Afbeelding 1: Luchtopname van de coöperatieve suikerfabriek van Zevenbergen die in bedrijf was van 1912 tot 1987.
De schoorstenen en silo’s van de Suikerunie mogen dan nog steeds het aanzicht van Zevenbergen domineren, suiker wordt er sinds 1987 al niet meer geproduceerd. Ook andere fabrieken hebben er hun poorten gesloten, zodat er nog maar weinig bedrijvigheid heerst in het industriestadje van weleer. Echter, schijn bedriegt, want enkele kilometers noordelijker ligt het havengebied Moerdijk, waar de provincie Noord-Brabant de zwaarste categorie industrie, voornamelijk chemie-, metaal- en afvalverwerkende bedrijven, geconcentreerd heeft. De geschiedenis van dit industrieterrein gaat inmiddels ook al zo’n halve eeuw terug in de tijd, waarin het dusdanig uitgroeide dat bij de gemeentelijke herindeling van 1997 besloten werd om het met de omliggend plaatsen Zevenbergen, Fijnaart, Klundert en Willemstad samen te voegen tot een nieuwe gemeente met de naam Moerdijk. Het kleine dorpje met deze naam was eeuwenlang de oversteekplaats om vanuit Brabant over het Hollands Diep het gewest Holland te bereiken en toen dit vanaf 1872 en 1936 resp. via een spoor- en verkeersbrug mogelijk werd, lag het dan ook voor de hand om deze als Moerdijkbruggen aan te gaan duiden. Boven en beneden ‘De Moerdijk’ werd een uitdrukking om het culturele verschil tussen Holland en het Zuiden des Lands te benadrukken. Voldoende reden dus om de nieuwe, grote, gemeente naar dit kleine dorp te noemen. Zevenbergen, als grootste kern hierbinnen, werd het nieuwe bestuurscentrum van wat met recht een industriegemeente kan worden genoemd en wat in historisch opzicht past in de traditie die in 1858 begon met de vestiging van de eerste bietsuikerfabriek van Nederland in dit stadje.Afbeelding 2: Het ketelhuis van de Suikeruniefabriek, gebouwd in 1938 volgens de principes van de functionalistische fabrieksarchitectuur. De langgerekte raampartijen zijn hier de meest kenmerkende uiting van, die ook zijn terug te vinden in elektriciteitscentrales die in deze periode gebouwd werden. Na verwoesting tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten beide schoorstenen in 1947 herbouwd worden.
Net als andere plaatsen in West-Brabant verwierf Zevenbergen in de middeleeuwen haar welvaart door de turfwinning. Door deze afgraving kreeg het zeewater vrij spel, waardoor de grond verziltte en er een nieuwe nijverheid ontstond: selnering of darinkdelven. Hierbij werd de turf in zogenaamde zoutketen boven een vuur gestookt om er zout uit te winnen. Inpoldering maakte dit voormalig veengebied vanaf de zestiende eeuw geschikt voor de verbouw van voornamelijk vlas en meekrap, twee gewassen die respectievelijk vezel en verfstof leverden voor de textielindustrie. Toen deze in de tweede helft van de negentiende eeuw verdrongen werden door katoen en synthetische kleurstoffen, was de suikerbietenteelt een welkome opvolger.
Wat Zevenbergen betreft was dit overigens aan buitenstaanders te danken, want het waren de drie gebroeders Christiaan, Hendrikus en Adriaan de Bruyn, suikerraffinadeurs te Amsterdam, die het als vestigingsplaats kozen voor hun bietsuikerfabriek. En dat dan weer omdat ze in het buitenland, vooral België, gezien hadden dat hier winst mee te behalen viel. Dat ze juist hun oog op Zevenbergen lieten vallen had het stadje te danken aan haar goede verbindingen: over water via de Roode Vaart naar het Hollands Diep en sinds 1854 over het spoor via Roosendaal naar België. De te produceren ruwsuiker was in eerste instantie namelijk niet bedoeld voor verwerking in hun eigen Amsterdamse raffinaderij, die draaide op rietsuiker uit Suriname en Indië, maar voor export naar België, dat het nog zonder koloniën moest stellen. Aanvoer van suikerbieten vanuit de West-Brabantse polders per boot over Mark en Roode Vaart naar Zevenbergen en afvoer van ruwsuiker per trein naar België was dan ook wat de gebroeders De Bruyn voor ogen stond. Als locatie kozen ze voor de hoeve Zorgwijk aan de Huizersdijk, nabij de monding van de Roode Vaart in de Mark, en voor het ontwerp deden ze een beroep op de Amsterdamse architect Theodorus Wilhelmus van Outersterp, die eerder al tekeningen leverde voor een meekrapfabriek in de hoofdstad. Ook voor de verwerkingsinstallaties konden de broers in hun woonplaats terecht, namelijk bij de Amsterdamse firma Van Vlissingen, Van Heel, Cail, Halot & Co die gespecialiseerd was in stoom- en andere werktuigen voor de riet- en bietsuikerindustrie.Afbeelding 3: De particuliere suikerfabriek ‘Azelma’ was operationeel van 1858 tot 1928.
De eerste campagne vond plaats van 2 november 1858 tot 15 februari 1859 en in die periode verwerkten zo’n tweehonderdvijftig arbeiders en arbeidsters bijna negen miljoen kilo suikerbieten. Na verloop van tijd bleek dat het uit winstoogmerk interessant was om ter plaatse uit het afval nuttige producten te winnen, spiritus (alcohol) en potas (kaliumzout), waarvoor dan ook weer fabrieken werden gebouwd. Om deze van elkaar te onderscheiden werd de suikerfabriek naar de vrouw van Adriaan de Bruyn, Azelma, genoemd en de spiritusfabriek naar de vrouw van Martinus, Amelia. Vanwege de dominantie van de suikerfabriek kwam het gehele complex van de commanditaire vennootschap De Bruyn & Co na verloop van tijd bekend te staan als ‘De Azelma’. Net als de andere particuliere suikerfabrieken ondervond ook de Azelma na de eeuwwisseling sterke concurrentie van de opkomende coöperatieve suikerfabrieken, zeker toen er vanaf 1912 één daarvan in Zevenbergen zelf actief werd. Om hier weerwoord aan te kunnen bieden ging de fabriek dan ook in 1919 op in de NV Centrale Suiker Maatschappij (CSM), waardoor ze het nog tot 1928 wist vol te houden. Sloop van het complex liet nog tot 1954 op zich wachten en het enige gebouw dat vandaag de dag resteert heeft een weinig industriële uitstraling. Uit de overlevering wordt het ook nu nog ‘De Keet’ genoemd, vermoedelijk omdat het eens een verblijfslocatie was voor seizoenarbeiders uit België. Ook voor de atelierwoning met beeldentuin die er tegenwoordig in gevestigd is heeft de gebruiker deze benaming aangehouden. Nabij het Zevenbergse treinstation (samen met de spoorlijn in 1854 gebouwd door de ‘Société Anonyme des Chemins de Fer d’Anvers à Rotterdam’ en een van de oudste exemplaren in Nederland) bevindt zich nog de Villa Waterloo. Hier woonde Adriaan de Bruyn van 1870 tot 1882 samen met zijn Engelse echtgenote Mary Ann Jane Azelma Bellamy. Opvallend is de verwantschap in gevelarchitectuur van dit pand met de Villa Sancta Maria die suikerfabrikant Jean Gustave Rivière Verninas liet bouwen nabij het treinstation van Oudenbosch.Afbeelding 4: De Keet is het enige gebouw dat nu nog resteert van suikerfabriek ‘De Azelma’.
Eveneens ten zuiden van Zevenbergen aan de Roodevaart gelegen was suikerfabriek ‘De Phoenix’, opgericht door de gebroeders Houben in 1867. Interessant hierbij is dat zij hun onderneming vestigden in een voormalige meekrapfabriek die er twintig jaar eerder was gebouwd om de rode kleurstof garancine uit deze wortelen te winnen. In de tussenliggende jaren hadden veel boeren in West-Brabant de teelt van meekrapwortelen ingeruild voor die van suikerbieten en voor zover bekend is dit het enige voorbeeld van een fabriek die dezelfde ontwikkeling doormaakte. Waarschijnlijk is de naamgeving een verwijzing naar dit tweede leven. Eeuwenlang was de meekrap op ambachtelijke schaal in zogenaamde meestoven door droging en verpulvering verwerkt tot ‘racinepoeder’, een rode verfstof (racine is het Franse woord voor wortel). Boeren investeerden samen in de bouw en exploitatie van deze meestoven en deze samenwerkingsverbanden kunnen gezien worden als voorlopers van de landbouwcoöperaties. In de eerste helft van de negentiende eeuw drong ook in deze sector de industrialisatie door, nadat men in Frankrijk ontdekt had hoe er een veel sterkere kleurstof verkregen kon worden doormiddel van extractie met geconcentreerd zwavelzuur: garancine. De eerste fabriek waarin dit nieuwe proces plaatsvond werd in 1846 in Rotterdam geopend, gevolgd door een twintigtal andere initiatieven, waarvan sommigen het overigens al na enkele jaren voor gezien hielden. Nadat men er in 1868 in Duitsland in was geslaagd om via synthetische weg uit steenkoolteer het nog sterker kleurende alizarine te produceren, kwam er snel een einde aan het kortdurende bestaan van de garancinefabrieken. Zo ook die van Adriaan v/d Werk aan de Huizersdijk in Zevenbergen.Afbeelding 5: Hoewel oorspronkelijk gebouwd voor de productie van garancine, deed de ‘Phoenix’ van 1867 tot 1918 dienst als suikerfabriek.
Als suikerfabriek hield de Phoenix het ruim een halve eeuw vol, voordat in 1918 het doek viel ten gevolge van de komst van de coöperatieve suikerfabriek. De gebroeders Houben waren overigens al in 1891 uit deze business gestapt om zich toe te gaan leggen op het brouwen van bier. Eén fabrieksgebouw is behouden gebleven in min of meer oorspronkelijke staat (inclusief vierkante schoorsteen) en vormt de behuizing van een autodesignbedrijf, dat het onderhoud en directe omgeving helaas verwaarloosd heeft. De derde particuliere suikerfabriek ging in 1872 van start als NV Zevenbergsche Beetwortelsuikerfabriek en had als locatie de Schansdijk, ten noorden van het stadje. Na een faillissement in 1884 volgde een overname door de onderneming Lebret & Co, die de fabriek tot 1918 voortzette onder de naam ‘De Dankbaarheid’. Afbeelding 6: Suikerfabriek ‘De Dankbaarheid’, gezien vanaf de Roode Vaart in 1910.
De coöperatieve suikerfabriek uit 1912 is na haar stillegging in 1987 vrijwel volledig in tact gebleven dankzij het feit dat de Suikerunie het complex als depot bleef gebruiken. Dit betrof de grote bietenloods en beide suikersilo’s aan de overzijde van de Blokweg. De productiegebouwen, die nog dateren uit de beginjaren, en het ketelhuis uit bouwjaar 1938 met twee schoorstenen van vijftig meter hoogte die kort na de oorlog herbouwd moesten worden, liggen tussen Roodevaart en de Blokweg en bieden voor kortere of langere tijd onderdak aan uiteenlopende bedrijvigheid. Bietengor, spoelgoten en overslaginstallaties aan de waterzijde hebben plaatsgemaakt voor opslagdoeleinden, de laad- en loskade zelf biedt ruimte voor pleziervaartuigen die het hart van Zevenbergen sinds 1970 niet meer kunnen bereiken. Toen werd namelijk de oude haven, aangelegd in de middeleeuwen voor de overslag van turf, gedempt om een einde te maken aan de stankoverlast en parkeerruimte te bieden aan auto’s. Plannen om ter verfraaiing van het stadsbeeld het water hier weer terug te brengen zijn inmiddels ontwikkeld en wachten op uitvoering.