Rotterdam

Rotterdam (28)Afbeelding 1: Luchtopname van het fabriekscomplex van Kortman & Schulte in de jaren vijftig. Het oude zeemagazijn van de VOC, waarin het bedrijf begon met de productie van kristalsoda, is in het midden nog zichtbaar.  

Het zwaartepunt van de Nederlandse chemiesector bevindt zich tegenwoordig in het Rotterdamse havengebied, ver verwijderd van het stadscentrum. Maar zoals eens de havenactiviteiten dicht bij dat stadshart begonnen zijn, geldt dat ook voor de chemische industrie. Eén van de weinige plekken waar men nog een indruk kan krijgen van die vroege havenontwikkeling is Delfshaven en het is ook dáár dat er nog sporen zijn terug te vinden zijn van een negentiende-eeuwse chemische fabriek. Het was de firma Kortman & Schulte die er in 1886 in het voormalige zeemagazijn van de VOC begon met de productie van soda, meer in het bijzonder kristalsoda. Zoals in de inleiding van deze rubriek reeds beschreven betekende het proces van Ernest Solvay om soda uit zout en kalk te maken het begin een geïntegreerde chemische industrie zoals we dat tegenwoordig noemen. De petrochemie die vandaag de dag in het Rotterdamse havengebied domineert is daar een twintigste-eeuws voorbeeld van. Het Solvay-proces zelf heeft men in Delfshaven nooit bedreven, maar men kocht de ruwe soda van buitenlandse producenten om er vervolgens kristalsoda van te maken. Dit is de ‘huishoudsoda’ die menigeen nog in het keukenkastje heeft staan, vaak onder de merknaam Driehoek die Kortman & Schulte later gingen voeren. Het bedrijf was zich toen al gaan toeleggen op de productie van zeeppoeder en bereikte daarmee een hoogtepunt toen het in 1963 als eerste in Nederland met een enzym-houdend wasmiddel op de markt kwam: Biotex. Na overname door chemiereus Akzo Nobel is er nog tot 1995 geproduceerd in het fabriekje van Delfshaven, waarvan nu enkel nog het monumentale VOC-magazijn als appartementencomplex behouden is gebleven.Delfshaven - Kortman & Schulte (2)Afbeelding 2: Het voormalige zeemagazijn van de VOC in Delfshaven is na restauratie in 2018 een appartementencomplex geworden.

1886 was ook het jaar waarin Delfshaven door de gemeente Rotterdam geannexeerd werd. Hiermee kwam een einde aan eeuwenlange zelfstandigheid, waarin het stadje als voorhaven van Delft aan de Maas tot grote bloei was gekomen. Via een gegraven vaart, de Delfshavense Schie, konden de goederen die er aan land werden gebracht noordwaarts naar Delft getransporteerd worden. Haringvisserij, walvisvaart en scheepsbouw brachten vanaf de zestiende eeuw veel welvaart en in de zeventiende eeuw kwam daar de profijtelijke handel op Oost-Indië bij toen Delft één van de zeven zogenaamde ‘kamers’ van de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) werd. Het handelskantoor, of Oostindisch Huis, kwam in Delft te staan, maar de scheepswerven lagen in Delfshaven en in 1672 verrees daar een groot zeemagazijn. Van daaruit werden de meer dan honderd schepen uitgerust die in twee eeuwen tijd voor de Delftse Kamer van de VOC gevaren hebben. Vandaag de dag mag het pand dan een statige uitstraling hebben, oorspronkelijk had het zelfs een paleisachtige sierlijkheid. Die verdween echter bij een brand in 1746, waarna het aanmerkelijk soberder werd heropgebouwd, conform de neergaande spiraal waarin de VOC zich toen al bevond. Vervolgens was het nog jarenlang in gebruik bij de Koninklijke Marine alvorens het vanaf 1888 onderdeel ging uitmaken van een chemisch fabriekscomplex.Kortman & Schulte (1)Afbeelding 3: Een operator aan het werk bij een reactorvat dat staat opgesteld op de begane grond van het oude zeemagazijn. 

Kennis van industriële chemie, of chemische technologie, was in die jaren nog schaars in Nederland en dus ging de Rotterdamse koopman Constant Kortman een samenwerking aan met de Duitse chemicus Hermann Schulte om zijn kristalsodafabriek zo snel mogelijk succesvol te maken. Als grondstof liet men sodapoeder per schip aanvoeren via het water van de Achterhaven, dat vervolgens naar de zolderverdieping getransporteerd werd om het daar in grote kuipen op te lossen in kokend water. Door de soda hierin langzaam uit te laten kristalliseren vormde zich een zogenaamd hydraatverbinding van grote, waterhoudende kristallen, die voor de consument veel gemakkelijker oplosbaar waren dan de ruwe soda. Een etage lager leidde men de samengeklonterde sodakristallen door brekers en schudzeven alvorens het eindproduct op de begane grond in bunkers op te slaan of direct te verpakken voor de verkoop. Voor fijne soda, of Patentsoda, voegde men natriumsulfaat toe aan de kuipen, teneinde het kristallisatieproces te versnellen en daarmee de kristallen te verkleinen. Deze konden enkel door middel van centrifuge van de oplossing worden gescheiden. Kristalsoda vond zijn belangrijkste toepassing als waterontharder in wasbehandelingen en reinigingsprocessen, omdat het zich bindt met calcium en magnesium en zo verhindert dat de zeep hierdoor ineffectief wordt gemaakt. Ook zonder zeep heeft een soda-oplossing overigens al een ontvettende werking. Patentsoda, ook wel baksoda genoemd, reageert met de zure bestanddelen in het beslag waarbij zich kooldioxide vormt. Het neutraliseren van deze zuren komt de smaak van het gebak ten goede, terwijl het ontwijkend CO2 er een luchtige structuur aan geeft. Andere producten die men in de beginjaren maakte waren het vleesconserveringsmiddel sulfiet uit zwavelig zuur en jodium en salpeterzuur uit chilisalpeter, of beter gezegd het ballastwater van de schepen die dit mineraal aanvoerden uit Zuid-Amerika. Tijdens de lange zeereis vormde zich het jodium doordat het zeewater in de ballasttanks langzaam reageerde met de salpeter. Toen de zeilschepen meer en meer plaats gingen maken voor veel snellere stoomschepen deed dit proces zich nog maar nauwelijks voor en maakte dit een einde aan deze lucratieve inkomstenbron, omdat op jodium voor medicinale doeleinden veel winst werd gemaakt.Kortman & Schulte (3)Afbeelding 4: Nog tot ver na de oorlog waren de installaties via drijfriemen en transmissieassen aangesloten op een centrale motor. 

Rond de eeuwwisseling moest het bedrijf daarom nieuwe markten aanboren. Zeepbereiding lag daarbij voor de hand, gezien het feit dat de kristalsoda overwegend voor wasdoeleinden geproduceerd werd. Ook dit proces speelde zich hoofdzakelijk af in grote kuipen waarin palmolie, lijnolie of talg met soda werd omgezet in glycerine en vetzuren. Daaruit vormde zich na neutralisatie met zwavelzuur zeep, dat van het wateroppervlak werd afgeschept en na verpakking onder de merknamen ‘Kroon voor de was’ en ‘Driehoek’ in de winkelschappen terecht kwam. De glycerine vond zijn weg naar de voedings- en geneesmiddelenindustrie. Het had in zekere mate nog het ambachtelijke karakter van de eeuwenoude zeepziederij, maar dit was destijds zelfs nog het geval bij grote zeepproducenten als Lever Brothers en dit zou pas na de Tweede Wereldoorlog veranderen door de opkomst van synthetische zeep en wasmiddelen. Kortman & Schulte ging mee in laatstgenoemde ontwikkeling en presenteerde in 1950 haar waspoeder ‘Drietex’ voor gebruik in de wasmachine. Het is ook in die tijd dat het bedrijf pas de uitstraling van een moderne chemische fabriek krijgt en het oude zeemagazijn omsloten raakt door hallen, loodsen, pijpenbundels, silo’s en extractiekolommen.Kortman & Schulte (2)Afbeelding 5: Niet alleen op het laboratorium maar ook op de verpakkingsafdeling was een aanzienlijk aantal vrouwen werkzaam.

Haar hoogtepunt bereikte de onderneming in 1963 met de introductie van een waspoeder waaraan enzymen waren toegevoegd. Dit beruste op de ontdekking van de Duitse chemicus Otto Rohm (grondlegger van het chemiebedrijf Rohm & Haas) dat hardnekkige vlekken met pancreasenzymen uit slachtafval verwijderd konden worden. Vervolgens duurde het nog een halve eeuw voordat deze voldoende gestabiliseerd konden worden om in het hete, alkalische waswater werkzaam te blijven. Kortman & Schulte kocht een licentie op deze nieuwe technologie en ging het waspoeder onder de naam ‘Biotex’ verkopen. Het bleek een groot succes en om aan de grote vraag te kunnen voldoen was een nieuwe fabriek nodig, die in het Rotterdamse stadsdeel Overschie kwam te staan. In 1965 kwam het bedrijf door overname in handen van Koninklijke Zwanenberg Organon, dat op haar beurt weer opging in het AKZO-concern (tegenwoordig AKZO-Nobel). Na beëindiging van de productie in 1995, die in de laatste jaren enkel nog glycerine betrof, kwam de fabriek onder de slopershamer, waarbij enkel het zeemagazijn dankzij haar monumentenstatus behouden bleef. Terwijl op de vrijgekomen grond appartementengebouwen verrezen, mislukten de pogingen om van het VOC-gebouw een bioscoop en later een hotel te maken. Een plan voor kantoorruimte op de begane grond en tien woningen daarboven haalde in 2018 de eindstreep wel en werd een jaar later gerealiseerd. Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden takelde men de drie grote sodakuipen van de zolderetage, om hiermee later de herinnering aan het industriële verleden te kunnen bewaren. Dit bij gebrek aan een industriële uitstraling van het pand zelf. Elders in Delfshaven bevinden zich gebouwen die deze uitstraling overigens nog wel hebben, zoals de voormalige jeneverstokerij van Henkes aan de Voorhaven en Roeloff’s Uitstoomingsinrichting aan de Mathenesserdijk. Beiden beschikken nog over een fabrieksschoorsteen en hebben inmiddels een nieuwe bestemming gekregen.Delfshaven - Kortman & Schulte (1)Afbeelding 6: De sodakuipen op de zolderetage werden kort voor de restauratie verwijderd, maar zullen behouden blijven.

Het toeval wil dat enkele kilometers westelijker in buurgemeente Schiedam nóg een  kristalsodafabriek staat, eveneens gevestigd in een voormalig pakhuis en waarin zich ook nog steeds de technische installaties en kristallisatiekuipen bevinden. Het is gelegen tussen een herenhuis aan De Plantage en het water van de Buitenhaven aan de achterzijde van het perceel. Van oorsprong droeg het de naam ‘Lijfland’ (Estland) en werd het samen met het naastgelegen pakhuis ‘Koerland’ (Letland) rond 1800 in opdracht van de Schiedamse jeneverstokersfamilie Nolet gebouwd voor de opslag van graan uit beide Baltische staten. Vanaf 1894 vond er productie van kristalsoda plaats door de firma Dury & Hammes, die in 1936 werd overgenomen door chemiebedrijf Solvay. De fabriek bleef operationeel tot 1976, waarna het pand in verval raakte en sloop dreigde. Hier kwam protest tegen en coöperatie ‘De Sodafabriek’ kocht het pand voor een symbolisch bedrag om er flexplekken en ateliers voor creatievelingen in onder te brengen. Een grondige restauratie, hoewel hoognodig, laat voorlopig nog op zich wachten.