Afbeelding 1: Van de oorspronkelijke productiegebouwen uit 1908 is niets meer behouden gebleven.
Hoewel hemelsbreed veel dichter bij Stampersgat dan Dinteloord gelegen, is de eerste coöperatieve suikerfabriek van West-Brabant van oudsher met laatstgenoemde plaatsnaam verbonden. De verklaring hiervoor is eenvoudig, omdat in Stampersgat al meer dan veertig jaar een particuliere suikerfabriek stond toen in 1908 het initiatief werd genomen om een coöperatieve concurrent op te richten. Het eerste bestuur bestond niet alleen uit boeren, maar telde ook een grondeigenaar, statenlid, burgemeester en schoolonderwijzer binnen haar gelederen. Nadat elf hectare grond was aangekocht tussen Noordzeedijk en Dintel stelden zij Piet Vlekke aan om de bouw en exploitatie van de nieuwe fabriek te gaan leiden. Het was de zoon van Jan Frederik Vlekke, die ruim twintig jaar directeur was geweest van de ‘NV Gastelsche Beetwortelsuikerfabriek’ in Stampersgat en daar naam had gemaakt door zijn sociale personeelsbeleid en invoering van het ‘participatiecontract’ waardoor de boeren beter betaald kregen voor hun bieten. Toen na het overlijden van Vlekke de fabriek werd overgenomen door de Algemeene Suiker Maatschappij (ASMij) van Paul Wittouck, was de vrees van de boeren dat deze contractvorm afgeschaft zou worden de directe aanleiding voor de oprichting van de Coöperatieve Suikerfabriek Dinteloord. Het bestuur moet er van overtuigd zijn geweest dat de zoon uit hetzelfde hout was gesneden als zijn vader. Dit grote vertrouwen was volkomen terecht, zo zou spoedig blijken.
Moest Jan Frederik Vlekke het nog doen met een kweekschoolopleiding, zoon Piet studeerde af als chemicus aan de TH Delft en deed in Nederlands-Indië ervaring op in de suikerverwerking. Dat maakte hem tot een uiterst pragmatisch man die kort na zijn indiensttreding een toekomstplan presenteerde aan het coöperatiebestuur en daar vervolgens gedurende zijn lange directeurschap, dat tot 1937 duurde, consequent uitvoering aan gaf. Werden in het eerste campagnejaar 1909 nog 87.000 zakken suiker van honderd kilogram geproduceerd uit zestig miljoen kilo aangevoerde suikerbieten, twee jaar later was dat al verdubbeld. En die stijgende lijn zette zich daarna onverminderd voort. Vijfentwintig jaar later wist de Suikerfabriek Dinteloord 462.000 zakken suiker van honderd kilogram te winnen uit 362 miljoen kilogram bieten en was het aantal medewerkers tijdens de campagnemaanden opgelopen van 475 naar 1150 (ter vergelijking, tegenwoordig verwerken 150 personeelsleden 1500 miljoen kilogram bieten tot 235.000 ton suiker, ofwel 2,35 miljoen zakken van toen). Vlekke wist het productieproces zo te sturen dat ondanks de stijgende energiekosten, de uiteindelijke productiekosten daalden. En door verdere optimalisatie van het productieproces kon de hoeveelheid suiker die met de pulp verloren ging sterk gereduceerd worden, waardoor extractie van het maximale gehalte van zo’n 16% suiker uit de bieten haalbaar werd. Was het dienstverband van Piet Vlekke al lang, dit werd nog overtroffen door zijn opvolger Leendert van Malland die het directeurschap van 1937 tot 1969 bekleedde. De coöperaties hechtten grote waarde aan continuïteit en voor de suikerfabriek in Dinteloord geldt dit tot op de dag van vandaag, want samen met die in het Groningse Hoogkerk is het de laatste die in Nederland nog operationeel is.Afbeelding 2: De aanvoer van suikerbieten vond in vroeger tijden per binnenvaartschip over de Dintel plaats.
Bietentransport per binnenvaartschip over de Dintel behoort al lang tot het verleden, want alles wordt tegenwoordig ‘over de as’ aangevoerd. Wat dat betreft had Dinteloord een voordeel boven andere fabrieken die het nog lang uithielden, omdat deze binnen de bebouwde kom gelegen waren en daar de overlast van af-en-aan rijdende vrachtwagens doorgaans als hinderlijker ervaren werd dan zoetweeë lucht tijdens de campagnemaanden. En die campagne duurt tegenwoordig aanmerkelijk langer dan in het verleden. Bedroeg deze in 1909 nog 73 dagen, in 1988 was dit al opgelopen tot 85 en momenteel is de suikerfabriek maar liefst 130 dagen per jaar actief. Om dit mogelijk te maken werden vanaf 2008 naast de bestaande silo’s voor kristalsuiker aan de westzijde van de Noordzeedijk drie nieuwe silo’s gebouwd voor de tijdelijke opslag van diksap. Een verdere uitbreiding in deze richting (bedrijventerrein Nieuw Prinsenland) is het Cosun Food Technology Center dat het gelijknamige moederbedrijf van de Suikerunie in 2016 opende en waarin vele tientallen onderzoekers naar nieuwe productieprocessen en toepassingen van bieten en aardappelen speuren.Afbeelding 3: Bij de suikerfabriek van Dinteloord komen Mark-Vlietkanaal (links) en Dintel (rechts) samen. Aan de Noordzeedijk liggen de directeurswoning en het kantoorpand van de coöperatie (1), daarachter het tegenwoordige hoofdkantoor van de Suikerunie (2). De suikerpakhuizen uit 1922/26 (4) bevinden zich aan de kade langs de Dintel, het bietengor uit 1927 (5) en pakhuis uit 1909 (3) aan de insteekhaven.
Ondanks de vele modernisering die de suikerfabriek in ruim een eeuw heeft ondergaan zijn er op het complex een aantal gebouwen behouden gebleven en aan de rijksmonumentenlijst toegevoegd. Op de eerste plaats gaat het dan om de directeurswoning (1909, ambachtelijk-traditionele stijl) met daar tegenaan het kantoor van de Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek (1918, expressionistische stijl) aan de Noordzeedijk. Wat beide panden vooral waardevol maakt is hun interieur, dat representatief is voor de beginjaren van het bedrijf. Opvallend aan de directeurswoning is de entreepartij die met een portaal is aangebouwd tegen de linkerzijgevel van het kantoorgebouw. Omstreeks 1920 werd de woning aan de achterzijde uitgebreid met een kamer en veranda in chaletstijl die uitzicht geven op een tuin met vijver en daarachter het fabrieksterrein.
Het oorspronkelijke interieur is gedeeltelijk behouden gebleven en omvat parketvloeren, houten lambriseringen en een monumentale schouw. Daarnaast zijn enkele vertrekken ingericht met meubels en wandbekleding uit de directiekamer van de coöperatieve suikerfabriek van Sas van Gent. Daartoe behoren ook portretten van bestuursleden, glas-in-lood bovenlichten en enkele gedenkstenen. Het kantoorpand, opgetrokken uit een betonnen casco en afgewerkt met bakstenen gevels, verkeert nog grotendeels in oorspronkelijke staat. De voorgevel heeft een monumentale entree, bestaande uit een dubbele houten voordeur met daarachter een vestibule. Vanuit deze vestibule leiden granieten treden naar een draaideur met daarboven glas-in-loodramen die geplaatst werden bij het veertig jarig bestaan van de fabriek in 1948. De grote hal wordt verlicht door een glazen plafond en de rijk gedecoreerde eikenhouten bank bevat verwarmingselementen om het de wachtenden comfortabel te maken. Een dubbele deur geeft tenslotte toegang tot de bestuurskamer, die met parketvloer, houten lambriseringen, wandbespanningen, marmeren schouw, stucplafond en glas-in-loodramen in een eeuw tijd niets van zijn grandeur heeft verloren. Het moderne hoofdkantoor van de Suikerunie, waar de coöperatie van Dinteloord in 1966 in opging, bevindt zich tegenwoordig direct achter haar monumentale voorganger.Afbeelding 4: Directeurswoning (links) en kantoorpand (rechts), gezien vanaf de voet van de Noordzeedijk.
Op het fabrieksterrein bevinden zich nog drie suikerpakhuizen uit 1909, 1922 en 1926, waarin de suiker als stukgoed werd opgeslagen. Het oudste exemplaar, midden op het complex, dateert uit de begintijd van fabriek en bestaat uit een betonnen casco, opgevuld met IJsselstenen en voorzien van een bitumen dak. De twee recentere pakhuizen bevinden zich langs de kade aan de Dintel en zijn in een L-vorm tegen elkaar gebouwd. Opgebouwd uit een ijzeren spantenconstructie, bekleed met bakstenen gevels en voorzien van een zadeldak bedekt met bitumen zijn beide loodsen ook nu nog in gebruik voor de opslag van suiker. Zijn vergelijkbare suikerpakhuizen eveneens in Zevenbergen, Standdaarbuiten, Bergen op Zoom en Sas van Gent behouden gebleven, dat geldt niet voor het zogenaamde bietengor. Deze overslagfaciliteit, gelegen aan de insteekhaven, dateert uit 1927 en is in gebruik gebleven tot 1985, toen er een einde kwam aan het bietentransport over water. Het bestaat uit een bak van betonnen muren en een hellende vloer die uitloopt in een zestal spoelgoten. Via water uit sproeiers werden de aangevoerde suikerbieten in de spoelgoten gespoten en zo naar het waslokaal getransporteerd. Langs de kade ligt nog altijd de rails waarover de hijskraan reed die de bieten vanuit de schepen over het gor uitstortte.Afbeelding 5: De stoommachines uit de suikerfabrieken van Puttershoek en Roosendaal, na herplaatsing in de machinehal van Dinteloord.
Er resteert over het algemeen nog maar uiterst weinig van de technische installaties en werktuigen waarmee in vroeger tijden de bieten tot suiker verwerkt werden. Net als in andere industrietakken werden deze ook bij de sluiting van suikerfabrieken doorgaans te gelde gemaakt, hetzij voor hergebruik, hetzij voor verschroting. Toen in 2004 bij de sluiting van de Suikeruniefabriek in Puttershoek bleek dat deze nog beschikte over een tweetal stoommachines, hebben vrijwilligers zich hierover ontfermt om dit ‘roerend erfgoed’ voor de toekomst te behouden. Met steun van de onderneming kregen ze een nieuwe plaats in de voormalige machinekamer van de suikerfabriek in Dinteloord, die langs de wanden nog voorzien is van zijn originele schakelborden. Het oudste exemplaar is een zuigerstoommachine die in 1912 werd gebouwd door de firma Röhrig & König in het Duitse Maagdenburg en tot 1978 de pompen aandreef waarmee het koolzuurgas uit de kalkovens naar de carbonatatieketels werd gevoerd. Rond Maagdenburg was de suikerindustrie sterk vertegenwoordigd en ook andere machinebouwers in deze stad waren zich gaan toeleggen op deze sector, waaronder Bückau R. Wolf A.G. dat in 1913 een zuigerstoommachine leverde aan Puttershoek ten behoeve van de pompen om de kookpannen onder vacuüm te brengen. Ook een stoommachine en stoomturbinegenerator uit de suikerfabrieken van Roosendaal en Groningen kregen na grondige restauratie een plaatsje in de hal. Pompen van diverse afmetingen en uiteenlopende bouwjaren maken de collectie compleet. De Stichting Industrieel Erfgoed Suikerindustrie (SIES) is er in geslaagd om een aantal machines weer operationeel te krijgen, waarbij uit veiligheids- en efficiencyoverwegingen is gekozen voor perslucht i.p.v. stoom als aandrijfkracht.Afbeelding 6: Vooroorlogse luchtopname van de suikerfabriek.