Best

Best (1)Afbeelding 1: Batadorp kort na voltooiing aan het einde van de jaren dertig, met op de achtergrond de fabrieksgebouwen.

We beschouwen het tegenwoordig als zó normaal dat buitenlandse bedrijven zich in ons land vestigen (hoewel het daarbij overigens nog maar zelden om fabrieken gaat), dat we bijna vergeten dat het hier een naoorlogs fenomeen betreft. Omgekeerd geldt hetzelfde. Er waren maar weinig Nederlandse industriële ondernemingen die voor de oorlog in het buitenland gingen produceren en een bedrijf als Philips behoorde wat dat betreft met zijn lampen- en radiofabrieken tot die uitzonderingen. Het was pas in de jaren vijftig dat Amerikaanse bedrijven hierin voorop liepen door in West-Europese landen productielocaties te openen en daardoor uitgroeiden tot multinationals. Vooral Nederland profiteerde sterk van deze investeringen en de daarmee gepaard gaande werkgelegenheid. Deze reportage richt echter de aandacht op een buitenlands bedrijf dat al vóór de oorlog in Nederland neerstreek om er te gaan produceren en dan ook nog eens afkomstig was uit een land dat nou niet bepaald bekend staat om zijn internationaal ondernemerschap: Bata Schoenen uit Tsjechoslowakije. Dat dit midden in de crisis van de jaren dertig gebeurde en er niet alleen een fabriek maar ook een arbeiderskolonie gebouwd werd, maakt deze geschiedenis extra bijzonder. Dat laatste feit is uiteraard reden om het verhaal in deze rubriek op te nemen, want Batadorp in de gemeente Best bestaat nog steeds en heeft zijn oorspronkelijke karakter grotendeels behouden.Best (2)Afbeelding 2: Geen enkele woning in Batadorp heeft een zolderverdieping. Er wordt nog altijd beweerd dat het bedrijf hiermee het ontstaan van rommelruimtes wilde voorkomen, maar in werkelijkheid moesten de huizen een architecturale eenheid vormen met de fabrieksgebouwen.

Grondlegger van het schoenenimperium was Tomàš Bat’a (uitspraak ‘Batja’) uit het stadje Zlín in Moravië, het oostelijke gedeelte van het huidige Tsjechië. Als zoon van een schoenmaker zette hij in 1894 samen met zijn broer Antonin een fabriekje op om seriematig schoenen te gaan produceren. Na het vroegtijdig overlijden van Antonin in 1908 traden de jongere halfbroers Jan en Bohuš toe tot het bedrijf om Tomàš te ondersteunen. Vanwege de hoge kwaliteit van de Bata-schoenen en de grote productiecapaciteit van de fabriek ontvingen de broers tijdens de Eerste Wereldoorlog veel opdrachten voor het leger van het Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk, waar Tsjechië destijds nog onderdeel van uitmaakte. Door de onafhankelijkheid van Tsjechoslowakije in 1918 kon Bata echter niet meer profiteren van die grote binnenlandse markt en was het genoodzaakt om zich op het buitenland te richten. Ter ondersteuning van de export opende Bata eigen winkels en de eerste in Nederland kwam in 1922 in Amsterdam. In de loop van de jaren twintig namen echter steeds meer landen protectionistische maatregelen om hun eigen industrie te beschermen en begon Tomàš Bat’a plannen te ontwikkelen voor buitenlandse fabrieken ten einde deze invoerheffingen te omzeilen. Inspiratie voor de organisatiewijze van deze nieuwe productiecentra deed hij op tijdens een reis door de Verenigde Staten, waar hij onder andere de Fordfabrieken bezocht om er de lopende-bandproductie te bestuderen. Ook deed hij er het idee op van ‘verticale integratie’, wat in zijn geval inhield dat hij naast fabrieken voor schoenen ook rubberfabrieken, leerlooierijen en drukkerijen zou gaan toevoegen aan zijn productieapparaat.

Teruggekeerd schreef hij een prijsvraag uit voor het ontwerp van een stad rondom een nieuwe fabriek, die gewonnen werd door de architect František Gahura voor zijn modelstad ‘Batapolis’. Deze kwam in Zlín tot stand en bestond uit half-vrijstaande woningen in een parkachtige omgeving met voorzieningen als sportaccommodatie, een ziekenhuis, winkels en scholen. Alles opgetrokken in een gestandaardiseerde, functionalistische bouwstijl. Met prestatiebeloning en een strafpuntensysteem probeerde Bata het maximale uit zijn personeel te halen, dat tegelijkertijd profiteerde van een vrije zaterdag, bedrijfshuisvesting en –gezondheidszorg. Met dit beleid schaarde Tomàš Bat’a zich onder de paternalistische ondernemers uit zijn tijd die geloofden in technische vooruitgang voor een betere maatschappij en zorg voor hun werknemers, met loyaliteit en productiviteit als tegenprestatie. Vanaf 1930 ging Bata dit principe in andere landen kopiëren en liet productiecentra bouwen in Frankrijk (Bataville, 1931), Engeland (Tilbury, 1932), Kroatië (Vukovar, 1931), Zwitserland (Möhlin, 1932) en Nederland (Best, 1933). In alle gevallen ging het om complexen die grotendeels zelfvoorzienend waren en door Gahura in functionalistische stijl ontworpen waren. Ze kenmerkten zich door fabrieksgebouwen met een transparant, ruimtelijk karakter, opgetrokken uit moderne materialen en in stroken geordend over de industrieterreinen. Tomàš Bat’a maakte de realisatie van dit expansieproject niet meer mee. Hij kwam in 1932 om bij een vliegtuigongeluk nabij Zlín nadat zijn toestel net opgestegen was voor een reis naar Möhlin. Hij werd opgevolgd door zijn halfbroer Jan die in 1939, na de annexatie van Tsjechoslowakije door Nazi-Duitsland, met zijn staf uitweek naar Canada. Daar liet hij een ‘company town’ aanleggen bij het Ontariomeer, die de naam Batawa kreeg en de nieuwe hoofdzetel van het concern werd.Best (5)Afbeelding 3: De fabrieksgebouwen van Batadorp werden in vijf stroken aangelegd, met daartussen straten en rangeersporen die aansloten op de hoofdlijn Eindhoven-Den Bosch (links net buiten beeld). Rechtsonder is het Wilhelminakanaal net zichtbaar.

Aanvankelijk wilde Bata zich in Eindhoven vestigen, maar omdat de onderhandelingen over een geschikte locatie moeizaam verliepen koos het bedrijf voor buurgemeente Best. Beide gemeenten werden in die tijd nog gescheiden door een groot heidegebied, waar menselijk ingrijpen echter niet meer lang op zich zou laten wachten. In feite was dit al begonnen met de aanleg van het Wilhelminakanaal, dat vijftien jaar daarvoor even ten zuiden van Best was gegraven als oost/west-verbinding binnen de provincie Noord-Brabant. Vanaf 1933 kwam haaks daarop in zuidelijke richting een vaarverbinding tot stand met Eindhoven, die bij opening in 1938 het Beatrixkanaal ging heten. Ten westen daarvan bouwde men tezelfdertijd een regionaal vliegveld, dat tot de eeuwwisseling bekend stond als Welschap, maar sindsdien Eindhoven Airport genoemd wordt. Bata kocht een gebied van honderdzestig hectare dat omsloten werd door de spoorlijn Eindhoven-Den Bosch in het oosten, het Wilhelminakanaal in het noorden en het Beatrixkanaal in het westen. De oostelijke helft daarvan was bestemd voor het industriecomplex, de westelijke voor het fabrieksdorp.

De fabrieksgebouwen werden conform de opzet van het productieproces geordend in vijf stroken die noord/zuid georiënteerd waren. De meest westelijke strook bestond uit drie gebouwen van drie bouwlagen waar de kantoren, de schoenenfabriek en de kousenfabriek in waren ondergebracht. Daarachter bevonden zich fabrieken en magazijnen voor leder, rubber en verpakkingsmateriaal. Alle gebouwen waren verbonden via een rastervormig stratenpatroon en grondstoffen die per trein werden aangevoerd konden via een raccordement ‘aan de voordeur’ worden afgeleverd. Geheel in lijn met de functionalistische principes bestonden de fabrieksgebouwen uit een betonskelet, bekleed door gevels met grote raampartijen voor een maximale lichtinval. Ruime werkzalen zonder binnenmuren maakten een flexibele indeling mogelijk, waarbij men enkel rekening diende te houden met de dragende kolommen. De magazijnen hadden slechts één verdieping met een kapconstructie van staal en hout. Om de grote hoeveelheid afvalwater af te voeren waarmee het fabricageproces gepaard ging, kwam er een leidingnet naar de vloeivelden ten oosten van de spoorlijn. Dankzij de overheersend westenwind had men zo nauwelijks stankoverlast. Daarnaast diende het als bemesting voor de ‘Bata-boerderij’ die eveneens onderdeel uitmaakte van het project.Best (4)Afbeelding 4: De schoenenfabrieken in Best zijn in dezelfde functionalistische stijl ontworpen als die van de andere industriecomplexen van Bata.

Tussen fabriekscomplex en dorp lag een brede groene zone om het onderscheid tussen beide functies te benadrukken. Naast honderddertig twee-onder-een-kapwoningen telde de kolonie ook een paar gezellenhuizen voor ongetrouwde medewerkers. Er waren verschillende type dubbelwoningen, al naar gelang het huisvesting betrof voor hoger- of lager personeel. De zeven jaar durende bouwperiode van het dorp (1933-1940) viel uiteen in twee fases. Het oostelijke deel heeft min of meer dezelfde strakke structuur als het fabrieksterrein (Amsterdamstraat, Internaatstraat en Zwikkerstraat), terwijl de rest volgens het tuinwijkprincipe werd opgezet met bochten in de straten (Lederstraat, Stanserstraat, Schoenmakerstraat, Looierstraat en Wilhelminakanaalstraat). De Batalaan vormde de centrale as van de woonkolonie die, aan de twee directiewoningen voorbij, naar de fabriekspoort leidde. Alle personeelswoningen waren in modelstandaarden uitgevoerd zoals architect Antonin Vítek ze ook voor Batapolis in Zlín had ontworpen in een zakelijke, functionele stijl. De hoofdvorm bestond uit twee bouwlagen, gemetseld in roodbruine baksteen en voorzien van een plat dak met overstekende randen. Luifels, ronde vensters en betonnen zitbanken tegen de gevel moesten voor enige variatie zorgen, terwijl de huizen voor het kantoorpersoneel beschikten over schuurtjes of zelfs garages. Eveneens hadden alle woningen een badkamer en waren ze aangesloten op stromend water, gas en elektriciteit. Gebruik van de tuinen voor verbouw van groenten was niet toegestaan. Ze waren bedoeld als siertuin en mochten naast bloemen enkel met ligusterhagen beplant worden.

Ingesloten door beide kanalen en de spoorlijn lag Batadorp geïsoleerd van de dorpskom van Best. Aanvankelijk was er alleen aan de zuidzijde een toegangsweg die aansloot op de weg langs het Beatrixkanaal naar Eindhoven. Deze was voorzien van een slagboom die onder toezicht stond van een eigen bewakingsdienst van Bata. Dit besloten karakter moest bijdragen aan de totstandkoming van een gemeenschapszin onder de bevolking, die gebruik kon maken van een school, winkel, kapsalon, restaurant en dokterspraktijk. Ter ontspanning was er een bioscoopzaaltje, sportterrein en werd het lidmaatschap van verenigingen gestimuleerd. Binnen dit streven om volledig zelfvoorzienend te zijn paste ook de aanleg van een boerderij ten zuiden van het dorp met akkers en weilanden. Overigens woonde slechts een gedeelte van het personeel in Batadorp. Veel werknemers kwamen dagelijks te voet, met de fiets of per bus of trein naar het industriecomplex. Voor de treinforensen kwam er in 1941 een speciale halte aan de spoorlijn. Eind jaren veertig werd door de bouw van een brug over het Wilhelminakanaal het isolement enigszins doorbroken. Deze sloot aan op de Julianaweg, die naar het dorpshart van Best voerde en onderdeel uitmaakte van uitbreidingwijk Wilhelminadorp.Best (5)Afbeelding 5: Woningen voor het kantoorpersoneel beschikten over een doorlopende luifel en een schuur of garage.

Gedurende de twee naoorlogse decennia beleefde Batadorp haar gloriejaren met werkgelegenheid voor ruim tweeduizend mensen in de fabrieken, die schoeisel produceerden dat via zo’n honderdvijftig  Bata-winkels in Nederland zijn weg vond naar de klanten. Tot een uitbreiding van Batadorp is het niet meer gekomen, hoewel het bedrijf daarvoor oorspronkelijk wel extra grond had aangekocht. Werknemers die dicht bij hun werk wilden wonen konden in Wilhelminadorp terecht en de voorzieningen van die wijk, waaronder een kerk, werden ook bezocht door de inwoners van Batadorp. De grootste ingreep die het gebied onderging was begin jaren zeventig de aanleg van een verkeersknooppunt dat de autosnelwegen A58 (vanuit het westen) en A2 (vanuit het noorden) met elkaar verbindt. Batadorp is daarom bij de meeste Nederlanders bekend vanwege dit knooppunt dat eveneens die naam draagt, en niet vanwege het fabrieksdorp. Door deze barrière is de toegang vanuit zuidelijke richting tegenwoordig beperkt tot een fietspad langs het Beatrixkanaal.

De concurrentie van de schoenenindustrie in de Zuid-Europese landen met hun destijds nog lage loonniveau dwong Bata tot ingrijpende maatregelen. Onder de naam Bata Industrials ging het bedrijf zich in Best vanaf 1970 specialiseren in veiligheidsschoenen, wat als consequentie had dat de werkgelegenheid terugliep tot slechts tweehonderd arbeidsplaatsen. Het industriecomplex veranderde in een gewoon bedrijventerrein, waarvan alleen nog  het kantoorpand en de schoenen- en kousenfabrieken bij Bata in gebruik bleven. De laatste Bata-winkel van Nederland ging in 1996 dicht en de Bata Superstore in een van de voormalige fabrieksgebouwen is vandaag de dag de enige waar klanten nog terecht kunnen. Ook het omvangrijke woningbezit paste niet meer binnen de bedrijfsstrategie en in 1978 verkocht Bata haar dorp aan de gemeente Best. Die wist de meeste huizen aan hun bewoners te verkopen, wat tot gevolg had dat aan- en uitbouwen en erfscheidingen sindsdien het originele karakter enigszins hebben aangetast. Ook de sloop van de directeurswoning, boerderij en gezellenhuizen heeft daartoe bijgedragen. De verlening van de status van ‘beschermd dorpsgezicht’ in 2016 betekende van rijkswege een erkenning van de bijzondere monumentale waarde van Batadorp, met de bedoeling om dit voor de toekomst zoveel mogelijk te bewaren.Best - Bata (1)Afbeelding 6: Bata Industrials is nog steeds gevestigd in het oorspronkelijke kantoor en de gebouwen van de schoenen- en kousenfabriek.