Kopenhagen (DK)

Kopenhagen (1)Afbeelding 1: De dubbele kraanbaan van de marinewerf ‘orlogsværftet’ op Holmen in Kopenhagen. Van 1692 tot 1993 werden hier de schepen van de Deens marine gebouwd, onderhouden en gerepareerd.

Zoals bekend gaat het roemrijke zeevarende verleden van de Denen veel verder terug in de tijd dan dat van ons. Al meer dan duizend jaar geleden konden de Vikingen verre zeereizen maken, maar ook via rivieren diep landinwaarts doordringen voor handel of strooptochten. Dit was mede te danken aan de geavanceerde technieken waarmee ze hun langschepen bouwden, zoals blijkt uit archeologisch- en experimenteel onderzoek. Toen de Republiek der Zeven Provinciën haar Gouden Eeuw beleefde, waren haar scheepsbouwers tot ver over de grenzen gevraagd en bouwden er fluitschepen, Oostindiëvaarders en oorlogsbodems. Ook de Deense regering en rederijen maakten gebruik van hun diensten om hun oorlogs- en handelsvloot te moderniseren. Tijdens de industrialisatie bleek dat zowel Nederland als Denemarken de boot hadden gemist en beiden een beroep moesten doen op Britse kennis en ervaring om hun achterstand in te lopen. De stoommachine was toen het hart van het schip gaan vormen en het waren dan ook machinefabrieken die uitgroeiden tot de nieuwe scheepswerven. In Denemarken was dat in 1846 als eerste Machinefabriek Burmeister & Wain (B&W), destijds ook de grootste onderneming van het land en gevestigd in de hoofdstad Kopenhagen. Vanaf de jaren zeventig bouwde de nieuwe scheepswerf van B&W op Refshaleøen enkel nog ijzeren schepen en in 1891 liep het eerste schip met een stalen romp er van stapel. Verwerving van een patent van Diesel betekende een internationale doorbraak, die B&W begin vorige eeuw een leidende positie verschafte op het gebied van motorschepen. Die behield ze tot in de jaren vijftig en bouwde in die tijd vooral vracht- en koelschepen. Ook liep B&W voorop in de toepassing van sectiebouw, die er in de jaren zestig werd ingevoerd en waarvoor toen twee grote betonnen hallen verrezen. De concurrentie uit het Verre Oosten leidde eveneens in Denemarken tot de ondergang van de sector en voor B&W was dat in 1996 het geval. Sindsdien is Refshaleøen het domein van creatieve ondernemers en vinden er culturele evenementen plaats. Zo boden de betonnen ‘B&W Hallerne’ onderdak aan de finale van het Eurovisie Songfestival in 2014.Kopenhagen (2)Afbeelding 2: Stadskaart van Kopenhagen uit begin vorige eeuw met Nyholm (1), Frederiksholm (2), Arsenaløen (3) en Christianshavn (4).

Een scheepswerf die wél de transitie van het zeil- naar het stoomtijdperk wist te maken was de orlogsværftet, onderdeel van de marinebasis op Holmen. Volgens de archiefbronnen was in 1692 de ‘Dannebrog’ het eerste schip dat daar een reparatie- en onderhoudsbeurt onderging. Lange tijd gingen de Deense oorlogsschepen in de haven van Kopenhagen voor anker te midden van de vissers- en handelsschepen, maar in 1680 lanceerde Admiral Niels Juel het plan voor een marinebasis op Nyholm. Dit was een kunstmatig eilandje dat was aangelegd op een plaats waar voorheen afgedankte schepen, gevuld met stadsvuil, waren afgezonken. Ter verdediging werden er in 1685 op een langgerekte zandbank tussen Christianshavn en Nyholm zeven bastions opgeworpen. Deze bestaan nog altijd, inclusief de oude buskruitmagazijnen op de bastions Carl en Wilhelm uit 1688 en 1690. Gedurende de achttiende eeuw kwamen door landaanwinning nog twee eilanden tot stand tussen Nyholm in het noorden en Christianshavn in het zuiden: Arsenaløen en Frederiksholm. Eerstgenoemd eiland heette oorspronkelijk Christiansholm, maar toen er in 1770 een groot arsenaal gereed kwam ging men het daar naar noemen. Op Frederiksholm moesten woningen komen voor marineofficieren, maar uiteindelijk diende het als opslagplaats voor scheepsmasten en andere benodigdheden voor de vloot. De drie eilanden werden onderling verbonden en kwamen tezamen bekend te staan als ‘Holmen’. In omvang, gebruik en periode van aanleg komen ze min of meer overeen met Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg in Amsterdam.Kopenhagen (3)Afbeelding 3: De mastenkraan met bijbehorend magazijn die in 1749 op Nyholm gebouwd werden.

Een bijzonder bouwwerk op Nyholm dat nog herinnert aan het scheepsbouwverleden is de mastenkraan uit 1751. Voor het oprichten van de scheepsmasten maakte men lange tijd gebruik van de kaapstander waarmee normaliter de ankers werden opgehaald, maar naarmate de afmetingen toenamen begon dit steeds problematischer te worden. Daarom kreeg architect Philips de Lange, van oorsprong Nederlander, de opdracht om hier een hijswerktuig voor te ontwerpen. Hij tekende hiervoor een toren waarin het gehele hijsmechanisme was ondergebracht om het te beschermen tegen weersinvloeden en waar alleen de giek nog bovenuit stak. Na het zeiltijdperk raakte de mastenkraan in onbruik, maar bleef behouden als hét beeldbepalende monument van Holmen. Nog oudere gebouwen op Nyholm zijn het ‘Ostre en Vestre Takkeladshus’ uit 1723/1729  voor de opslag van masttuigage, de ‘Spanteloftsbygningenby’ uit 1742 voor het verbuigen van de scheepsspanten en de ‘Hovedvagten’ uit 1744 waar de poortwachters hun onderkomen hadden. Ook het ontwerp voor deze hoofdwacht werd geleverd door Philips de Lange. De allereerste stoommachine van Denemarken kwam in 1790 in gebruik voor het aandrijven van een hamerwerk in een ankersmederij op Gammelholm, een eilandje dat deel uitmaakte van de oude haven van Kopenhagen. Gedurende de Napoleontische tijd werd de marinebasis zwaar op de proef gesteld. De Britten waren bevreesd dat de Deense vloot in Franse handen zou vallen en dan door hen gebruikt zou worden om de Sont af te sluiten. Daarom besloten ze deze uit voorzorg in 1807 zelf te veroveren en lieten deze actie voorafgaan door een zwaar bombardement vanuit zee op Kopenhagen, waarbij tweeduizend bewoners omkwamen en drie linieschepen die op Nyholm in dok lagen vernietigd werden. Het betekende het einde van de Deense machtspositie in het Oostzeegebied.Kopenhagen (4)Afbeelding 4: Het kanaal tussen Christiansholm (links) en Arsenaløen (rechts), gezien in noordelijke richting. Tussen de twee langgerekte gebouwen van het arsenaal is de fraai versierde koningspoort zichtbaar. Toen men Holmen alleen per veerpont vanuit Kopenhagen kon bereiken, was dit de enige toegang.

De orlogsværftet speelde een belangrijke rol in de wederopbouw van de Deense marinevloot. Gedurende de eerste decennia van de negentiende eeuw waren dat, net als in andere landen, dezelfde scheepstypen als in de voorgaande twee eeuwen maar dan in grotere afmetingen. Zo werd in 1830 het fregat ‘Bellona’ te water gelaten en in 1850 zelfs nog een linieschip met drie geschutsdekken, de ‘Dannebrog’. De ‘Lindormen’ kan beschouwd worden als het eerste moderne oorlogsschip. Dit pantserschip gleed in 1868 van de helling. De eerste kruiser, de ‘Valkyrien’, volgde in 1888, de eerste onderzeeboot ‘Havfruen’ in 1912 en de eerste torpedoboot ‘Delfinen een jaar later. Om deze schepen te kunnen bouwen, repareren en onderhouden werd Holmen met alle benodigde faciliteiten uitgerust, zoals een droogdok met pomphuis in 1858, een ketelmakerij in 1887 en een dubbele kraanbaan in 1929. Voorzieningen voor Holmen’s rol als marinebasis die in deze periode tot stand kwamen waren een gevangenis (1891) en marinierskazerne (1910). Van 1913 tot 1943 bevond zich op Holmen tevens een basis voor watervliegtuigen en vliegboten: de ‘Flyvemaskineværksted’. In 1924 kwam de scheepswerf organisatorisch los te staan van de marine om ook voor civiele opdrachtgevers te kunnen werken, zoals de kustwacht en veerbootmaatschappijen. Het laatste schip dat er gebouwd werd was in 1968 de onderzeeboot ‘Narhvalen’, waarna er nog tot 1993 onderhouds- en reparatiewerk werd verricht. Sindsdien is het scheepsnieuwbouw en –reparatiewerk voor de Deense marine  verricht door ‘Odense Staalskibsværft’, een werf van de internationaal bekende rederij Maersk, terwijl de diensten van de marinebasis Holmen werden overgeheveld naar Korsør en Frederikshavn.OMK 74:1966Afbeelding 5: De tewaterlating van het koninklijk jacht ‘Dannebrog’ op 10 oktober 1931. De Deense koninklijke familie maakt er  nog altijd gebruik van.

In de loop van de jaren negentig kreeg het publiek toegang tot Holmen en begon de herontwikkeling van de eilanden tot een nieuw stadsdeel van Kopenhagen om te wonen, werken en winkelen. Veel gebouwen van de marinebasis en scheepswerf bleven daarbij behouden en kregen na renovatie een nieuwe bestemming. Zo is de voormalige ketelmakerij (‘Kedelsmedien’) tegenwoordig een restaurant en zijn in de vliegbotenhangaar uit 1921 kantoren gevestigd. Op Frederiksholm hebben de nationale academies voor toneel, film, rockmuziek en architectuur onderdak gevonden. Inmiddels is er ook veel nieuwbouw verrezen, waarvan het nationale operagebouw uit 2005 de grote blikvanger is. Bijna volledig door water omgeven doet het denken aan het Sydney Opera House, dat een halve eeuw eerder door een Deense architect ontworpen is. Tegelijkertijd stuitte deze locatie ook op kritiek, omdat de opera vanuit de binnenstad enkel per waterbus bereikbaar is. Drie museumschepen houden de herinnering aan het marineverleden van Holmen levend. De HDMS Sælen is een onderzeeboot uit 1965 die in 2004 op het droge kwam en daar sindsdien door het publiek bezocht kan worden. Eveneens uit 1965 dateert het fregat HDMS Peter Skram, terwijl het snelle aanvalsschip HDMS Sehested aanmerkelijk jonger is (bouwjaar 1978) maar toch al in 2001 de museumstatus kreeg toebedeeld.Kopenhagen (6)Afbeelding 6: In 1954 liet de marine op Frederiksholm een grote hal van gewapend beton bouwen voor onderhoud en reparatie aan motortorpedoboten. Deze werd in 2003 omgebouwd tot het appartementencomplex ‘Torpedohallen’ met 73 wooneenheden.