Afbeelding 1: Luchtopname van het DRU-complex uit 1922 met het portiersgebouw (1), ketelhuis (2), loonbureau (3), afbramerij (4), SSP-hal (5), emailleerderij (6), badkuipenfabriek (7) en Oude IJssel (8)
In het voorjaar van 2014 werd met de opening van het innovatiecentrum ICER in Ulft de herbestemming van het DRU-complex voltooid. Deze combinatie van Industrieel verleden, Cultuur, Educatie en Recreatie in de gebouwen van de voormalige ijzergieterij aan de Oude IJssel moet de Achterhoek een nieuwe impuls geven nu de ovens er goeddeels gedoofd zijn. In het IJzermuseum, gevestigd in de voormalige afbramerij, komen de tijden van de koepelovens, gietpannen en emailleerbaden weer tot leven, maar wordt ook de link gelegd met het heden van bedrijven in de regio die zich nog met metaalverwerking bezighouden en de toekomst voor jongeren die dankzij moderne middelen kennis kunnen maken met innovatie en design.Afbeelding 2: Het DRU-complex gezien vanaf de brug over de Oude IJssel.
De IJzernijverheid van de Achterhoek vindt haar oorsprong in de afzetting van oer in de bedding van de Oude IJssel. Nadat men hieruit al eeuwenlang op ambachtelijke wijze in smederijen ijzer had gewonnen, betekende de bouw van de eerste hoogoven in 1689 in het nabij Ulft gelegen Gaanderen het begin van het pre-industriële tijdperk voor deze streek. De kiem voor “de DRU” werd gelegd in 1754 toen er in opdracht van de graaf van Bergh een ijzerhut werd opgetrokken aan de monding van de Meulenbeek in de Oude IJssel en nog altijd prijkt dit jaartal op de watertoren van het complex. Voor aandrijving van de blaasbalgen zorgde het snelstromende beekwater, de grondstoffen ijzeroer, houtskool en kalk konden worden aangevoerd over de rivier, die mogelijk ook werd gebruikt om een deel van de gegoten potten, pannen, haardplaten en kanonskogels bij afnemers te bezorgen. Een commercieel succes is het dan nog niet en de Ulftse ijzerhut verwisselt een aantal maal van eigenaar alvorens Bernard Diepenbrock en de gebroeders Theodoor en Bernard Reigers uit het Duitse Bocholt in 1774 de zaken voortvarender aanpakken. Hun namen en die van de vestigingsplaats van hun ijzerhut zullen later in de bedrijfsnaam DRU nationale bekendheid krijgen.Afbeelding 3: Het voltallige personeel van de gieterij, einde negentiende eeuw.
Een eeuw later blijken de gunstige vestigingsfactoren achterhaald. Het opstuwen van het beekwater voor de raderen leidt tot conflicten met de boeren en de voorraden ijzeroer raken uitgeput. Met de plaatsing van een stoommachine in 1853 is de onderneming niet meer afhankelijk van waterkracht en als niet veel later de eerste koepeloven wordt gebouwd is de ontwikkeling tot industriecomplex in gang gezet. Een vormerij, slijperij en emailleerafdeling volgen en voor het einde van de eeuw krijgt de DRU aansluiting op het spoornet van de Geldersche Stoom Tramweg Maatschappij. Het bedrijf is dan inmiddels al helemaal overgeschakeld op de verwerking van ruwijzer dat van elders wordt aangevoerd. Na 1900 begint het complex langzaam zijn huidige vorm te krijgen, o.a. met gebouwen van architectenbureau Beltman dat in Twente dan al menige weverij en spinnerij heeft ontworpen en waarmee de vierkante watertoren de markantste overeenkomst vormt. Ketelhuis, pomphuis, loonbureau, eetzaal en modellenmakerij zijn van de hand van vader Gerrit. Zoon Arend tekent de nieuwe emailleerderij en stamperij die resp. in 1914 en 1919 worden opgeleverd in gewapend beton volgens het systeem Hennebique. Laatstgenoemd gebouw is niet alleen opgetrokken in een nieuw materiaal, men gaat er ook een nieuw materiaal verwerken tot producten: plaatstaal. Met het gereedkomen van de badkuipenfabriek in 1920 heeft het complex zijn eindomvang bereikt.Afbeelding 4: Het aanbrengen van poeder-emaille op een gietijzeren badkuip omstreeks 1960.
Door de crisisjaren die volgen is verdere uitbreiding van het complex niet opportuun, hoewel de DRU onder bezielende leiding van ir. Sassen zich door deze moeilijke tijd heenslaat en er zelfs gebruik van maakt om door overnames haar posities als haardenfabrikant te versterken. In de wederopbouwperiode zal dit dan ook uitgroeien tot het bekendste DRU-product, omdat alle nieuwe woningen uiteraard ook verwarmd moeten worden. Het personeelsbestand bereikt met 1500 medewerkers in die jaren haar maximale omvang en in 1954 mag het bedrijf zich “koninklijk” noemen. Dat predicaat leent zich goed voor reclame-uitingen die in die tijd ook steeds belangrijker worden, maar er is meer nodig om de gunst van de klant te winnen en vast te houden. Wim Gilles wordt als productdesigner in dienst genomen en met zijn ontwerpen van een platte fluitketel en dekschalenserie onder de naam Confetti worden prijzen in de wacht gesleept. De omschakeling op aardgas als verwarmingsbron voor de Nederlandse huishoudens na 1963 leidt wederom tot groei van het bedrijf. Men ziet zich genoodzaakt om naast nieuwbouw aan de Oude IJssel ook een tweede vestiging in Emmeloord te openen waar gaskachels vervaardigd gaan worden. De neergang dient zich in de zeventiger jaren aan en net als in andere industrietakken wordt het antwoord daarop gezocht in reorganisaties en fusies. Samen met ETNA uit Breda en Daalderop uit Tiel gaat de DRU op in Amalga, maar houdt daarmee wel op “koninklijk” te zijn. Omdat de vraag naar gaskachels daalt door de opkomst van centrale verwarming, gaat men zich toeleggen op professionele markten door het bouwen van koeltanks, maar ook als toeleverancier van de auto- en witgoedindustrie. De oude productiehallen zijn niet geschikt voor deze nieuwe activiteiten en komen kort na de laatste eeuwwisseling leeg te staan. Onder de merknaam DRU worden overigens vandaag de dag nog steeds kachels vervaardigd, maar dan in het dertig kilometer westelijker gelegen Duiven.Afbeelding 5: Het portiersgebouw ontleent haar naam aan de karakteristieke portiersloge met klok.
Dat een fabriekscomplex waarvan de oorsprong twee-en-een-halve eeuw terug gaat in de tijd met respect moet worden behandeld was de gemeente Gendringen, waartoe het dorp Ulft behoort, zich bewust. Complicerende factor bij de herbestemming was echter de landelijke ligging, waardoor doelgroepen al snel te klein van omvang zijn en de financiële mogelijkheden van de gemeente beperkt. Er werd dan ook in een vroeg stadium samenwerking gezocht met de provincie Gelderland, een projectontwikkelaar, woningbouwcorporatie en maatschappij voor erfgoedontwikkeling BOEi. Het Portierscomplex, de benaming voor het ensemble van oudste fabrieksgebouwen aan de zuidzijde van het complex (waarvan de karakteristieke portiersloge slechts een klein onderdeel is), werd als eerste onder handen genomen en biedt sinds 2009 onderdak aan een bibliotheek, galerie, grand-café, theater, poppodium, muziekschool en verenigingslokalen. Na restauratie huisvest het voormalige loonbureau de regionale radiozender Optimaal FM, verhuurt corporatie Wonion appartementen in het Beltmancomplex (aanduiding van het vroegere emailleergebouw), heeft BOEi werk-woon-lofts ontwikkeld in wat eens de badkuipfabriek was en worden af en toe evenementen gehouden in de grote SSP-hal (voorheen Stainless Steel Plaatwerkerij). De afbramerij tenslotte is het nieuwe thuis geworden van het IJzermuseum, dat tegelijkertijd een moderne opzet heeft gekregen en met “ICER” ook een nieuwe naam.Afbeelding 6: De voormalige emailleerderij draagt tegenwoordig de naam van haar architect Arend Beltman, die voor de watertoren teruggreep op zijn ontwerpen voor textielfabrieken.
Het museum toont in twaalf kabinetten de geschiedenis van de ijzerwinning, -verwerking en -bewerking in al haar facetten. Dus niet alleen die van gietijzer aan de Oude IJssel, maar ook de staalproductie in IJmuiden. De ontwikkeling van het gieterijcomplex vanuit de 18-de eeuwse ijzerhut is met een fraaie maquette verbeeld en toegelicht met documenten en blauwdrukken. Er wordt ruim gebruik gemaakt van audiovisueel materiaal dat up-to-date en van goede kwaliteit is. Natuurwetenschappelijke aspecten komen hierbij ook nadrukkelijk aan bod, zoals de relatie tussen de temperatuur van het ijzer en de kleur van het uitgezonden licht of die tussen afkoeling en krimp van het gietstuk. Maar ook het ontwerpen van gietstukken, maken van gietmallen, nabewerking van metaaloppervlakken en het coaten d.m.v. galvaniseren, lakken en uiteraard emailleren worden onder de aandacht gebracht. De gieterijen die nog resteren in de Achterhoek, zoals Lovink in Terborg en Vulcanus in Doetinchem, hebben duidelijk hun inbreng geleverd om te laten zien dat hun bedrijfstak met zijn tijd is meegegaan. “Zien” volstaat tegenwoordig echter niet meer in een museum, er moet ook wat te doen zijn, zeker voor de jeugdige bezoekers. Het spreekt vanzelf dat uit veiligheidsoogpunt het gietproces met zijn nabewerkingen hier niet voor in aanmerking komt. Daarom heeft ICER voor haar actieve gedeelte gekozen voor het vormgevingsproces in algemene zin, dat tegenwoordig bij wijze van spreken aan de keukentafel kan worden beoefend dankzij de 3D-printer. Er is dan ook een Lab ingericht waar een aantal van deze “alleskunners” staan opgesteld, inclusies microscopen en meetinstrumenten om het vervaardigde prototype op defecten te onderzoeken. Ter inspiratie staan er talloze producten uitgestald die de Achterhoekse metaalindustrie en professionele ontwerpers uit de regio hebben voortgebracht. Laatstgenoemden kan men regelmatig aan het werk zien in ICER omdat de faciliteiten ook hen ter beschikking staan. Creatievelingen kunnen zich hier een hele dag uitleven om tot een uniek design te komen. De klassieke museumbezoeker zal één tot twee uur besteden aan de tentoonstelling, maar moet ook zeker een uurtje reserveren voor een wandeling door de rest van het DRU-complex met zijn nieuwe functies en eigentijdse toevoegingen.