Afbeelding 1: Dit keldergewelf heeft een hoogte van acht meter.
Op het eerste gezicht lijkt er niets meer te resteren van Brauerei Beuing in het plaatsje Altenberge, dat zo’n vijftien kilometer ten westen van de Duitse stad Münster ligt. De gebouwen zijn al in 1983 afgebroken en maakten plaats voor een school en een sporthal. Daartussen staat tegenwoordig een gebouw met een opmerkelijke architectuur. Hoewel de ontwerper ongetwijfeld zijn best heeft gedaan, zullen de meeste mensen toch eerst de naam moeten horen alvorens ze de associatie kunnen leggen: Die Eisscholle. Het is het bezoekerscentrum waar de rondleidingen starten naar wat er ondergronds is overgebleven van de voormalige brouwerij, namelijk een omvangrijk stelsel van ijskelders dat de gebroeders Beuing in staat stelde om gedurende het gehele jaar Beiers bier te produceren. Tot het faillissement in 1931 genoot de naam Beuing dankzij dit bier bekendheid tot ver buiten de regio. Dat de naam vandaag de dag nog wereldwijd bekend is, vraagt ook enige uitleg. Niet alle leden van de familie Beuing wisten een bestaan op te bouwen in het Münsterland en zij emigreerden naar de Verenigde staten om hun geluk te beproeven. Daar veranderde de schrijfwijze van hun naam in Boeing en een zekere William Edward zette er in 1916 een vliegtuigfabriek op.Afbeelding 2: Het bezoekerscentrum in de vorm van een ijsschol.
Halverwege de negentiende eeuw maakte het Beiers bier een stevige opmars in Duitsland en nadat in de grote steden van het Rijnland en het Ruhrgebied brouwerijen op dit ondergistend bier waren overgeschakeld, volgden al snel initiatieven in het noordelijk daarvan gelegen Münsterland. In 1860 lieten de broers Franz en Johann Hermann Beuing – de één brouwer, de ander koopman – voor dit nieuwe type bier een brouwerij bouwen in hun woonplaats Altenberge. Centraal onderdeel daarvan werd een keldercomplex van baksteengewelven bestaande uit twee etages, diep in de heuvel waaraan het dorp zijn naam ontleent. Hiermee waren de Beuings in staat om hun bier acht tot tien dagen te laten gisten bij een temperatuur van 5 à 10oC (in tegenstelling tot de gebruikelijke drie à vier dagen bij 15 à 20oC voor bovengistend bier) en daarna zeven tot acht weken te laten rijpen tussen 0 en 5oC. Het benodigde ijs kwam uit het nabijgelegen Borndal, waarvan men de weilanden liet onderstromen om er in de winter ijs te kunnen oogsten. Het uithakken en transporteren van de ijsschollen en –blokken was een mooie bijverdienste voor de vele landarbeiders die in de winter grotendeels zonder werk zaten. Door schachten met een diameter van slechts vijftig centimeter vulden zij de bovenste verdieping van het keldercomplex, die op zijn beurt ook weer via openingen verbonden was met de ondergelegen gewelven. Daardoor kon de zware, koude lucht naar beneden zakken om er zijn koelende werking uit te oefenen. Het condensatiewater verzamelde zich in gootjes en vond eenvoudig zijn weg naar buiten, omdat de brouwerij zich aan de rand van de heuvel bevond. De capaciteit van de ijskelder was zo groot, dat in geval van een zachte winter voldoende ijs resteerde om ook nog een tweede jaar te koelen.Afbeelding 3: Het uithakken en transporteren van ijsblokken was tijdens de wintermaanden een welkome bijverdienste voor werkeloze landarbeiders.
Het familiebedrijf beleefde gouden tijden, waarin de broers met twaalf medewerkers het hele jaar door in totaal zo’n vijfendertigduizend hectoliter bier wisten te produceren. De introductie van de koelmachine door Carl Linde in 1874 bracht daar maar weinig verandering in. Weliswaar maakte deze uitvinding het gebruik van ijs om Beiers bier te brouwen overbodig, de aanschafkosten waren dermate hoog dat ze toch niet op te brengen waren door kleine ondernemers. Sterker nog, in 1890 krijgt het keldercomplex zelfs een grote uitbreiding met een ‘Lagerkeller’ van dertig meter lengte, goed voor de opslag van gistvaten met een totaalvolume van tienduizend hectoliter. Ook deze toevoeging, boven op het bestaande keldercomplex, bestond uit twee verdiepingen, zodat het uiteindelijk vier bouwlagen telde. In 1879 hadden de Beuings weliswaar een kleine koelmachine gekocht en aangesloten op de stoommachine die al in 1871 was geïnstalleerd, maar deze was in het gebruik tien maal zo duur als hun ijskelder. Daarom grepen ze weer terug op het vertrouwde ijskelderconcept toen ze hun productiecapaciteit moesten vergroten. De leidingen van dit koelsysteem zijn nog altijd te zien in de kelders waar zich de gistkuipen bevonden.Afbeelding 4: Het ‘oogsten’ van ijs leverde wintertaferelen op die we ons vandaag de dag niet meer kunnen voorstellen.
Tot uitbreiding naar de dieper gelegen kelders met lagervaten is het nooit gekomen. Het afzetgebied van Beuing bier bereikte zijn grootste omvang tijdens de Eerste Wereldoorlog toen het zijn weg vond naar alle fronten waar het Duitse Keizerrijk slag leverde. De jaren twintig met de grote inflatie (1923), een verwoestende brand (1927) en beurskrach (1929) brachten de Brauerei Beuing in een neerwaartse spiraal. Verkoop aan een Zweedse ondernemer in 1929 betekende geen verbetering in de situatie en na een jaar kwam de brouwerij weer terug in handen van een Beuing, die zich in 1931 genoodzaakt zag om faillissement aan te vragen. De brouwerijgebouwen bleven daarna nog tot 1981 dienst doen als jeneverstokerij. De ijskelders boden een veilig onderkomen aan de bevolking van Altenberge tijdens de bombardementen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.Afbeelding 5: De kelders zijn toegankelijk gemaakt voor het publiek.
Nadat de brouwerij was gesloopt en het terrein een nieuwe invulling had gekregen, raakte de kelders enigszins in de vergetelheid. Daarin kwam verandering toen ze in 1996 op de monumentenlijst werden geplaatst en het besef ontstond dat in de bodem een interessant stuk industrieel erfgoed behouden was gebleven. Om de geschiedenis hiervan aan het publiek te kunnen tonen verrees in 2004 de ijsschots, uit donker staal en blauw glinsterend glas. Het herbergt een klein museum dat objecten uit de brouwerij toont en de ontwikkeling van de koeltechniek vertelt. Tevens werd een wenteltrap aangebracht om de bezoekers veilig tot op de bodem van het keldercomplex te laten afdalen. Een gedeelte is gereserveerd als winterverblijf voor vleermuizen en daarom van oktober tot april niet toegankelijk. Hoewel enkele onderaardse gewelven bij de sloop in 1983 verloren gingen is het nog altijd het grootste ijskeldercomplex van Europa met een totaaloppervlak van 650 vierkante meter. Het grootste keldergewelf heeft een hoogte van acht meter en grenst aan een ronde kelderruimte die voorzien is van een koepelgewelf.
Afbeelding 6: Schematische weergave van het keldercomplex.