Afbeelding 1: Oud en nieuw naast elkaar aan de Zaan. Links het appartementengebouw Zwaardemaker in de voormalige gortpellerij, rechts het nieuwbouwcomplex Kroonenburg.
Hoewel het in deze rubriek om industriële maalderijen draait, zijn pellerijen hierin eveneens goed op hun plaats omdat de productieprocessen nauwelijks van elkaar verschillen. Pellerijen danken hun ontstaan aan het feit dat niet alle graansoorten zich lenen voor het bakken van brood, maar wel een hoge voedingswaarde hebben, zoals gerst. Vanwege zijn lage glutengehalte biedt het namelijk onvoldoende samenhang om er brooddeeg uit te bereiden. In de middeleeuwen zocht men daarom al naar mogelijkheden om het op andere wijze te verwerken en zo werd het een belangrijke grondstof voor het brouwen van bier. Later ontdekte men nog een andere manier om het geschikt te maken voor menselijke consumptie, en wel door het te pellen, waarbij de korrels van hun kaf werden ontdaan. Door van het ontstane gort een pap of een brij te maken leverde het een voedzame maaltijd op. Dit pellen vond vanaf de zeventiende eeuw plaats in windmolens, die waren uitgerust met aangepaste molenstenen om enkel de randen te benutten voor een raspende- in plaats van een malende werking. Vermoedelijk ging het hier om een Zaanse uitvinding, zoals in deze streek ook in dezelfde periode zaagmolens en verfmolens ontwikkeld werden. De eerste vermelding van een pelmolen dateert uit 1639 en aan het einde van de achttiende eeuw was hun aantal in de Zaanstreek reeds opgelopen tot tachtig. Naast gerst pelden deze molens ook haver en boekweit om deze granen voor de bereiding van pap geschikt te maken.
Toen een eeuw later tal van Zaanse ondernemers overschakelden van wind op stoom ondergingen ook de pellerijen deze transformatie en heden ten dage zijn daar nog twee voorbeelden van bewaard gebleven: Die van de gebroeders Laan in Wormerveer en van de firma Zwaardemaker in Zaandam. Reeds voor de oorlog raakte gort uit de gratie bij de consument, wat voor de gebroeders Laan aanleiding vormde om over te stappen op het pellen van havermout en rijst. Vooral de verwerking van rijst werd een groot succes en onder de merknaam Lassie genoten hun producten grote bekendheid bij het publiek. Productie vindt er nog steeds plaats in Wormerveer, maar dan in een modern fabriekspand achter de monumentale industriegevels aan de Zaan. Zwaardemaker daarentegen koos in de jaren dertig voor de productie van mengvoeder en hield dat vol tot 1967. Daarna is de fabriek nog ruim dertig jaar in gebruik geweest bij Zaadhandel G.J. van Gelder, voordat het in 2005 werd omgebouwd tot appartementencomplex.Afbeelding 2: Het voltallige personeel van Zwaardemaker, met op de achtergrond het bedrijfscomplex bestaande uit de stoomgortpellerij ‘Alkmaar’ uit 1899 (links) en het betonnen fabrieks- met silogebouw uit 1914 (rechts).
Aan het einde van de negentiende eeuw bezat de ondernemersfamilie Zwaardemaker drie pelmolens in Oostzaandam, de ‘Koning David’, ‘De Liefde’ en ‘Het wapen van Friesland’. De Zwaardemakers speelden een vooraanstaande rol in Zaandam, wat o.a. tot uitdrukking kwam in het lidmaatschap van de gemeenteraad dat een aantal familieleden bekleed hebben. In 1899 gaven ze opdracht tot de bouw van een stoomgortpellerij aan de Oostzijde in Zaandam die reeds een jaar later onder de naam ‘Alkmaar’ geopend kon worden. Het complex tussen de straatweg en de Zaan bestond uit drie bouwlagen, een graanpakhuis aan de Zaanoever en een ketelhuis met machinekamer, schoorsteen en kolenberging. Het graanpakhuis was voorzien van een elevator voor het lossen van het gerst uit de schepen, dat vervolgens via een Jacobsladder, transportband en stortkokers naar de verschillende karen (voorlopers van de silo’s) werd gevoerd. Voor het verdere intern transport naar de bovenste etage van de achtergelegen pellerij beschikte de fabriek eveneens over een stelsel van transportbanden en Jacobsladders. De opgestelde machines voor het zuiveren, pellen en zeven van de gort waren afkomstig van de firma Seck uit Dortmund. Bij aanvang waren er twintig mensen werkzaam in de pellerij, maar dat liep snel op door de succesvolle ontwikkeling die het bedrijf doormaakte. Dat was reden voor de NV Stoomgortpellerij v/h J. Zwaardemaker H. zn. om in 1911 opnieuw een bouwproject in voorbereiding te nemen. Op de plaats waar tot dan toe het houten pakhuis ‘IJmuiden’ had gestaan ontwierp de Bredase firma Stulemeijer een geheel in gewapend beton opgetrokken fabriekscomplex. Het had een L-vormig grondplan en bestond uit een reinigingsgebouw en pellerij aan de Zaan, met daarachter een silogebouw van tweeëndertig meter hoogte en daartussen een elevatortoren, allen voorzien van een plat dak. Vanwege de slappe ondergrond nam men met betrekking tot de stabiliteit geen risico en sloeg meer dan duizend dennenpalen tot een diepte van vijftien meter om de fundering te ondersteunen. Het silogebouw bestond uit twintig silo’s van drie verschillende diameters, maar allemaal met een hoogte van twintig meter.
Toen de vraag naar gort terug begon te lopen besloot men in 1930 mengvoeder te gaan produceren onder de merknaam ‘Concordia’ en de bedrijfsnaam te veranderen in ‘Zwaardemaker’s Handel en Industrie NV’. Hoewel er nog twintig jaar gerst gepeld werd zat de groei van het bedrijfsresultaat vooral in de mengvoederverkoop. Voor deze productcategorie verrees er in 1957 nog een tien bouwlagen hoge mengsilo tegen de noordzijde van de fabriek. In 1973 kwam het complex in handen van G.J. van Gelder, een bedrijf dat gespecialiseerd was in het schonen en mengen van zaden (mosterd-, blauwmaan- en sesamzaad) voor zowel menselijke als dierlijke consumptie. Een brand richtte in 1977 grote schade aan, waarna een compleet nieuwe opslag- en expeditieafdeling gebouwd moest worden. Het betonnen fabrieksgebouw bleef echter onaangetast en kreeg in 2001 de rijksmonumentenstatus vanwege zijn architectonische en cultuurhistorische waarde. Woningbouwvereniging Rochdale was toen al enkele jaren eigenaar van het complex en toen de productie in 2003 eindigde duurde het daarom niet lang voordat de eerste plannen tot stand kwamen om er appartementen in onder te brengen.Afbeelding 3: Het Zwaardemakercomplex gezien vanaf de overzijde van de Zaan. Het industriële karakter is behouden gebleven door de zuigerarm aan het voormalige reinigingsgebouw en de watertank boven op het dak van de pellerij. Het silogebouw gaat achter de hoge elevatortoren schuil.
Waar bij renovatieprojecten op de oostelijke Zaanoever vóór de eeuwwisseling nog werd gekozen voor volledige afbraak van fabriekscomplexen, was men het er dit keer over eens dat het een combinatie van herbestemming en nieuwbouw moest worden. Enkel het betonnen fabrieksgebouw uit 1914 kwam voor behoud in aanmerking, hetgeen betekende dat gortpellerij ‘Alkmaar’ uit 1899 en de aangebouwde silo uit 1957 gesloopt werden. Het skelet, de buitenmuren en de fundering van de fabriek bleken nog in goede staat te verkeren, hetgeen voor dit soort vroege toepassingen van gewapend beton bepaald geen vanzelfsprekendheid is. Bij de restauratie van het monument gold als uitgangspunt om de oorspronkelijke vormgeving en kleurstelling zoveel mogelijk in tact te laten of te herstellen. In het fabrieksgebouw en de silo werden in totaal 36 appartementen gerealiseerd, waarvan de indeling werd afgestemd op de oorspronkelijke kolommenstructuur. Vooral in de representatieve ruimtes zijn de kolommen en de aansluitingen op de balken zo goed mogelijk in het zicht gelaten. Het hoofdtrappenhuis behield zijn functie en kreeg zijn oorspronkelijke kleurstelling terug. Ook de watertank op het dak en de zuigerarm aan de Zaanzijde bleven behouden. Om het project financieel mogelijk te maken bouwde men op het vrijgekomen fabrieksterrein een appartementencomplex met 76 woningen. De vorm van deze nieuwbouw, ‘Kroonenburg’ geheten, bestaat uit samengestelde rechthoekige volumes en is daarmee een duidelijke verwijzing naar de bouwstijl van het naastgelegen monument.