verband met hun afhankelijkheid van een vrije doorvaart over de Westerschelde. Veel geholpen heeft het niet, want het duurde nog tot 1895 vooraleer de aanleg van het kanaal naar Zeebrugge begon. De tijd die vervolgens verstreek tot de opening in 1905 gebruikte Brugge voor een stadsuitbreiding aan haar noordzijde met industrieterreinen. Hiervoor deed men een beroep op de Duitse stedenbouwkundige Josef Stübben die een plan ontwierp van vier hectaren met niet alleen ruimte voor fabrieken, maar ook voor spooraansluitingen en woningbouw. De noordelijke begrenzing ervan vormde het kanaal Brugge-Oostende, dat nooit haar belofte had waargemaakt en waarvan de zwaaikom nu (via een sluis) toegang ging bieden tot het nieuwe kanaal naar Zeebrugge. Na realisatie werd Stübben geëerd met een straatnaam, die om begrijpelijke redenen na de Eerste Wereldoorlog weer verdween. Het ‘Stübbenkwartier’ is tegenwoordig weer wel een gangbare benaming voor deze stadswijk.

Zoals gezegd bleef de gehoopte industrialisatie uit en moest Brugge een andere troef uitspelen om weer tot welvaart te komen. Dat er toch bedrijvigheid is gekomen in de nieuwe stadsuitbreiding is te danken aan de opkomst van de industriële maalderijen die vooral in België rond 1900 stormachtig verliep. In tal van steden verrezen ‘bloemmolens’ om het goedkope graan uit met name Amerika te verwerken tot bakkersmeel of veevoer. In 1910 besloot de onderneming ‘Les Nouveaux Moulins’ uit Gent om naast haar hoofdvestiging uit 1897 aan het Verbindingskanaal ook een filiaal in Brugge te laten bouwen op een stuk grond tussen de Leopold-II-laan en de Kolenkaai, langs het Kanaal Brugge-Oostende. Architect Emile de Weert tekende een complex bestaande uit een maalderij, magazijnen, stallen, kantoren en een directeurswoning dat in 1912 gereed kwam. Voor aan- en afvoer kwam er naast een loskade aan het kanaal ook een spooraansluiting. Even verderop in oostelijke richting werd een jaar later een tweede meelfabriek in gebruik genomen: Bloemmolens De Wulf. Hier betrof het de verplaatsing van een maalderij die vanaf 1860 gevestigd was geweest aan het Brugse Minnewater en op aandringen van het stadsbestuur een nieuwe, moderne inrichting had laten optrekken aan de Kolenkaai. Beide bedrijven werden gedurende de daaropvolgende decennia nog uitgebreid met betonnen silocomplexen die de Kolenkaai een typisch agro-industriële uitstraling gaven en voor allebei viel begin jaren tachtig het doek vanwege een volgende schaalvergrotingsgolf binnen de sector.brugge-2Afbeelding 3: Naast het oude trappenhuis kunnen de bewoners van De Nieuwe Molens tegenwoordig ook gebruik maken van een moderne lift.

Beide complexen werden in 1988 aangekocht door een vastgoedonderneming met de bedoeling ze om te vormen tot een woonwijk met winkelcentrum. Dit project strandde toen in 1991 een felle brand de silogebouwen van De Nieuwe Molens verwoestte en de ontwikkelaar enkele maanden later faillissement moest aanvragen. In dat decennium gebeurde er vervolgens  niet veel meer dan de sloop van het uitgebrande silocomplex. Pas na de eeuwwisseling kwam er werkelijk vaart in de herontwikkeling van het gebied. In 2002 werden in de voormalige Bloemmolens de Wulf veertig huurappartementen gerealiseerd. Dit was echter wel volledig ten koste gegaan van de industriële uitstraling van de gebouwen en alleen in de kelder is deze historie nog bewaard gebleven in de vorm van een fraai gerestaureerde tandem-compoundstoommachine van de Gentse firma Carels Van den Kerchove. Van de Nieuwe Molens werd het oude torengebouw aan de Leopold-II-laan gelukkig wel met respect behandeld. Het had ondertussen dienst gedaan als kantoorruimte van het Vlaamse Gewest en studiogebouw van de Brugse stadsradio. Nadat belangengroepen de waarde van dit industrieel erfgoed nogmaals onder de aandacht hadden gebracht, onderging het gebouw een grondige restauratie, waarna er twintig loftwoningen in gecreëerd werden. De nieuwbouw langs de kolenkaai ter plaatse van het afgebrande silocomplex, bestaande uit dertien stadswoningen en negen appartementen, is in hoogte beperkt gebleven, zodat de oude maalderij tegenwoordig ook vanaf het water weer goed zichtbaar is.