Herne (D)

Afbeelding 1: Met haar diversiteit aan huistypen, bochtig stratenpatroon en veel openbaar groen geldt Teutoburgia als schoolvoorbeeld van een arbeidersnederzetting volgens de tuinstadgedachte.

Krupp was begin vorige eeuw weliswaar onbetwist de nummer één onder de staalbedrijven van het Ruhrgebied (en daarmee van Duitsland), dat betekende niet dat zijn concurrenten niet af en toe probeerden hem naar de kroon te steken. Op technisch gebied was dat moeilijk geworden, gezien de voorsprong die de staalgieters uit Essen inmiddels hadden opgebouwd en dat gold eveneens voor hun productievolume. Een prestigeproject kon wat dat betreft echter uitkomst bieden en de inspanningen die de industriëlen zich recent waren gaan getroosten om hun werknemers te huisvesten in ‘Siedlungen’ (kolonieën) vormden daartoe een goede gelegenheid. Toen Krupp in 1909 het plan ontvouwde voor de bouw van Margaretenhöhe volgens het moderne tuinstadconcept, besloot concurrent ‘Bochumer Verein’ dat ze niet achter kon blijven en ging ook een Siedlung in het groen bouwen voor zijn arbeiders. Niet op de thuisbasis in Bochum, maar in het nabijgelegen Herne waar het bedrijf net was begonnen met de aanleg van een nieuwe ‘Zeche’ om in de eigen behoefte aan steenkool voor de hoogovens en staalfabrieken te kunnen voorzien. Dat Zeche en Siedlung de naam ‘Teutoburgia’ kregen kan worden opgevat als een verwijzing naar de prestigestrijd tussen de staalbedrijven, want het Teutoburgerwoud staat min of meer synoniem met de slag die daar in het jaar 9 werd uitgevochten tussen de Romeinen en de Germanen. De Romeinse legioenen die zich superieur waanden werden er verslagen door de Germaanse strijders onder leiding van Arminius en met enig gevoel voor symboliek kan men deze naamgeving opvatten als een uitdaging van de Bochumer Verein richting het oppermachtige Krupp. Maar terwijl de Germanen er in slaagden om buiten het Romeinse Rijk te blijven, kwam de Bochumer Verein in 1965 uiteindelijk toch in handen van haar opponent uit Essen. Huisvesting was toen al geen aangelegenheid meer van werkgevers. Teutoburgia bleef dan ook buiten de overname en ging over naar een woningbouwvereniging. Net zoals veel andere Siedlungen viel ze ten prooi aan verval door de neergang van de zware industrie en de daarmee gepaard gaande werkeloosheid. Dankzij toekenning van de monumentenstatus in 1992 en het omvangrijke renovatieprogramma dat daar op volgde, behoort Teutoburgia vandaag de dag tot de fraaiste Siedlungen van Duitsland, hoewel de eerste plaats nog altijd voor Margarethenhöhe is weggelegd.

Afbeelding 2: Van steenkolenmijn (Zeche) Teutoburgia resteert enkel nog één van beide schachtbokken.

De aanblik en structuur van de huidige stad Herne zijn grotendeels gevormd door de steenkolenwinning. Met de bouw van de Köln-Mindener Eisenbahn in het midden van de negentiende eeuw, de aanleg van de Zechen Shamrock, Constantin, Mont Cenis en Friedrich der Große die daarop volgde en het graven van het Rhein-Herne Kanal kort voor de Eerste Wereldoorlog, groeide Herne uit van een klein dorpje rond het Schloss Strünkede tot een stad met honderdduizend inwoners. Eenzelfde ontwikkeling onderging het westelijk gelegen Wanne-Eickel dankzij de steenkolenmijnen Königsgrube, Hannibal, Pluto en Unser Fritz en het immense spoorwegknooppunt met rangeerstation dat er tot stand kwam. Sinds 1975 is het een stadsdeel van Herne. Aan de oostkant was Börnig reeds in 1927 tot Herne gaan behoren, al is het sindsdien met zijn zesduizend inwoners een klein stadsdeel gebleven. Reden hiervan is het feit dat de hoge verwachtingen die men van Zeche Teutoburgia had nooit zijn uitgekomen. Al kort nadat ze in 1911 in productie was genomen deden zich een aantal ongelukken voor, hoewel dat op zich niet uitzonderlijk was. Zorgwekkender was echter de hardheid van de steenkolenlagen, waardoor de exploitatie zeer moeizaam verliep. Toen door de steenkolencrisis van 1925/26 de noodzaak ontstond om de productiecapaciteit te verminderen lag het voor de Bochumer Verein voor de hand deze mijn te sluiten. De twaalfhonderd mijnwerkers konden gelukkig aan de slag in de naburige Zechen Constantin en Mont Cenis. Een aanzienlijk deel van hen was woonachtig in Siedlung Teutoburgia en kon daar blijven wonen.

Afbeelding 3: De Baarestrasse, die als centrale as van de Siedlung diende, eindigde bij de toegangspoort van steenkolenmijn Teutoburgia.

De aanleg van de Arbeitersiedlung was in 1909 begonnen met de bouw van eenenvijftig woonhuizen voor honderdtwintig families naar ontwerp van architect Otto Berndt. Daarna volgden nog drie uitbreidingsfasen, waardoor Teutoburgia in 1923 vierhonderdzestig woningen in honderdzesendertig huizen telde, die onderdak boden aan ruim veertienhonderd mensen. Naast een grote afwisseling van woonhuistypen, grote tuinen, veel openbaar groen en een bochtig stratenpatroon nam Berndt ook het idee van een centrale allee uit het Gardencity-concept van Ebenezer Howard over. Deze Baarestrasse voerde naar de poort van de steenkolenmijn. Links en rechts daarvan liepen de Schreber-, Lauben-, Schlägel- en Teutoburgiastrasse en de Bogenweg. In de Schadeburgstrasse, die direct langs het mijnbouwcomplex liep, bouwde men de wat grotere huizen voor de beambten en opzichters. Gedurende de Eerste Wereldoorlog lag de bouw jaren stil en toen deze in 1918 weer voorzichtig op gang kwam koos men aanvankelijk nog voor een goedkopere opzet van rijtjeswoningen rond een binnenplaats die via een poortgebouw te bereiken was. Deze ‘Teutoburgiahof’ bevindt zich aan de westzijde van de wijk, die uiteindelijk een totaal oppervlak van eenentwintig hectaren besloeg. Otto Berndt slaagde er in om afwisseling in het straatbeeld te brengen door uit vier basis-huistypen met behulp van verschillende combinaties van dakvormen, erkers, portalen, dakkapellen, vak- en pleisterwerk een grote mate van verscheidenheid te creëren zodat geen enkel huis op een andere lijkt. De tuinen bevonden zich achter de huizen en hoewel deze over het algemeen ver van de straat stonden behoorde de tussengelegen ruimte oorspronkelijk tot het openbaar groen. Samen met het uitgebreide bomenbestand en de vele perken en plantsoenen kreeg de wijk hierdoor een uitgesproken groen karakter.

Afbeelding 4: Plattegrond van de Siedlung met de gelijknamige Zeche (1), de centrale Baarestrasse (2) en de Teutoburgiahof (3).

Opmerkelijk genoeg is Zeche Teutoburgia uiteindelijk toch nog ruim veertig jaar operationeel geweest, maar dan door exploitatie van de steenkolenlagen van de naburige Zeche Erin, nadat er in 1929 een verbinding tot stand was gekomen tussen de gangenstelsels van beide mijnen. Door de economische crisis van de jaren dertig duurde het overigens nog tot 1941 vooraleer hier gebruik van werd gemaakt om de kolen van Erin op Teutoburgia bovengronds te brengen. Deze situatie bleef tot de sluiting van Zeche Erin in 1983, waarbij achtendertighonderd kompels hun baan verloren, bestaan. Daarna werd het mijnbouwcomplex van Teutoburgia gesaneerd en alleen de schachtbok en het ophaalgebouw bleven behouden. Het terrein is tegenwoordig een bos dat bekend staat als ‘Kunstwald’ vanwege de artistieke objecten die langs de wandelpaden staan opgesteld. Als zodanig is het opgenomen in de ‘Route der Industriekultur’. Het ophaalgebouw is omgebouwd tot kunstenaarsatelier en de schachtbok is ook ’s nachts zichtbaar dankzij de verlichting die er in is aangebracht.

Afbeelding 5: Door uiteenlopende combinaties van kapconstructies, dakkapellen, erkers en portalen in de huizen toe te passen wist architect Otto Berndt een afwisselend straatbeeld te scheppen.

In de jaren negentig ging woningbouwvereniging VEBA Wohnen AG over tot een grootschalige renovatie van de wijk. Omdat deze inmiddels op de monumentenlijst stond, moest er aan zware voorwaarden worden voldaan, hetgeen inhield dat de Siedlung weer nagenoeg in haar originele toestand werd teruggebracht. Aanbouwsels werden verwijderd, kunststof kozijnen door houten exemplaren vervangen en illegaal aangelegde voortuinen weer aan het openbaar groen toegevoegd. Verwarmden de bewoners vroeger hun huizen met kolen uit de eigen mijn, nu profiteren ze van het mijngas dat nog altijd vrijkomt uit het verlaten gangenstelsel en in een kleine centrale d.m.v. warmtekrachtkoppeling wordt omgezet in warmte en elektriciteit. Omdat het renovatieproject Teutoburgia haar oorspronkelijke uitstraling weer volledig teruggegeven heeft, ontving VEBA Wohenen AG hiervoor in 1998 de ‘Bauherrenpreis’. Sindsdien is de Siedlung, net als het naastgelegen Kunstwald, opgenomen in de Route der Industriekultur en deed ze enkele malen dienst als decor voor filmopnamen.

Afbeelding 6: Bij de renovatie in de jaren negentig werden de voortuinen weer aan het openbaar groen toegevoegd.