Afbeelding 1: De Kulturbrauerei in Prenzlauer Berg, gezien vanaf de hoek Schönhauser Allee (links) en Sredzkistraße (rechts).
Voordat Berlijn in 1828 voor het eerst kennis maakte met het Beierse bier werd er uitsluitend bovengistend bier gebrouwen dat bekend stond als ‘Berliner Weiße’ en vers getapt werd omdat het slechts beperkt houdbaar was. Het uit Beieren geïmporteerde ondergistend brouwproces maakte het mogelijk om bier langer te bewaren, waardoor brouwerijen het gehele jaar door operationeel konden blijven en een voorraad (‘Lager’) konden aanleggen. Dit ‘Lagerbier’ kwam op het juiste moment, want de stormachtige industriële ontwikkeling die zich gedurende de daaropvolgende decennia in de hoofdstad voltrok lokte vele nieuwe inwoners waarvan de dorst gelest moest worden. Het nieuwe bier dat op fabrieksschaal gebrouwen kon worden domineerde al spoedig de markt en industriemetropool Berlijn groeide ook uit tot één van de grootste biermetropolen van de wereld. Maar liefst tien brouwerijcomplexen zijn geheel of gedeeltelijk behouden gebleven, waarvan er vier inmiddels een nieuwe bestemming hebben gekregen en in deze reportage belicht zullen worden.Afbeelding 2: In de voormalige garages is tegenwoordig het museum van de Kulturbrauerei ondergebracht.
Het zwaartepunt van de hoofdstedelijke bierproductie bevond zich van oudsher in het stadsdeel Prenzlauer Berg. Daar staan nu nog drie voormalige brouwerijen, namelijk die van Schneider, Bötzow en Schultheiß. Laatstgenoemde is nog vrijwel in originele staat gebleven en huisvest tegenwoordig onder de naam Kulturbrauerei uiteenlopende instellingen op dit gebied. Met twintig gebouwen en zes binnenpleinen op een totaaloppervlak van tweeëneenhalve hectare is het een omvangrijk complex dat dankzij een markante architectuur onmiddellijk de aandacht trekt. Daarnaast vormde het de oorsprong van een concern dat op haar hoogtepunt zes brouwerijen en een eigen mouterij omvatte. De basis hiervoor werd gelegd in 1842 toen de apotheker August Heinrich Prell aan de Schönhausser Allee een Lagerkeller in gebruik nam. Het betrof een uitbreiding van zijn Beiers-bierbrouwerij met drinklokaal in de oude binnenstad. Na Prell’s dood in 1853 kwam het bedrijf in handen van Jobst Schultheiß die het bier en de brouwerij zijn later zo bekende naam zou geven. Op zich is dat opmerkelijk, omdat Schultheiß de zaak tien jaar later al weer doorverkocht en bovendien meer ondernemer dan bierbrouwer was. Maar juist die laatste omstandigheid maakte dat hij meer aandacht besteedde aan zijn verkoopnetwerk en naamsbekendheid dan zijn concurrenten en daardoor commercieel gezien op voorsprong kwam.
De nieuwe eigenaar Adolf Roesicke, medebezitter van een gerenommeerde textielfirma, was eveneens branchevreemd en liet de dagelijkse leiding over aan Braumeister Johann Mathias Beck. In deze jaren ging de onderneming zich volledig toeleggen op het brouwen van ondergistend bier, schakelde men over op stoomkracht en kwam door grondaankopen vrijwel het volledige gebied tussen Schönhauser Allee, Knaackstraße en Sredzkistraße beschikbaar voor toekomstige bedrijfsuitbreidingen. De volgende stap in de expansiestrategie werd gezet in 1871 door de omvorming tot een Aktiengesellschaft (naamloze vennootschap), waardoor het aandelenkapitaal in korte tijd met meer dan vijftig procent toenam tot anderhalf miljoen Mark. Hiermee werd het nieuwe brouwhuis (Sudhaus) gefinancierd dat in 1873 aan de Sredzkistraße in gebruik werd genomen. Met de invoering van flessenbier in 1880 en een koelmachine van Linde in 1883 liep de Schultheiß-Brauerei technologisch gezien voorop binnen het onlangs tot stand gekomen Duitse Keizerrijk. Om een samenhangend geheel te maken uit de losse brouwerijgebouwen kreeg architect Franz Heinrich Schwechten in 1887 opdracht om hier een ontwerp voor te leveren. De eerste fase van dit plan kwam een jaar later in uitvoering en behelsde de bouw van een Lagerhalle en Gärhaus (gistruimte) ten oosten van het Sudhaus aan de Sredzkistraße. Daarna kwam de Schönhauser Allee aan de beurt waar een groot woonhuis, een Flaschenlager, Ladehalle (expeditiegebouw) en een Ausschank (drinklokaal) verrezen. De Ausschank met Biergarten werd in korte tijd een populaire uitgaansbestemming voor de Berlijners.Afbeelding 3: De voormalige bottelarij van de Kulturbrauerei is nu onder andere een danscentrum.
Om zijn marktaandeel te vergroten had Adolf Roesicke in 1891 de Tivoli-Brauerei in het stadsdeel Kreuzberg overgenomen en als ‘Abteilung II’ toegevoegd aan zijn onderneming. Vanwege het aanhoudende succes liet een Abteilung III niet lang op zich wachten en in 1896 was deze met de aankoop van de Waldschlösschen-Brauerei in Dessau een feit. En nog voor het einde van de eeuw maakte ook de Borussia-Brauerei in het stadsdeel Niederschöneweide als Abteilung IV onderdeel uit van het Schultheiß-concern. Deze overnames betekenden geenszins dat er aan de bouwprojecten op de thuisbasis een einde was gekomen. Zo verrezen er langs de Knaackstraße een Pich- und Schwankhalle (waar de vaten met bier gevuld werden nadat ze met pek afgedicht waren) en werden de naastgelegen werkplaatsen omgebouwd tot paardenstallen. Nadat in 1902 aan de noordzijde een nieuwe smederij in gebruik was genomen was er een geheel omsloten gebouwencomplex ontstaan dat daarna nog maar weinig veranderingen onderging. Adolf Roesicke heeft de voltooiing nog net meegemaakt voordat hij een jaar later zijn laatste adem uitblies. Zijn overlijden was groot nieuws omdat hij ook jarenlang parlementslid was geweest en bekend stond als een geëngageerd ondernemer die door zijn arbeiders op handen gedragen werd. Zo zorgde hij voor goedkope maaltijden in de kantine en stelde hij naast een werknemersraad ook een sociale ondersteuningskas en bedrijfspensioen in.
In 1904 passeerde de jaarproductie de magische grens van één miljoen hectoliter en nog altijd was er aan de expansie geen einde gekomen, getuige de overname van Brauerei Pfeifferhof in Breslau en de Berliner Unions-Brauerei in respectievelijk 1910 en 1914. Deze brouwerijen gingen daarna onder de vlag van Schultheiß verder als Abteilung V en VI. Niet alle aankopen werden overigens in het concern ondergebracht. Zo werd de Spandauer Bergbrauerei in 1917 direct na verwerving gesloten en was deze transactie enkel bedoeld om deze concurrent uit te schakelen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen tal van kleinere brouwerijen in financiële problemen en grepen de grote hun kans om de markt ‘wat overzichtelijker’ te maken. Door de economische crisis die volgde zag de onderneming zich in 1920 genoodzaakt om te fuseren met de Patzenhofer Brauerei. De Schultheiß & Patzenhofer Brauerei AG die hierdoor ontstond was wereldwijd de grootste producent van ondergistend bier met het hoofdkantoor aan de Schönhauser Allee. Omdat in de jaren twintig de behoefte aan kantoorruimte verder toenam, werd hiervoor een deel van het complex omgebouwd. Daarnaast ondergingen het ketelhuis en de machinekamer een modernisering en kwam er een nieuwe bottelarij om aan de toenemende vraag naar flessenbier te kunnen voldoen.Afbeelding 4: Het ketelhuis van de Tivoli-Brauerei in het stadsdeel Kreuzberg, geflankeerd door één van de nieuwe appartementengebouwen in het Viktoria-Quartier.
Het nationaalsocialistisch regime dat in 1933 aan de macht kwam hechtte grote waarde aan goede contacten met het bedrijfsleven en benadrukte dit door zogenaamde voorbeeldbedrijven aan te wijzen. Dat de grootste brouwerij van het land, met bovendien Berlijn als hoofdzetel, deze status zou krijgen stond wel vast en vanaf 1937 kwam de Schultheiß-Brauerei AG inderdaad bekend te staan als ‘Musterbetrieb’. Net als veel andere bedrijven maakte ook Schultheiß tijdens de Tweede Wereldoorlog op grote schaal gebruik van dwangarbeiders om de bedrijfsvoering op gang te houden. Daarnaast was in de kelders een dependance van Telefunken ondergebracht waar door Oekraïense dwangarbeidsters strategische onderdelen vervaardigd werden. Gedurende de laatste oorlogsdagen deden deze kelders dienst als hoofdkwartier van ‘Festung Berlin’ en waren er in het gehele complex zo’n duizend militairen gelegerd. Toen door de bombardementen de waterleiding was uitgevallen konden de bewoners van Prenzlauer Berg gebruik maken van de tachtig meter diepe waterbron van de brouwerij. Na de capitulatie kwam het stadsdeel in de Sovjetbezettingszone te liggen, met als gevolg dat de brouwinstallaties door Russische demontageploegen gedeeltelijk ontmanteld werden. Nog voor het einde van het jaar werd Schultheiß AG officieel in beslag genomen om enkele jaren later als Volkseigener Betrieb (VEB) binnen de Deutsche Demokratische Republik (DDR) verder voortgezet te worden. De bekende merknaam bleef binnen de DDR gehandhaafd, al kwam in 1967 de productie aan de Schönhauser Allee ten einde. Na ontruiming kwamen de gebouwen, die sinds 1974 onder de Denkmalschutz (monumentenzorg) vallen, in gebruik als sportaccommodatie en meubelgroothandel.
Na de hereniging van 1990 werden een aantal voormalige Schultheiß-vestigingen weer samengevoegd tot een nieuw concern dat bekend staat als Berliner-Kindl-Schultheiß-Brauerei en haar hoofdvestiging heeft in Berlin Alt-Hohenschönhausen. Een jaar later kwam de Kulturbrauerei GmbH tot stand, al liet een grondige sanering van het complex nog tot 1998 op zich wachten. Deze 100 miljoen Euro kostende operatie was in 2000 afgerond, waarna uiteenlopende culturele voorzieningen er hun intrek namen. Het oude gist- en lagergebouw werd ingericht als megabioscoop, met vijftienhonderd zitplaatsen verdeeld over acht zalen. In het ketelhuis en de machinehal vinden theatervoorstellingen en concerten plaats, terwijl de garages en paardenstallen een museale functie hebben gekregen. De bottelarij is nu een danscentrum, het drinklokaal bevat horecagelegenheden en in het brouwhuis hebben de dienst voor toeristeninformatie en een reisbureau hun intrek genomen. Ook een muziekschool, kinderdagverblijf, nachtclub, ateliers voor kunstenaars en kantoren voor cultuurinstellingen zijn op het complex te vinden.Afbeelding 5: Het Sudhaus van de Kindl-Brauerei ontstond tussen 1926 en 1930 naar een ontwerp van de architecten Hans Claus en Richard Schepke. Sinds 2011 is het een centrum voor eigentijdse kunst.
De Tivoli-Brauerei in het stadsdeel Kreuzberg, waarvan het complex ontstond tussen 1862 en 1873 en die vanaf 1891 onderdeel vormde van Schultheiß AG, bleef tot 1993 operationeel en maakte daarna plaats voor woningbouw in het hogere segment. Daarbij bleven enkele monumentale gebouwen behouden, zoals de smederij, het ketelhuis en de directeursvilla. Het woongebied ontleent tegenwoordig zijn naam, Viktoria-Quartier, aan het nabijgelegen park, maar de straatnamen Alte Brauerei, Tivoliplatz en Schmiedehof verwijzen nog altijd naar het brouwerijverleden van deze locatie. De Berliner Kindl-Brauerei in het stadsdeel Neukölln werd gesticht in 1872 en bleef tot 2005 in bedrijf. Na verplaatsing van de productie naar Berlin Alt-Hohenschönhausen bleef het brouwhuis uit de jaren twintig met zijn functionalistische architectuurstijl behouden. Dankzij kunstenaarsinitiatieven en financiële bijdragen van enkele mecenassen kon het monumentale gebouw in 2011 zijn deuren weer openen, dit keer als Kindl-Zentrum für zeitgenössische (eigentijdse) Kunst.
Met haar ligging aan het water van de Spree was de Berliner Bürgerbräu in het stadsdeel Köpenick ongetwijfeld de fraaist gesitueerde brouwerij van de stad. Gesticht als Gasthausbrauerei in 1869, heette ze vanaf 1888 Braurei Müggelschlößchen, naar een kasteeltje dat voorheen aan deze plaatselijke verbreding van de Spree (Müggelsee) gestaan had. Vanaf 1901 functioneerde de brouwerij als coöperatie en kreeg haar huidige naam toen deze in 1936 onder druk van de nationaalsocialisten moest worden opgeheven. Na het einde van de DDR-tijd, toen ze bekend stond als VEB Berliner Bürgerbräu, bleef de brouwerij nog twintig jaar in bedrijf en exporteerde in die tijd opvallend veel bier naar Japan (?!). Het assortiment van Pils, Bockbier en Berliner Weiße wordt sinds 2010 met behoud van merknaam geproduceerd door de Berliner-Kindl-Schultheiß-Brauerei.Afbeelding 6: Het complex van de Berliner Bürgerbräu is een beschermd monument waarin nu een brouwerijmuseum gevestigd is.