Afbeelding 1: De voormalige brouwerij in haar huidige toestand, gezien vanaf de Aldegondebaan.
Als vestingstad met een militair garnizoen telde Bergen op Zoom vijftien à twintig brouwerijen die verenigd waren in het gilde De Poorterij. Dat aantal lag in de middeleeuwen nog aanzienlijk lager, toen de stad bier zelfs invoerde uit het omringende buitenland om op de bekende jaarmarkten te kunnen schenken. Doordat de tachtigjarige oorlog de handel ineen deed schrompelen en de afsluiting van de Schelde naar Antwerpen heropleving hiervan nadien verhinderde, groeide het aantal brouwerijen naar de eerder genoemde aantallen. Een eerste aanzet hiertoe was overigens al een eeuw eerder gegeven door de Markies van Glymes. Deze liet vanaf 1558 in De Blauwe Hand zijn eigen bier brouwen en de kwaliteit hiervan tot de nieuwe standaard verheffen. Daarnaast verplichtte hij de dorpen in het Markiezaat om enkel bier uit Bergen op Zoom af te nemen en stimuleerde hij toeleverende ambachten als kuiperijen en mouterijen. De neergang van de biernijverheid aan het einde van de achttiende eeuw zette zich in Bergen op Zoom overigens al wat eerder in. De status van frontierstad met een militair garnizoen betekende gegarandeerde klandizie voor de brouwers in vredestijd, maar ook dat de stad potentieel doelwit was in tijden van gewapend conflict. Dat bleek wel in 1747 toen de stad belegerd werd door de Fransen en zware schade opliep door bombardementen, die ook enkele brouwerijen troffen. De verovering van de stad, die nog nooit was ingenomen en daarom ook wel ‘de maagd’ genoemd werd, was internationaal nieuws. Meerdere bronnen meldden als mogelijke verklaring voor deze nederlaag dat veel soldaten door het uitzichtloze beleg, maar een overvloedige biervoorraad, in toestand van permanente dronkenschap verkeerden. Toen de rookwolken waren opgetrokken resteerden er slechts acht brouwerijen, een aantal waarin gedurende een eeuw weinig verandering kwam.Afbeelding 2: De brouwerij in 1906 gezien vanaf de parallelweg, met rechts nog net zichtbaar de aarddekking van de lagerkelder.
De groeiende populariteit van het Beierse bier in de tweede helft van de negentiende eeuw gaat aan Bergen op Zoom niet voorbij. Het traditionele, bovengistende bier mag dan tot na de eeuwwisseling in Noord-Brabant blijven overheersen, door de aanwezigheid van veel militairen van ‘boven de rivieren’ ontstaat er behoefte aan dit nieuwe, frisse en heldere bier. Ook de arbeiders in de steeds talrijker wordende fabrieken van de stad laten zich dit bier goed smaken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de belangrijkste industrieel van Bergen op Zoom, Arnoldus Asselbergs, het initiatief neemt om dit bier te gaan brouwen. Samen met Piet van Heijst en Jacobus Dekkers zet hij er een vennootschap voor op onder de naam Bergen op Zoomsche Beijerschbier Brouwerij Asselbergs, Van Heijst & Co. Ze kopen aan de zuidzijde van de stad grond aan van Domeinen, die is vrijgekomen na het slechten van de vestingwerken en naast de spoorlijn naar Zeeland ligt, die op deze plaats in een doorgraving van de Brabantse Wal is aangelegd (ter plaatse Raayberg genoemd).
Van het drietal is Asselbergs de belangrijkste investeerder, Dekkers de financiële man en Van Heijst de brouwer, die dat vak ook al in Waalwijk heeft uitgeoefend. Op een wijze die aan adellijke tradities doet denken wordt de samenwerking bezegeld met een dubbelhuwelijk tussen een zoon en dochter van Asselbergs met een zus en broer van Piet van Heijst. De bouw van de brouwerij begint in 1873 en ze wordt grotendeels opgetrokken uit stenen die afkomstig zijn van de voormalige vestingmuren. Om het bier te kunnen laten gisten en rijpen bij de lage temperaturen die voor de Beierse brouwwijze noodzakelijk zijn, krijgt het gebouw een keldercomplex voor de opslag van natuurijs, ten einde de gewelven met gistkuipen en lagervaten te koelen. Voor de ketels en installaties wordt een beroep gedaan op machinebouwers in het Saksische Chemnitz, de kennis en ervaring van het ondergistend bierbrouwen is afkomstig van vakmensen uit Beieren. Het bedrijf krijgt tevens de beschikking over een eigen mouterij met ijzeren droogvloeren en een ketelhuis om het geheel van stoomkracht en warmte te voorzien. Iedere winter wordt er ijs gehakt uit wat er van de vestinggracht resteert (het Ravelijn) of uit de vennen tussen Bergen op Zoom en Halsteren (de Melanen) en in honderden ritten per paard en wagen aangevoerd, waarna de ijsblokken door de ramen de bierkelder in worden geschoven.
Het Beiers bier uit Bergen op Zoom blijkt al snel een succes en wordt ook in Zeeland en naburige plaatsen in België afgezet. Om aan de vraag te kunnen voldoen ondergaat de brouwerij regelmatig uitbreidingen. In 1887 wordt de bierkelder vergroot en in 1906 volgt de aankoop van een ijsmachine, waarvoor tevens het benodigde vermogen in de machinekamer verhoogd wordt en tien jaar later een nieuwe stoomketel wordt geplaatst. De dagelijkse leiding van de brouwerij is dan inmiddels overgegaan van Piet van Heijst op Antonius Asselbergs. Deze loodst het bedrijf door de moeilijke jaren als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Door het schaarser worden van graan krijgt brood prioriteit boven bier en stokt de aanvoer van het benodigde gerst. Dit zet een trend in gang bij veel brouwerijen met een eigen mouterij om groenten te gaan drogen op hun eest en Asselbergs installeert zelfs snijmachines om de producten kant en klaar aan de detailhandel te kunnen leveren. Met een zelfde vindingrijkheid gaat Antonius Asselbergs zich na de oorlog toeleggen op de bierhandel en neemt ook limonade en mineraalwater in zijn assortiment op. En creativiteit is noodzakelijk, want zoals voor veel andere sectoren keert de overvloedige marktvraag van voor de oorlog niet meer terug. Daar komt bij dat overheidsingrijpen het zaken doen nog eens verder bemoeilijkt. In 1926 is het de Nederlandse regering die met het Bierbesluit hogere kwaliteitseisen oplegt, waar grote brouwerijen gemakkelijker aan kunnen voldoen dan kleinere als die van Asselbergs, Van Heijst & Co. En nadat in 1929 de wereldcrisis is uitgebroken, reageren landen hierop met het afkondigen van protectionistische maatregelen. Asselbergs, Van Heijst & Co. wordt zwaar getroffen door de beperking van de bierimport door België en moet in 1930 noodgedwongen de brouwerij sluiten.
Na de Tweede Wereldoorlog gaat het complex over in handen van de Bergense ondernemer Kees Becht die er onder de merknaam B3 tot 1975 vruchtensappen produceert. Daarna neemt het bedrijf Intraco, dat actief is op gebied van aluminium kozijnen, er zijn intrek en van 2000 tot 2011 maakt onderwijsinstelling Luzac er gebruik van. Ondanks de sloop van het ketelhuis met schoorsteen en plaatsing van enkele aanbouwen, die grotendeels uit glas bestaan, is het oorspronkelijke karakter van het brouwerijgebouw grotendeels bewaard gebleven en om die reden in 2004 toegevoegd aan de rijksmonumentenlijst.Afbeelding 3: Reclameaffiche met een afbeelding van de brouwerij, geflankeerd door het stadswapen van Bergen op Zoom en het familiewapen van het geslacht Van Heijst.