Afbeelding 1: Brasserie Motte-Cordonnier gezien vanaf de overzijde van de Leie, met links de mouterij en rechts de brouwerij.
Eén van de duidelijkste verschillen in consumptiepatroon tussen het noorden en zuiden van Europa is van oudsher uiteraard de volksdrank: bier in het noorden, wijn in het zuiden. Wat dat betreft behoort Frankrijk met zijn eeuwenlange wijntraditie onmiskenbaar tot het zuiden. Dat er toch al vroeg, zij het op bescheiden schaal, ook bier gebrouwen werd blijkt wel uit het feit dat de Fransen er een eigen woord voor hebben: ‘cervoise’. Toch is later het van oorsprong Germaanse woord bier als ‘bière’ eveneens in de Franse taal terecht gekomen, toen in de zeventiende eeuw de Duitse Elzas in het oosten en delen van Vlaanderen in het noorden door de zonnekoning veroverd werden. Deze gebieden wisten daarna nog veel van hun tradities te behouden, waaronder het bierdrinken, en wel in dusdanige hoeveelheden dat er eind negentiende eeuw ook industriële brouwerijen ontstonden. Sommigen daarvan wisten hun bier ook elders in het land verkocht te krijgen, waarvan Brasserie Kronenbourg uit Straatsburg met haar merk ‘1664’ wel de bekendste is.
Wat bierconsumptie betreft deden de noordelijke departementen overigens niet onder voor de Elzas. Deze bedroeg er rond 1900 op jaarbasis zo’n tweehonderdvijftig liter per hoofd van de bevolking. Destijds waren er in het département du Nord zo’n elfhonderd brouwerijen actief om in deze behoefte te voorzien en meer dan vijfhonderd in de Pas de Calais. Ze waren vooral gevestigd in en rond de grote stedelijke gebieden en in de omgeving van het Noord-Franse mijnbekken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er veel verwoest door bombardementen of raakten beschadigd door plundering. Voor de kleinschalige hoeve-brouwerijen betekende dat vaak het definitieve einde, maar ook in de steden sloten in de daaropvolgende decennia talloze brouwerijen hun deuren. Zo daalde hun aantal in Arras tussen 1927 en 1960 van tien naar één, in Lille van achttien naar zes en in Valenciennes van twaalf naar twee. Een toegenomen import van bier uit België, gestegen populariteit van wijn en onvoldoende aanpassing aan smaaktrends (vooral bier van lage gisting) waren hier de belangrijkste oorzaken van. Kort voor de laatste eeuwwisseling bedroeg de bierconsumptie in het noorden per persoon per jaar nog maar honderd liter, tegen veertig liter als landelijk gemiddelde. In een eeuw tijd was het aantal brouwerijen in heel Frankrijk gedaald van zevenentwintighonderd naar honderdtachtig.Afbeelding 2: Al sinds de zeventiende eeuw is de vijfpuntige ster het beeldmerk van de brouwerij die door Edmond en René Motte-Cordonnier werd uitgebouwd tot een industrieel bedrijf.
Bij een recente inventarisatie bleken er in heel Frankrijk nog zo’n driehonderdveertig voormalige brouwerijen herkenbaar te zijn, waarvan honderdtien in Pas de Calais en tweehonderddertig in het département du Nord. Slechts een minderheid daarvan is als monument aangemerkt en daarom zal uiteindelijk een deel, dat nu nog vaak dienst doet als bierdepot of bierhandel, niet ontkomen aan de slopershamer. Van een toenemend aantal is echter het behoud gegarandeerd dankzij een nieuwe bestemming als wooncomplex, kunstgalerij, gymnastiekzaal, gastenverblijf, brandweerkazerne of limonadefabriek. Dit zijn om praktische redenen vaak de kleinere exemplaren, want voor grote brouwerijcomplexen is herbestemming een ingewikkelde aangelegenheid. Dat illustreert de Brasserie & Malterie Motte-Cordonnier in Armentières die in 1993 werd stilgelegd en in 1999 een plaats op de monumentenlijst kreeg. Dat laatste heeft het complex te danken aan haar architectuur, waar sinds oplevering in de jaren twintig nauwelijks iets aan gewijzigd is. Bovendien zijn de gebouwen uiterst pittoresk gelegen aan de Leie, een rivier die in Frankrijk la Lys wordt genoemd en in Gent uitmondt in de Schelde. Net zoals in België de steden langs deze rivier een omvangrijke linnenindustrie kenden, gold dat ook voor Armentières, dat tot 1668 overigens tot Vlaanderen behoorde en toen Armentiers heette.
De geschiedenis van de brouwerij, die toen nog in de binnenstad gesitueerd was, gaat terug tot 1650 en niet lang daarna werd reeds de vijfpuntige ster als merksymbool gevoerd. Aanvankelijk was de brouwerij in handen van de families De Coussemaker (1675) en Desmazières (1749), voordat ze begin negentiende eeuw werd aangekocht door de familie Motte, een geslacht van ondernemers die in de hele regio actief waren. Nadat een brand in 1889 de mouterij in de as had gelegd koos Edmond Motte-Cordonnier voor nieuwbouw aan de chemin des Prés, vanwege de uitbreidingsmogelijkheden op die locatie. Zijn zoon René deed in 1920 hetzelfde, nadat tijdens de Eerste Wereldoorlog zowel de brouwerij als mouterij verwoest waren door beschietingen en bombardementen. Daartoe kocht hij acht hectare grond langs de Leie en gaf architect Marcel Forest uit Tourcoing opdracht om een ‘château industriel’ te ontwerpen volgens de laatste stand der techniek. Het moderne complex moest wederom uit een brouwerij en mouterij bestaan, geschikt zijn voor de productie van bier van hoge- en lage gisting en voorzien zijn van een spooraansluiting. Om dit alles financieel mogelijk te maken werd het bedrijf in 1921 omgevormd tot een naamloze vennootschap met een notering aan de beurzen van Lille en Parijs. Afbeelding 3: Het brouwerijcomplex van Motte-Cordonnier, kort na oplevering in de jaren twintig. De watertoren is geïnspireerd op de belforten, typisch voor veel Noord-Franse steden.
Het complex was geconcipieerd voor een productie van honderdduizend hectoliter, met de mogelijkheid om deze op korte termijn te kunnen verdubbelen. De imposante en rationeel gesitueerde gebouwen, de efficiënte bedrijfsorganisatie en de hygiënevoorzieningen waren jarenlang een toonbeeld in de Franse brouwwereld. Er was slechts één schoorsteen zichtbaar, namelijk die van de mouterij, met een hoogte van vijfendertig meter en bekroond met een elegante windwijzer. De architectuur was geïnspireerd op die van de Noord-Franse belforten, wat bijdroeg aan de herkenbaarheid van brouwerij en biermerk. ’s Nachts werd de drieëndertig meter hoge watertoren – opgetrokken uit gewapend beton en bekleed met decoratief metselwerk – van vier zijden belicht, zodat de vijfpuntige ster tot in de wijde omtrek waarneembaar was. Ook in de mouterij was dit embleem terug te vinden, maar dan in de hoge glasramen. Bovenop dit vijfentwintig meter hoge gebouw was een terras aangelegd met uitzicht over de Leie-vallei tot diep in Vlaanderen. De mouterij beschikte over twaalf silo’s die elk honderdduizend ton gerst konden bevatten, een kiemzaal met vijf kiemkasten van het Saladin-type met een keermachine en capaciteit van achtduizend kilogram. De eestvloer van tachtig vierkante meter was uitgerust met twee haarden en leverde maandelijks zeshonderdvijftig ton mout aan de brouwerij.
De zelf geproduceerde mout werd doormiddel van een zuiginstallatie naar de brouwerij geleid, zonder dat daar mensenhanden aan te pas kwamen. Daar stonden twee grote schrotmolens opgesteld om de mout te pletten, alvorens deze tot beslag te verwerken. In de brouwzaal bevonden zich twee kookketels van tweehonderdzestig, en één van vierhonderd hectoliter, die verwarmd werden vanuit het ketelhuis. De stoom die daar geleverd werd voedde tevens de stoommachines voor de elektriciteitsproductie (met twee generatoren) en de ammoniakcompressoren van de koelinstallatie en de ijsfabriek, die dagelijks drieduizend kilogram ijs produceerde voor de transportwagens en cafés. Na het koken werd de wort overgepompt naar een gesloten ketel om te decanteren, alvorens via twee koelers in de gistruimtes te belanden. Daar stond drieëntwintighonderd hectoliter aan aluminium kuipen en tweeëntwintighonderd hectoliter aan gesloten roestvast stalen ketels opgesteld voor het vergistingsproces van diverse biervariëteiten. Rijping vond plaats in drie lagerkelders, waarvan één met achtduizend hectoliter aan rvs-tanks – voorzien van buiskoeling – en twee van ieder vijfduizend hectoliter opslagcapaciteit die met koude lucht gekoeld werden. In de bottelarij tenslotte was één isobarometrische machine met vier vulmonden geïnstalleerd voor het vullen van de vaten en één pneumatische machine met twintig vulmonden voor de flessen.Afbeelding 4: Brasserie Motte-Cordonnier was niet de enige brouwerij in Armentières. In de Rue des Fusillés was tot 1960 Brasserie Breuvart actief.
Kort na opening van het nieuwe brouwerijcomplex bedroeg de jaarproductie honderdtwintigduizend hectoliter bier van lage gisting, hetgeen steeg tot driehonderdduizend in 1947 en zeshonderdduizend in 1960. Voor verdere capaciteitsuitbreiding werden na de oorlog ook andere brouwerijen overgenomen, zoals één in Amiens en één in Caen. De ondernemersgeest van Edmond II kende geen grenzen en in 1951 opende hij een brouwerij in de Centraal Afrikaanse Republiek onder de afkorting MOCAF: Motte-Cordonnier-Afrique. Door de toegenomen productie en vergroting van het verzorgingsgebied gingen opslag en distributie steeds meer ruimte innemen op het complex. Zo bestond het wagenpark begin jaren zestig al uit negentig vrachtwagens en dertig aanhangers die het bier naar honderden estaminets, maar in toenemende mate ook naar de supermarkten transporteerden. Ondertussen had het bedrijf ook frisdrank in zijn assortiment opgenomen om aan de wens van de jonge klanten tegemoet te komen. Zo klom Motte-Cordonnier op tot nummer drie op de Franse biermarkt. Nadat de brouwerij in 1970 was opgenomen in de Belgische Stella-Artoisgroep en van naam veranderde (S.A. Sébastien Artois), werd zij in 1989 volledig overgenomen door deze biergigant, thans zelf onderdeel uitmakend van het InBev-concern. De mouterij was reeds in 1965 stil gelegd, de brouwerij bleef in productie tot 1993 en deed daarna nog jarenlang dienst als distributiecentrum.Afbeelding 5: Soms werd op voorbedrukt briefpapier de omvang van een fabriekscomplex overdreven afgebeeld. Bij Brasserie Motte-Cordonnier was dat niet het geval.
Na de eeuwwisseling ontstond het initiatief om het brouwerijcomplex om te vormen tot een ‘Cité de la Bière’, waarin verschillende recreatieve, culturele en toeristische functies samengebald zouden worden. Ook een brouwerijmuseum, hotel-restaurant en drinkgelegenheid moesten hier onderdeel van uit gaan maken, net als opleidingsmogelijkheden voor jongeren met de ambitie om in deze sector actief te worden. De benodigde investeringen bleken echter te hoog en de perspectieven te onzeker, zodat twintig jaar later de monumentale gebouwen nog altijd op een nieuwe bestemming wachten. Ondertussen is een initiatief van de familie Motte-Cordonnier om opnieuw onder haar naam bier te gaan brouwen wél succesvol gebleken. Een jaar nadat de laatste bierbrouwer uit de familie, Bertrand Motte, gestorven was lanceerde zijn kleinzoon Henry – inmiddels tiende generatie – een vijftal nieuwe biervariëteiten onder de merknaam Motte-Cordonnier: La René, La Émile, La Camille, La Bière de Famille en La Bière des 100 Ans de Beffroi. Maar liefst veertien andere familieleden zijn op een of andere manier betrokken bij deze revival, die overigens in 2023 nog een stap verder moet gaan. Dan zou er in het complex een microbrouwerij in gebruik gesteld moeten worden om de productie weer terug te laten keren op de historische grond aan de Leie.Afbeelding 6: De brouwzaal van Brasserie Motte-Cordonnier, met op de achtergrond het embleem met de vijfpuntige ster.