Afbeelding 1: De toegangspoort van Sidol-Werke in Keulen-Braunsfeld. De voormalige chemische fabriek maakt nu onderdeel uit van wooncomplex ‘Park Linné’ dat vierhonderd appartementen telt.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de chemische industrie door het grote publiek vooral geassocieerd wordt met stankoverlast, en niet geheel ten onrechte. Op het eerste gezicht zal het daarom verbazen om de plaatsnaam Keulen in deze rubriek aan te treffen, want de Domstad aan de Rijn staat toch juist bekend om de aangename geur van ‘4711’. Ter geruststelling, ook deze reportage is grotendeels gewijd aan een fabriek met rokende schoorstenen en verdachte dampen, maar we kunnen er niet omheen om in deze inleiding enige aandacht te besteden aan het ‘Keulse Water’, ofwel ‘Eau-de-Cologne’. Want ook de productie van dit luxeartikel bereikte in de negentiende eeuw een omvang die de bouw van een fabriek rechtvaardigde. Die verrees in 1874 op een industrieterrein tussen de Venloer- en Vogelsangerstraße in de westelijke buurgemeente Ehrenfeld, thans een stadsdeel van Keulen. Nadat de fabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog als gevolg van geallieerde luchtbombardementen volledig verwoest was, kwam er in de jaren vijftig een geheel nieuw complex tot stand, dat dankzij een ontwerp in hoogwaardige architectuur een representatieve uitstraling kreeg. Het is opgetrokken uit staal en beton, met glasfaçaden waarin turquoise panelen en vergulde gevellijsten het kleurenschema van ‘4711’ etaleren. Meest in het oog springend is het halfronde expeditie-gebouw met luifel, waaronder de vrachtwagens beladen werden met verzendingen voor de klanten. De naastgelegen zeepfabriek kenmerkt zich door sheddaken die S-vormig in plaats van zaagtandvormig zijn, ten einde de lichtinval te optimaliseren. Het was een schepping van de Keulse wederopbouwarchitect Wilhelm Koep en de producent van ‘4711’, Kölnisch-Wasser Fabrik Ferdinand Mühlens, is er tot 1991 actief gebleven. Een jaar later kreeg het complex de monumentenstatus, waarna de gebouwen een renovatie ondergingen om ze geschikt te maken voor een nieuwe bestemming. Tegenwoordig zijn er uiteenlopende organisaties in gevestigd, waaronder een reclamebureau (Denkwerk GmbH), evenementenhal (Barthonia), optiekzaak (Fischer) en een filiaal van de Postbank in de voormalige zeepfabriek.Afbeelding 2: Het ‘4711-complex’ in Keulen-Ehrenfeld met het halfronde expeditie-gebouw (midden) en de zeepfabriek met S-vormige sheddaken (links).
Ehrenfeld grenst in zuidelijke richting aan het stadsdeel Braunsfeld, dat zijn naam dankt aan de ondernemer Ferdinand Leopold Braun. Hij bezat er vanaf 1845 enkele steenfabrieken (Ziegeleien) en bouwde er een dorpje voor zijn arbeiders waaraan in 1864 officieel zijn naam werd verbonden. Verdere industrialisering liet nog tot 1903 op zich wachten, toen Orivit AG zich aan de Eupener Straße vestigde. Dit bedrijf vervaardigde bronzen sier- en gebruiksvoorwerpen in de toen populaire Jugendstil en had hiermee de hoofdprijs gewonnen op de Parijse wereldtentoonstelling van 1900. Daarnaast verrees in 1911 de nieuwe fabriek van Siegel & Co. Deze onderneming was in 1903 in Keulen opgericht door Oskar Siegel en Eugen Wolff met als doel om reinigings- en oplosmiddelen te produceren en verkopen. Met name hun metaalpoetsmiddel ‘Sidol’ was zo succesvol dat ze voor capaciteitsuitbreiding naar Braunsfeld moesten uitwijken. De fabriek aan de Eupener Straße kwam bekend te staan als ‘Sidol Werke’. Na de Eerste Wereldoorlog groeide het assortiment snel met nieuw ontwikkelde reinigings- en verzorgingsproducten, waaronder de boenwas ‘Sigella’, schoensmeer ‘Lodix’ en schuurmiddel ‘Sirax’. De verpakkingsafdeling bestond tot dan toe nog grotendeels uit handwerk en om deze te kunnen mechaniseren besloot de directie halverwege de jaren twintig haar bedrijfscomplex sterk uit te breiden. Dit was mogelijk omdat destijds met vooruitziende blik een extra groot terrein aan de Eupener Straße was aangekocht. Voor het ontwerp werd een beroep gedaan op architect Otto Müller-Jena, die sinds 1900 naam had gemaakt met tal van woon- en bedrijfsprojecten in Keulen en omgeving. Tussen 1921 en 1924 waren ook in Braunsfeld enkele villa’s gebouwd die door hem getekend waren en mogelijk dat Siegel en Wolff zo met hem in contact zijn gekomen.Afbeelding 3: Naast ‘Sidol’ waren ook ‘Sigella’, ‘Sirax’ en ‘Lodix’ merknamen waaronder Siegel & Co. haar producten verkocht.
De opdracht bestond uit een nieuw ketelhuis met bunkergebouw voor bruinkool, machinekamer, watertoren, chemisch laboratorium, blikslagerij, smelterij voor wasachtige verbindingen en een drukkerij voor verpakkingen. De chemische procesvoering vereiste ondergrondse opslagtanks voor brandbare oplosmiddelen, een met stoom verwarmd leidingstelsel tussen de mengketels en de gietmachines en compressorkoelsystemen voor de afvulstations. Uit veiligheidsoogpunt werden brand- en explosiegevaarlijke activiteiten in afzonderlijke gebouwen ondergebracht en de watertoren diende niet alleen voor opslag van koelwater, maar had een extra groot volume om in geval van nood tevens bluswater te kunnen leveren. In tegenstelling tot de in het Rijnland gebruikelijke baksteenbouw koos Müller-Jena voor een ontwerp in staal en beton, bestaande uit witgepleisterde kubische bouwvolumes met overstekende dakranden en voorzien van horizontaal georiënteerde raampartijen. Daarmee paste hij een aantal principes van het ‘Nieuwe Bouwen’ toe, zoals ze sinds 1919 door de Bauhaus-architectuurbeweging geformuleerd waren. De gestandaardiseerde bouwwijze in gewapend beton was een wezenlijke vereiste voor de rationalisering van het productieproces, omdat het de nodige flexibiliteit verschafte om machines en transportbanden te verplaatsen als materiaal- en productstromen veranderd moesten worden. Door de grotere draagkracht van het nieuwe bouwmateriaal beton konden namelijk ruimere productiehallen zonder binnenmuren gerealiseerd worden. Bij voltooiing van het complex in 1927 was de vakpers lovend over de architectonische prestatie die hier geleverd was. Toch kreeg dit moderne fabrieksontwerp geen navolging in Keulen en omstreken, waar de vooroorlogse industriebouw gedomineerd bleef door baksteengebruik.Afbeelding 4: Het fabriekscomplex van Sidol geldt als toonaangevend voorbeeld van het ‘Nieuwe Bouwen’ binnen de industrie-architectuur, hoewel het in het Rijnland nauwelijks navolging kreeg.
Eind jaren dertig bedroeg het personeelsbestand van Siegel & Co. vierduizend werknemers en had het bedrijf filialen in Amsterdam, Brussel, Barcelona, Florence, Lissabon en Warschau. De leiding was inmiddels in handen van Franz Benno Wolff, de oudste zoon van grondlegger Eugen Wolff, die de onderneming ook door de oorlogsjaren moest loodsen. Net als de meeste andere grote bedrijven zette ook Siegel & Co. in die periode op grote schaal dwangarbeiders in om haar aan het front dienende werknemers te vervangen. Wonderbaarlijk genoeg bleef de schade als gevolg van geallieerde luchtbombardementen beperkt tot verwoesting van de bakstenen fabrieksgebouwen uit 1911. Dat bood de gelegenheid om bij de wederopbouw dezelfde stijl te hanteren als die van de gebouwen uit de jaren twintig. Architect Valentin Pollack werd met deze opdracht belast. Hij ontwierp een nieuwe expeditiehal, een transformatorgebouw ter vervanging van de machinekamer en twee kantoorpanden van vier bouwlagen hoog. Laatstgenoemde gebouwen voorzag hij van twee ronde entreepaviljoens die tevens als portierloge dienden voor de toegang tot het fabrieksterrein. In 1969 fuseerde Siegel & Co. met zeepproducent Thompson uit Düsseldorf tot Thompson-Siegel GmbH. Van dit bedrijf is eveneens industrieel erfgoed behouden gebleven, met daarin onder andere een restaurant onder de naam ‘Seifenfabrik Dr. Thompson’s’. Een volgende consolidatieslag in de schoonmaakmiddelenindustrie liet niet lang op zich wachten, want al in 1971 kwam dit fusiebedrijf in handen van het eveneens in Düsseldorf gevestigde Henkel GmbH. Halverwege de jaren tachtig werd de productie van Braunsfeld naar Düsseldorf verplaatst en kwamen de gebouwen leeg te staan. Om verval te voorkomen verhuurde men delen als atelier aan kunstenaars en als bedrijfsruimte aan zelfstandige ondernemers.Afbeelding 5: Eén van de fabrieksgebouwen kort na de opheffing van Siegel & Co. in de jaren tachtig. Aan de ‘Firmenhinweis’ (rechts) is te zien dat er destijds uiteenlopende kleinbedrijven in gevestigd waren.
Na de eeuwwisseling begon men het industriegebied van Braunsfeld te transformeren, waarbij een gedeelte de bestemming van technologiepark kreeg. In 2010 viel het besluit om een oppervlak van vijf hectaren, waaronder het terrein van Sidol-Werke, om te vormen tot een woonwijk. Het behoud van de beeldbepalende fabrieksgebouwen was ondertussen gegarandeerd door ze tot monument te verklaren en na een ingrijpende renovatie werden ze heringericht met kantoren en bedrijfsruimten. Een aantal recentere loodsen en hallen werden wel afgebroken en maakten plaats voor appartementsgebouwen die in een enigszins op het fabriekscomplex gelijkende stijl werden opgetrokken. De naamgeving van deze nieuwe woonwijk, Park-Linné, moet het groene karakter ervan benadrukken. Linné is de achttiende-eeuwse botanicus uit Zweden die bij ons beter bekend is als Linnaeus en ook de straten hebben er namen gekregen van wetenschappers die zich bezighielden met alles dat groeit en bloeit.
Om toch ook nog een verwijzing naar het chemische verleden van deze locatie te maken is er één straat genoemd naar een wetenschapper uit dit vakgebied. In Duitsland is dat niet eenvoudig, want aan veel chemici uit het verleden hangt nu eenmaal een ‘verdacht luchtje’. Zo kwam men uit bij de vrij onbekende Clara Immerwahr. Deze Pools-Joodse vrouw studeerde kort voor 1900 scheikunde aan de universiteit van, het toen nog Duitse, Breslau. Daar promoveerde ze niet alleen, maar leerde ze ook Fritz Haber kennen, waarmee ze in het huwelijk trad. Onder chemici is Fritz Haber bekend als uitvinder van het industriële proces om ammoniak te maken, een belangrijke grondstof voor kunstmest. Maar historici kennen hem vooral vanwege zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de strijdgassen die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden ingezet. Clara voerde daar in het openbaar protest tegen, wat tot grote spanningen in de relatie leidde. Het bracht haar tot wanhoop, waardoor ze geen andere uitweg zag dan zich van het leven te beroven met het pistool van haar man. Die was daar bepaald niet van onder de indruk en vertrok diezelfde dag nog naar het front om een nieuwe gasaanval bij te wonen. De Clara Immerwahr-Weg in Keulen-Braunsfeld moet de herinnering aan deze vrouw levend houden.Afbeelding 6: De vooruitstrevende architectuur van het fabriekscomplex was voor de directie van Siegel & Co. reden om het af te laten beelden op de omslag van haar bedrijfsbrochures.