Veenendaal

Veenendaal (3)Afbeelding 1: Tot 2006 was sigarenproducent Ritmeester nog actief in dit fabrieks-gebouw aan de Kerkewijk in Veenendaal. Sindsdien doet het onder de naam ‘De Sigarenfabriek’ dienst als bedrijfsverzamelgebouw.

Hoewel de Gelderse Vallei, gelegen tussen de Utrechtse Heuvelrug in het westen en de Veluwe in het oosten, nog altijd een sterk agrarisch karakter heeft, ontkwam ook dit gebied in de vorige eeuw niet aan de voortschrijdende industrialisatie. Door de geïsoleerde ligging was de strenggelovige protestantse bevolking er al eeuwenlang gewend om haar eigen boontjes te doppen en daar was een bovengemiddelde ondernemingszin uit ontstaan die er ook vandaag de dag nog heerst. Om meer te verdienen aan wat het land voortbracht ontstond er een bloeiende huisnijverheid waarmee grote gezinnen hun inkomen verdienden en waar later talloze familiebedrijven uit voortkwamen. In Veenendaal was één familie hier zó succesvol in dat ze fabrieken liet bouwen, waardoor het dorp zelfs het karakter van een industriestadje kreeg. Van Schuppen was hun naam en alles draaide om wol en tabak. Nadat de turfwinning rond 1700 ten einde was gekomen ging men in Veenendaal de wol van de Veluweschapen spinnen en de tabak van de Utrechtse Heuvelrug kerven.

Dirk Stevenszoon van Schuppen begon als één van de vele wolkammersbazen, maar wist zijn bedrijf halverwege de negentiende eeuw uit te bouwen tot een fabriek: de Veenendaalsche Sajet- en Vijfschachtenfabriek v/h Wed. D.S. van Schuppen en Zn. Landelijk bekend werd de onderneming echter dankzij haar merknaam Scheepjeswol die tot 1986 in Veenendaal geproduceerd werd. Ondanks de sterke groei van het bedrijf in haar beginjaren was er niet voor alle nazaten een leidinggevende positie in weggelegd en zij gingen hun geluk beproeven in de tabaksverwerking die door de opkomst van de sigaar ongekende kansen bood. De merknamen die hun fabrieken gingen voeren werden eveneens een begrip in Nederland: Ritmeester, Panter en Schimmelpenninck. Van de industriële bedrijvigheid die de Van Schuppens voortbrachten resteert in Veenendaal nu enkel nog Carbogen Amcis, een chemiebedrijf dat oorspronkelijk vitamine-D en andere producten uit wolvet maakte en al vele malen van eigenaar en naam is verwisseld. Het industrieel erfgoed beperkt zich tot de sigarenfabriek van Ritmeester, dankzij het feit dat de productie er, weliswaar op bescheiden schaal, tot na de laatste eeuwwisseling is voortgezet. Een groot deel van het complex zal komende jaren plaatsmaken voor de nieuwbouwwijk Ritmeesterkwartier, maar het monumentale fabriekspand aan de Kerkewijk uit 1913 blijft behouden als bedrijfsverzamelgebouw ‘De Sigarenfabriek’.Veenendaal (5)Afbeelding 2: Het fabriekscomplex van Scheepjeswol kwam in 1989 onder de slopershamer om plaats te maken voor winkelcentrum De Scheepjeshof. Aan het textielverleden van Veenendaal herinneren alleen nog restanten van Wol- en Kousenfabriek Hollandia die tegenwoordig onderdeel vormen van ‘De Cultuurfabriek’: een clustering van de openbare bibliotheek, het museum en de kunstuitleen van Veenendaal.

Halverwege de negentiende eeuw waren er in Veenendaal dankzij de tabaksteelt op de Utrechtse Heuvelrug  weliswaar honderden kerverijen actief, geschikt voor maken van sigaren was hun product echter niet. Het was enkel pruim-, snuif- en pijptabak wat ze voortbrachten en de tabak voor sigaren moest van ver worden aangevoerd. Daar kwam Jochem van Schuppen achter toen hij voor zijn werkgever in Nederlands-Indië rondreisde op zoek naar kwaliteitstabak. Omdat voor deze kleinzoon van Dirk geen plaats was binnen de textielfabriek was hij tijdelijk in dienst getreden van een tabaksplantage in Amerongen, maar het ondernemersbloed deed hem na terugkomst al snel besluiten om voor zichzelf te beginnen. Dankzij de opgedane kennis was hem duidelijk dat een tabakskerverij onvoldoende toekomstperspectief bood en daarom richtte hij in 1889 samen met zijn oudere broer Marinus de Van Schuppen’s Tabak- en Sigarenfabriek ‘De Nijverheid’ op. Naast een vaste kern van sigarenrollers in de fabriek bleven ze ook nog lang een beroep doen op een groot aantal thuiswerkers. Van Schuppen verkocht hen de ruwe tabak om er een week later kant-en-klare sigaren voor terug te kopen.

De zaken gingen zo voorspoedig dat in 1913 een groter fabriekspand moest worden betrokken om de ruim tweehonderd werknemers te huisvesten. Het nieuwe gebouw aan de Kerkewijk werd ontworpen door de plaatselijke architect van Kreel die ook de naastgelegen directeursvilla tekende. Bestaande uit vier verdiepingen achter een representatieve voorgevel herbergde het naast de productieafdelingen ook het bedrijfskantoor. Dat was gevestigd op de eerste verdieping, waarvan nog altijd een glas-in-loodraam met de beeltenis van een Javaanse tabaksplukker getuigt. Tevens sorteerde men hier de sigaren op kwaliteit alvorens ze te verpakken. Een verdieping hoger was de eigenlijke sigarenmakerij en op de zolderverdieping de zogenaamde ringerij waar men de merkbandjes aanbracht. Na verloop van tijd was de vraag echter zo gestegen dat directie een sheddak liet aanbrengen om ook op deze verdieping sigarenmakers aan het werk te kunnen zetten. Het souterrain diende als opslagplaats voor de ruwe tabak en als ketelhuis voor de grote droogkamer die zich er direct boven bevond. Met stalen draagbalken en ramen in ijzeren sponningen was het voor zijn tijd een modern industriegebouw.Veenendaal (1)Afbeelding 3: Beeldmerk van Ritmeester Sigaren. Het jaartal 1887 verwijst naar allereerste begin van Jochem van Schuppen’s ondernemerschap, bijna dertig jaar voordat het merk Ritmeester het licht zag.

Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog liet de productie aanvankelijk nog een stijging zien. Het neutrale Nederland mobiliseerde haar leger en het roken van sigaren was voor de militairen een aangename manier om de tijd te doden. Uit die periode dateert ook de merknaam Ritmeester, zoals een kapitein binnen de cavalerie werd aangeduid. Eskadrons van dit krijgsmachtonderdeel waren in en rond Veenendaal ingekwartierd, maar voor de beeltenis op de sigarenbandjes en kistjes greep men terug op een officier van meer dan twee eeuwen daarvoor. Model stond namelijk de Franse edelman Henri Buat, ritmeester in het Staatse Leger, die zijn betrokkenheid bij een poging om Willem III binnen de Republiek der Zeven Provinciën aan de macht te brengen in 1666 met de doodstraf moest bekopen. Ondanks de populariteit van het sigarenmmerk is het verhaal van deze ‘martelaar voor Oranje’ er overigens nooit echt bekend door geworden.  De fabriek van de Gebroeders van Schuppen kreeg in de volksmond al snel eveneens de naam Ritmeester, maar officieel was dat pas vanaf 1930 het geval.

Naarmate de oorlog vorderde werd het steeds moeilijker om aan de benodigde grondstoffen te komen. De schaarste deed de prijs van ruwe tabak sterk stijgen en iedere producent kon slechts een beperkte hoeveelheid kopen. Niettemin wilden Jochem en Marinus van Schuppen geen concessies doen aan de kwaliteit, hetgeen hun klanten konden waarderen. Hoewel de firma in 1920 overging in een Naamloze Vennootschap, bleven vrijwel alle aandelen in handen van beide broers. Dat ze er hiermee voor kozen om als familiebedrijf verder te gaan bleek toen eind jaren twintig zowel twee zoons van Jochem (Wout en Frans) als van Marinus (Frans en Henk) aan de slag gingen binnen Ritmeester. De onderneming had toen net een moeilijke tijd achter de rug als gevolg van de verhoging van de tabaksaccijns met tien procent. De broers gokten erop dat hun klanten wederom voor kwaliteit zouden kiezen en daarvoor bereid waren een hogere prijs te betalen. Dat pakte ditmaal anders uit en noodgedwongen schakelden ze over op goedkopere tabak om met lagere prijzen hun marktaandeel terug te veroveren. Daarnaast drongen ze de kosten van de productie terug door deze gedeeltelijk te mechaniseren. Als één van de eerste in Nederland liet Ritmeester zogenaamde ‘bosjesmachines’ installeren. Deze waren in staat om in hoog tempo het ‘binnengoed’ in het omblad aan te brengen, waarna het dekblad hier alsnog handmatig omheen werd gevouwen om zeker te zijn van een mooie afwerking. Het was een gouden greep, want in vijf jaar tijd kon de productie hierdoor groeien van tien naar dertig miljoen sigaren per jaar.

Het was niet alleen dankzij deze mechanisatie maar ook door productontwikkeling dat Ritmeester tegen de economische depressie in doorgroeide. In 1933 introduceerde het bedrijf namelijk de ‘Bolknak’ die in no-time populair werd bij mensen met aanzien zoals artsen, ondernemers, notabelen, advocaten en geestelijken. Kenmerk van de bolknak is dat meeste tabak zich in het vuureinde bevindt, waardoor de roker direct na het aansteken het volle genot ervaart. Bovendien was hierdoor de ‘trek’ aanzienlijk beter dan bij de tot dan toe veel gerookte tuitknak, hetgeen een mooiere askegel opleverde. Het grote publiek zag hoe chic het sigarenroken kon zijn en stapte massaal over op de bolknak, ondanks het feit dat deze acht cent duurder was. Terwijl in de Veenendaalse textielindustrie talloze ontslagen vielen nam het personeelsbestand van Ritmeester in zes jaar tijd toe van ruim driehonderd tot bijna zeventienhonderd werknemers. Zij deden hun werk in grote shedhallen die op het achtterrein van de fabriek gebouwd werden.Veenendaal (2)Afbeelding 4: Fabrieksuitbreiding met shedhallen als gevolg van het succes van de bolknak. De regering had in 1936 ter stimulering van de werkgelegenheid een mechanisatieverbod afgekondigd voor de sigarenindustrie, waardoor het personeelsbestand van Ritmeester nóg sterker opliep.

Het succes van Ritmeester inspireerde een nieuwe generatie van de familie Schuppen om eveneens als fabrieksondernemer actief te worden in de sigarenbranche. Zo startten Jochems zonen Henk en Joop in 1919 de Stoomtabaks- en sigarenfabriek Sumatra H.&J. van Schuppen. In eerste instantie beperkten zij zich tot een kerverij, waarin Joop verantwoordelijk was voor organisatie en techniek en Henk voor verkoop. Vanwege de tegenvallende winstgevendheid besloten ze enkele jaren later in overleg met hun vader om ook sigaren te gaan maken, maar dan van een kleiner formaat: de Señorita’s en Bouquets. Dit bleek een gelukkige greep te zijn en net als bij Ritmeester bleven ook hun zaken crescendo verlopen tijdens de crisisjaren, maar dan onder de merknaam ‘Panter’. Toen in 1935 hun personeelsbestand was uitgegroeid tot zo’n vierhonderd sigarenmakers ontstond er behoefte aan een groter fabriekspand. Door het faillissement van textielproducent Roessingh was er een groot fabriekscomplex vrijgekomen dat eveneens aan de Kerkewijk lag, maar dan aan de westkant van de spoorlijn. Zowel Ritmeester als Panter namen een gedeelte in gebruik van wat men in de volksmond ‘de nieuwe fabriek’ noemde. Vandaag de dag resteert er van dit complex enkel de directeursvilla en het kantoorgebouw met Art-Deco-elementen en een fraaie ingangspartij (Kerkewijk 113 en 115).

Twee andere zonen van Jochem, Gert en Jan, richtten in 1924 in het naburige Wageningen sigarenfabriek Schimmelpenninck op, genoemd naar de gelijknamige raadspensionaris ten tijde van de Bataafse Republiek. Met bijzondere melanges, luxe verpakkingen en veel aandacht voor klantrelaties bediende Schimmelpenninck het hogere marktsegment. Aangezien Ritmeester grote, en Panter kleine sigaren produceerden voor het grote publiek, was er nauwelijks sprake van onderlinge concurrentie tussen de drie sigarenfabrieken van de familie Van Schuppen. Hierdoor bleef er een goede verstandhouding binnen de familie bestaan en kocht men zelfs gezamenlijk tabak in. Net als Ritmeester en Panter floreerde ook Schimmelpenninck in de jaren dertig en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog vervaardigden ruim zevenhonderd werknemers er zo’n tweeëndertig miljoen sigaren.

In 1926 was het tenslotte de beurt aan Kees van Schuppen om voor zich zelf te beginnen. Maar deze achterneef van Jochem en Marinus had er toen al een dienstverband van ruim dertig jaar op zitten binnen Ritmeester, waar hij zich ontwikkeld had tot een uitstekende tabakskenner. De merknaam ‘Cavansa’ die hij ging voeren was een samentrekking van de beginletters van zijn voor- en  achternaam (C van Cornelis, S van Schuppen). Net als die van Ritmeester en Panter lag ook zijn fabriek aan de Kerkewijk (even ten oosten van de spoorwegovergang), maar in omvang was ze een stuk kleiner: zo’n honderdtwintig werknemers produceerden er op jaarbasis vier miljoen sigaren. Niettemin verdiende Kees er genoeg mee om ook in een chique villa naast zijn fabriek te gaan wonen.Veenendaal (4)Afbeelding 5: In 1935 vestigden zowel Ritmeester als Panter zich in de fabrieksgebouwen van het failliete textielbedrijf Roessingh.

De Tweede Wereldoorlog verliep voor de Veenendaalse sigarenindustrie een stuk dramatischer dan de Eerste. Het gebrek aan grondstoffen manifesteerde zich al veel eerder en tegen het einde van de bezetting waren er van de veertig fabrieken nog maar veertien over. Omdat Wageningen tijdelijk frontstad was werd de fabriek van Schimmelpenninck zelfs grotendeels verwoest. Bovendien verdrong na de oorlog de, door de Amerikaanse bevrijders gerookte, sigaret de sigaar al snel uit het straatbeeld. Op Cavansa na, dat al in 1954 zijn deuren moest sluiten, wisten de andere drie het toch nog decennialang vol te houden, zij het met krimpende omzetten. Panter ontkwam in 1977 nipt aan het faillissement doordat het door Douwe Egberts werd overgenomen, terwijl Schimmelpenninck in 1972 in handen kwam van het Britse Carreras-Rothman, dat het bedrijf uiteindelijk in 2000 ontmantelde. Ritmeester ging vanaf 1989 onderdeel uitmaken van het Zwitserse tabaksconcern Burger Söhne en beëindigde haar productie als laatste in 2006.Veenendaal (6)Afbeelding 6: Een sigaar met de kracht van een panter.