Dreux (F)

Afbeelding 1: Het pavillon medio-social was een  laat voorbeeld van modernistische architectuur. Het is nog altijd het visitekaartje van het complex, dat tegenwoordig ‘La Radio’ heet.

Hoewel er geen sterke concurrenten waren had Philips het toch niet gemakkelijk om haar producten op de Franse markt te brengen. Eerst waren het hoge invoerheffingen, daarna afwijkende standaarden die het zakendoen belemmerden. Toch slaagde Philips erin om doormiddel van overnames voet aan de grond te krijgen en de onderneming La Radiotechnique was er daar één van. Aanvankelijk betrof dat de productie van radioapparaten in Suresnes, maar na de oorlog ook televisietoestellen en andere consumentenelektronica die onder de merknaam ‘Radiola’ verkocht werden. Daarvoor kwamen er nieuwe fabrieken ver buiten Parijs, onder andere in Dreux voor de productie van beeldbuizen en TV-sets. Dit fabriekscomplex bood vijftig jaar lang werkgelegenheid aan twaalfhonderd mensen, die echter nooit warme gevoelens koesterden voor Philips, laat staan voor LG waarmee ze in de laatste jaren te maken kregen.Afbeelding 2: Assemblage-atelier voor radiobuizen in de fabriek van La Radiotechnique te Suresnes.

Toen La Radiotechnique in 1920 haar deuren opende in Suresnes telde de fabriek zevenentwintig arbeiders. In 1926 was dit al opgelopen tot zeshonderd, die per dag zesduizend radiobuizen produceerden. Onder de merknaam ‘Radiola’ ging men vanaf 1929 ook radiotoestellen produceren en in 1931 kwamen daar die van Philips bij. De sobere, robuuste Radiola-toestellen waren bestemd voor het grote publiek terwijl die van Philips als ‘high-end’ gepositioneerd werden. Toen internationaal de spanning begon op te lopen ontving de fabriek orders van het Ministerie van Defensie voor zend- en ontvangstapparatuur, waarvoor zelfs een filiaal in Angers werd geopend. Na de nederlaag van 1940 toonde ook de Duitse bezetter om deze reden belangstelling voor de fabriek. Directeur Henri Damelet slaagde er echter in om het bedrijf een zelfstandige positie te laten behouden, die bovendien een dekmantel was voor zijn verzetsactiviteiten. Zo wist hij deportatie van zijn arbeiders te voorkomen door ze te laten onderduiken, speelde hij strategische informatie over de fabriek door aan de Britse geheime dienst en regelde hij opvang voor Nederlanders die via Frankrijk op doorreis waren naar Engeland.Afbeelding 3: La Radiotechnique verkocht haar radiotoestellen onder de merknaam Radiola.

Medio jaren ’50 ging La Radiotechnique vanuit Suresnes dezelfde weg bewandelen als Philips vanuit Eindhoven deed, namelijk het verspreiden van haar fabrieken over andere delen van het land. La Radiotechnique richtte haar blik daarbij op het westen en begon in 1953 met de bouw van een fabriek voor elektronenbuizen in Chartres. In 1956 kwam er een fabriek voor beeldbuizen in Dreux en één voor overige televisiecomponenten in Nogent-le-Rotrou, met een dependance in La Loup. Door de snelle opkomst van de transistor als opvolger van de elektronenbuis werd reeds in 1957 besloten tot de bouw van een fabriek voor halfgeleiders in het Normandische Caen. Organisatorisch werden deze componentenfabrieken binnen het bedrijf ondergebracht binnen de divisie RTC: Radiotechnique Compelec. Net als bij Philips in Eindhoven was het de opzet om de apparatenfabrieken dichtbij het hoofdkantoor, dat wil zeggen nabij Suresnes, te houden en dat gold inderdaad voor de radiotoestellen die men vanaf 1954 in Rambouillet ging assembleren. Voor wat betreft de televisietoestellen viel de keuze echter anders uit. Deze fabriek kwam in Dreux naast die voor beeldbuizen, wat uit oogpunt van transportkosten een logische keuze was. Binnen vijf jaar boden beide fabrieken werk aan ruim 1200 mensen in het stadje aan de samenloop Eure en Blaise.Afbeelding 4: In de televisiefabriek werkten vooral vrouwen, in de beeldbuizenfabriek juist mannen.

Het complex was gelegen langs de spoorlijn naar Parijs, die door de SNCF van een aftakking werd voorzien voor de aanvoer van componenten en afvoer van televisietoestellen. Visitekaartje van het complex werd het ontvangstgebouw aan de zuidzijde van de spoorlijn, ook wel ‘pavillon medico-social’  genoemd omdat er een ziekenzorgafdeling, bedrijfsrestaurant, sportzaal en bibliotheek in waren ondergebracht. De elektrotechnische sector presenteerde zich graag als een moderne werkgever en daar hoorden goede voorzieningen voor haar personeel bij. Omdat het gebouw een representatieve functie had liet La Radiotechnique het in modernistische stijl optrekken, met dure materialen zoals rode verblendstenen en translucente glasblokken. Aan de noordzijde van de spoorlijn verrezen de beeldbuisfabriek (B), televisiefabriek (D), het componentenmagazijn (A), televisietoestellenmagazijn (M) en het ketelhuis (F). Alles bij elkaar ontstond een productielijn met een lengte van drie kilometer.Afbeelding 5: Luchtopname uit 1960 met de RN12 (1), spoorlijn Parijs-Granville (2), pavillon medico-social (3), televisiemagazijn (4), componentenmagazijn (5), beeldbuisfabriek (6), televisietoestellen-fabriek (7) en ketelhuis (8).

De beeldbuisfabriek in Dreux ging in 2001 onderdeel uitmaken van de joint venture die Philips met het Koreaanse LG had gesloten. LG.Philips-Displays liet nog nieuwe fabrieken bouwen in Tsjechië, China en Mexico die op termijn de volledige beeldbuisproductie voor Europa, Azië en Amerika voor hun rekening moesten nemen. Tot deze concentratie is het echter niet meer gekomen omdat de opmars van de Flat Screens, onstuitbaar was. Als laatste antwoord hierop kwam het in 2004 nog tot de lancering van een ‘ondiepe’ beeldbuis die weliswaar niet aan de muur gehangen kon worden, maar in een aangepast televisietoestel wel ‘op een pootje’ te plaatsen was en daarmee dezelfde ‘slanke’ (‘slim’ in het Engels) uitstraling kreeg als een Flat Screen. Het 29-inch formaat van deze ‘Super Slim’ (SuS) beeldbuis werd in 2005 nog in productie genomen door de fabriek in Dreux, hoewel niet in grote aantallen. LG.Philips-Displays kwam in 2006 in financiële problemen en was daardoor genoodzaakt het faillissement aan te vragen. Dit leidde tot de sluiting van de beeldbuisfabriek in Dreux, met een verlies van zeshonderd arbeidsplaatsen tot gevolg. De televisiefabriek met vijfhonderd werknemers, die tot de divisie Consumer Electronics van Philips was blijven behoren, draaide nog enkele jaren door met de productie van Flat Screens totdat deze activiteit in 2010 uit kostenoverwegingen verplaatst werd.Afbeelding 6: Inspectiepositie in de beeldbuisfabriek voor controle van het lijnenpatroon aan de binnenzijde van het scherm.

Het gemeentebestuur van Dreux besefte dat zich niet opnieuw een industriële werkgever van formaat zou melden zoals vijftig jaar geleden en besloot om in te zetten op herontwikkeling van de locatie voor kleinschalige bedrijvigheid. Hiertoe werd in 2007 een beheermaatschappij opgericht met de indruk-wekkende naam SEMCADD: Société d’Economie Mixte de Construction d’Aménagement et de Développement du Drouais (de streek rond Dreux). Bovendien kreeg het complex met ‘La Radio’ een nieuwe naam, die op het eerste gezicht enigszins vreemd klinkt omdat de productie er altijd in het teken van de televisie heeft gestaan. Het gaat hier echter om een verwijzing naar La Radiotechnique, het bedrijf dat de fabrieken liet bouwen en er tot 1996 eigenaar van was. Dat er daarna nog vijf jaar Philips en vijf jaar LG.Philips-Displays op de borden bij de toegangspoort stond, heeft er alleen maar toe bijgedragen dat de neergang van de fabrieken met deze twee buitenlandse bedrijven geassocieerd is gebleven. De jaren waarop de oud-werknemers en inwoners met trots en tevredenheid terugkijken zijn voor hen verbonden met de Franse onderneming La Radiotechnique. Dit bleek nog maar eens toen er in 2017 een tentoonstelling gewijd werd aan dit recente industrieel verleden onder de titel ‘La Radiotechnique 1956-2006’. Op de vijfenveertig panelen met tekst en foto’s stond de naam van Philips geen enkele keer vermeld.

In onderstaand artikel is meer te lezen over de beeldbuizen- en televisiefabriek van Philips in Dreux.

Philips Erfgoed – Dreux