Gent (B)

Afbeelding 1: De turbinezaal van de voormalige elektriciteitscentrale Ham doet nu dienst als voorstellingsruimte.

Vanwege haar verleden als textielstad telt Gent vandaag de dag nog een aanzienlijk aantal fabrieksschoorstenen. Echter, het hoogste exemplaar, dat samen met de Boekentoren, Belforttoren en St.Baafskathedraal de Gentse skyline domineert, hoort niet bij een spinnerij of weverij, maar maakt deel uit van een elektriciteitscentrale. Tot 2017 voorzag deze de stad van stroom en warmte, net als haar naastgelegen voorganger dat tot begin jaren tachtig had gedaan. Daarin is sinds 1994 een intercultureel ontmoetingscentrum gevestigd, dat tegenwoordig bekend staat als ‘De Centrale’ en de fraaie turbinezaal uit 1924 gebruikt voor publieksoptredens. Met de centrale van Langerbrugge in de Gentse kanaalzone lijkt het anders af te lopen. Ook deze beschikte over een indrukwekkend technisch erfgoed, deels bestaande uit de oorspronkelijke installaties van 1913. Deze stoommachines, generatoren en schakelwanden waren als collectie van het museum Energeia van 1986 tot 2000 zelfs te bezichtigen. Daarna kwamen er enkel nog urban explorers om hun fotoreportages te maken, voordat opheffing van haar beschermde monumentenstatus het lot van de centrale in 2009 leek te bezegelen. Sindsdien is door omvangrijke sloopwerkzaamheden ruimte gecreëerd voor nieuwe bedrijvigheid, al weten het ketelhuis met schoorsteen en enkele administratieve gebouwen tot nu toe stand te houden. Mochten deze de komende jaren ook het loodje leggen, dan zal enkel het karakteristieke beambtenwijkje Herryville nog een herinnering vormen aan de gloriejaren van deze elektriciteitscentrale.  

Afbeelding 2: In het verleden telde de elektriciteitscentrale Ham maar liefst vier schoorstenen.

De eerste stedelijke elektriciteitscentrale van Gent verrees in 1903 in de Bomastraat en werd door de Union Electrique en het Duitse AEG voorzien van opwekkingsinstallaties. Het energieverbruik groeide snel en het was enkel door tussenkomst van de Eerste Wereldoorlog dat de bouw van een grotere centrale nog tot begin jaren twintig op zich liet wachten. Deze werd even verderop aan het Handelsdok opgetrokken om de benodigde steenkool direct uit de scheepsruimen in de bunkers te kunnen overslaan. Haar naam ontleende ze echter aan de Ham, een uitvalsweg in noordelijke richting. Nadat deze centrale in 1926 in gebruik was genomen degradeerde die in de Bomastraat tot onderstation. Ze deed als dusdanig nog decennialang dienst en is tegenwoordig nog herkenbaar aan haar Art-Nouveau-gevel. De nieuwe centrale daarentegen kreeg van haar architect een aantal Art-Deco-kenmerken mee die eveneens behouden zijn gebleven, zoals te zien is in de grote turbinezaal. Daar stonden aanvankelijk drie eenheden (turbine met generator) opgesteld met een totaal vermogen van 35 MW, dat in dertig jaar tijd stapsgewijs werd opgevoerd naar 122 MW.  De turbines werden gebouwd door machinefabriek Van den Kerchove in Gent, de generatoren door ACEC in Charleroi. Thans resteren nog vier van deze eenheden die samen met het schakelpaneel van Siemens & Halske, een uurwerk en een rolbrug een compleet beeld geven van een elektriciteitscentrale uit de jaren van het interbellum.

Afbeelding 3: De turbinezaal omstreeks 1930.

Toen in de jaren zestig het te leveren vermogen nogmaals verder verhoogd moest worden, besloot men om hiervoor in de onmiddellijke nabijheid een nieuwe centrale te bouwen. Deze werd voorzien van vier dieselmotoren met een gezamenlijk vermogen van 100 MW en een schoorsteen van ruim honderd meter hoogte. Na gereedkomen in 1967 bleef haar voorganger nog tot begin jaren tachtig operationeel en leverde tevens reststoom aan het stadsverwarmingsnet. Nog voor het einde van de eeuw waren, vooral door het oplopen van de dieselprijs, ook deze opwekkingseenheden al weer achterhaald en installeerde men een Stoom-en-Gasturbine van 42 MW, later uitgebreid met nog twee van deze zogenaamde STEG’s van 58 MW. Deze werden door energieproducent EDF (Energie De France) tot 2017 in bedrijf gehouden. De buitendienststelling werd toen als definitief aangekondigd, maar reeds een jaar later moest er weer tijdelijk een beroep op gedaan worden omdat er door uitgelopen onderhoudswerkzaamheden aan beide kerncentrales een stroomtekort dreigde in België. De oude centrale uit de jaren twintig is al sinds 1994 in gebruik als cultureel centrum en heeft tegenwoordig meer dan honderd eigen producties per jaar. Daarnaast worden twee concertzalen verhuurd aan zowel beginnende- als professionele artiesten. Bezoekers kunnen voor gerechten van over de gehele wereld terecht in het restaurant ENTR. Pronkstuk van ‘De Centrale’ is uiteraard de oude turbinezaal met een uitschuifbare tribune voor driehonderd mensen. Maar ook het kantoorgebouw met zijn smeedijzeren trappen en groen betegelde wanden heeft nauwelijks iets van zijn authenticiteit verloren.

Afbeelding 4: De voormalige kantoorgebouwen, hier gezien vanaf de Ham, vormen samen met de turbinezaal sinds 1994 het onderkomen van intercultureel ontmoetingscentrum ‘De Centrale’.

Begin vorige eeuw ontstond langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen een nieuw industriegebied waarvoor de ‘SA Centrales Electriques de Flandres’ in 1913 een elektriciteitscentrale liet bouwen nabij het dorp Langerbrugge. Het complex, gelegen tussen de spoorlijn naar Zelzate en het kanaal, omvatte naast een ketelhuis en machinezaal ook dienstgebouwen en een directeurswoning. Het vermogen werd geleverd door twee opwekkingseenheden van 2,2 MW, hetgeen bij een eerste modernisering na de Eerste Wereldoorlog werd uitgebreid naar vier eenheden van 6,6 MW met turbines van Brown Boveri die hun stoom ontvingen uit zes ketels van het type Babcockx-Wilcocx. In de tweede helft van de jaren twintig paste men de centrale aan om stoom te gaan leveren aan de industrie, waaronder een grote papierfabriek. Door plaatsing van drie grote ketels voor productie van (oververhitte) stoom van 50 bar en 450oC werd Langerbrugge de eerste thermische centrale van Europa. Om het elektriciteitsverbruik te stimuleren organiseerde het bedrijf tentoonstellingen, leverde elektromotoren aan werkplaatsen en fabrieken en had zelfs een eigen experimentele boerderij in het naburige Evergem. Omdat hierdoor de personeelsomvang sterk was toegenomen liet de directie in 1928 op het grondgebied van laatstgenoemd dorp een tuinwijk bouwen voor ingenieurs, beambten en opzichters. Het totaalplan dat directeur Leopold Herry voor ogen stond is slechts ten dele uitgevoerd, waardoor de omvang beperkt bleef tot een tweetal straten. Wel kwam er een ‘sociaal gebouw’ met kantine, cinema en feestzaal en een betonnen velodroom voor de wielerclub van het personeel. De tuinwijk werd ontworpen door bedrijfsarchitect Eugène Dhuicque en kreeg als naam ‘Herryville’.

Afbeelding 5: Luchtopname uit de jaren zeventig van de elektriciteitscentrale aan de Ham (1) met het havendok (2), de ketelhuizen uit 1924 (3), turbinezaal uit 1924 (4), ketelhuis uit 1955 (5), turbinezaal uit 1955 (6) en de dieselcentrale uit 1967 (7).

De terugval als gevolg van de crisis was slechts tijdelijk, want in de loop van de jaren dertig moesten er al 25 MW-eenheden geplaatst worden om aan de vraag te kunnen voldoen. Toen na de oorlog van dit type het tiende exemplaar was opgesteld, kwam in 1953 de eerste 50 MW-eenheid in bedrijf, wederom geconstrueerd door Brown Boveri. Hiervoor moesten een nieuwe machinezaal en schoorsteen worden gebouwd, die met zijn 102 meter nog altijd de hoogste van België is. Een volgende generatie opwekkingseenheid diende zich met het ‘monoblok-type’ in de jaren zestig aan. Ketel, turbine, generator en transformator gingen vanaf toen een eenheid vormen, te beginnen met een vermogen van 125 MW. Aan de groei kwam in de jaren zeventig een einde door de economische stagnatie, alhoewel met de introductie van gasturbines en warmtekrachtkoppeling de centrale up-to-date werd gehouden. Zo kon Langerbrugge tot 2010 operationeel blijven. Naast de centrale Rodenhuize (1964) was toen ook die van Knippegroen (2010) in bedrijf gekomen, waardoor de energievoorziening van het Gentse industriegebied gegarandeerd was. De verschillende generaties ketels, turbines en generatoren konden vanaf 1986 bezichtigd worden, tezamen met technische objecten van andere locaties. Vanwege dit waardevolle industriële erfgoed kreeg de centrale in 1999 de monumentenstatus verleend, maar dat bleek geen beletsel voor energieproducent Electrabel om het museum een jaar later te sluiten. Slechts een deel van de collectie kwam terecht in het Gentse industriemuseum, maar de rest viel ten prooi aan plundering toen de centrale na buitendienststelling in verval raakte.

Afbeelding 6: De nieuwe Centrale Ham deed dienst van 1967 tot 2017, maar werd in 2018 al weer tijdelijk in gebruik gesteld door EDF om een dreigend stroomtekort in België af te wenden.