Afbeelding 1: De voormalige machinehal van de Goudse elektriciteitscentrale is nu de eetzaal van restaurant ‘De Lichtfabriek’.
De vestiging van een restaurant in de voormalige elektriciteitscentrale van Gouda garandeert sinds 2015 niet alleen het behoud van het gebouw, maar heeft het ook weer zijn oorspronkelijke benaming teruggegeven: ‘De Lichtfabriek’. Toen de centrale in 1910 in gebruik werd genomen door de gemeente Gouda, werd de stad vanaf die locatie al een kwart eeuw verlicht, maar dan door de gasfabriek die iets westelijker gelegen was op het terrein van het voormalige leprozenhuis. Verlichting met gas en elektriciteit zouden nog jarenlang naast elkaar blijven bestaan en de naam van het energiebedrijf van Gouda, Gemeentelijke Lichtfabrieken (GLF), was dan ook op zijn plaats omdat andere toepassingen van elektriciteit zich pas later zouden aandienen. Het ontwerp voor de centrale werd geleverd door stadsbouwmeester Koole, die er stijlkenmerken van de Art-Nouveau in opnam. Deze, waarvan de grote rondboogvensters het meest in het oog springen, zijn nu overigens enkel nog te herkennen in wat eens het turbinegebouw was, want het ketelhuis werd in 1959 reeds gesloopt. De aanbouw van de turbinehal die tegenwoordig nog zichtbaar is, betreft een transformatorhuis dat er tussen 1937 en 1939 tegen aan werd gezet in de stijl van het toen gangbare functionalisme.Afbeelding 2: De voormalige elektriciteitscentrale aan de Hoge Gouwe bestaat uit een turbinegebouw uit 1910 (voor) en een transformatorgebouw uit 1939 (achter).
Het turbinegebouw bestaat uit twee etages, waarin zich op de begane grond de entree, schakelkamer en condensorruimte bevonden met daarboven over het volledige vloeroppervlak de machinehal met twee grote turbines. Deze zijn er overigens in 1959 uit verdwenen en dat geldt ook voor het grote hoofdschakelbord tegen de achterwand. De hijsbalk met zijn geleidingsrails is het enige restant van de technische installatie dat in de machinehal bewaard is gebleven. Een uitbreiding van de centrale met extra opwekkingseenheden, zoals die van Dordrecht en Den Haag hebben ondergaan, is er in Gouda nooit van gekomen omdat bevolking en industrie slechts een beperkte groei vertoonden. Het gegenereerde vermogen was dan ook voldoende om niet alleen Gouda zelf, maar ook een aantal omliggende gemeenten van elektriciteit te voorzien. Toen de energiebehoefte van dit gebied na de Tweede Wereldoorlog wel sterk toenam, was Gouda inmiddels op het provinciale koppelnet aangesloten (1943). Een bijzonder detail in het turbinegebouw is een sculptuur bestaande uit het stadswapen van Gouda dat door twee leeuwen wordt geflankeerd. Het sierde één van de stadspoorten die in het midden van de negentiende eeuw werden afgebroken en kreeg een plaats in de entree van de centrale. Het laat nog maar eens zien dat herbestemming bepaald geen recent verschijnsel is. Van enige vorm van decoratie was in het ontwerp van het transformatorgebouw al geen sprake meer. Het zijn enkel de smalle, hoge vensters die het exterieur een voorname uitstraling geven. Inwendig bestond het uit een zaal voor 10kV-transformatoren op de begane grond en één voor exemplaren van 3kV daarboven, met daarnaast ook een ruimte voor accumulatoren en een schaftlokaal. Ook in dit gedeelte van het gebouw is het de hijsbalk met katrollen en kettingen, waarmee de installaties ten behoeve van revisies verplaatst konden worden, die de enige herinnering vormt aan de vroegere benutting.Afbeelding 3: Opname uit 1929 van de machinehal met de twee turbines op de voorgrond en het hoofdschakelbord tegen de achterwand.