Afbeelding 1: De voormalige brouwzaal van de Wielemanstoren in haar nieuwe functie als foyer van kunstencentrum ‘Wiels’.
De Belgische hoofdstad kent drie locaties waar gebouwen van industriële brouwerijcomplexen behouden zijn gebleven. Aan de Henegouwenkaai in Sint Jans Molenbeek is dat de voormalige Bellevue Brouwerij, waar sinds 2013 het Meininger hotel in gevestigd is. Drie jaar later opende bovendien het Millennium Iconoclast Museum of Art (MIMA) er zijn deuren voor het publiek. Restauratie en herbestemming kwamen in een stroomversnelling dankzij het Brusselse kanalenproject, een stadvernieuwings-operatie voor de gesaneerde industriële zones langs de kanalen naar Willebroek (noord) en Charleroi (zuid). Het complex dateert uit 1916, toen de broers Emile en Louis de Coster er hun Geuzebier gingen produceren, waarmee ze een halve eeuw eerder begonnen waren in de ambachtelijke brouwerij De Posthoorn. De naam Bellevue is overigens pas sinds 1969 verbonden aan het bedrijf, toen het werd overgenomen door Constant Vandenstock die er het gelijknamige bier ging brouwen. Op het hoogtepunt bedroeg het personeelsbestand zo’n vijfhonderd medewerkers en bij de overname door Interbrew in 1991 was het de laatst overgebleven industriële brouwerij in Brussel. In de daaropvolgende jaren verplaatste het concern de productie van Geuzebier naar Sint Pietersleeuw en verkocht uiteindelijk in 2009 het complex aan de Henegouwenkaai.
Hoewel er de afgelopen jaren diverse plannen zijn ontwikkeld om de brouwerij Atlas in Anderlecht een tweede leven te geven, laat realisatie daarvan nog op zich wachten. Het eerste brouwhuis van dit complex werd in 1912 gebouwd, toen nog onder de naam Sint-Guido. In 1924 veranderde de naam in Atlas en volgde een flinke uitbreiding, waarvan de dertig meter hoge brouwtoren in Art-Decostijl uit 1926 het meest in het oog springt. Al in 1952 werd de productie van het Atlasbier verplaatst naar Haacht en vervulde het complex enkel nog een opslagfunctie. Uit industrieel- en bouwhistorisch oogpunt is de brouwerij van Wielemans-Ceuppens te Vorst beslist de meest waardevolle van het drietal. Dit vanwege de modernistische architectuur van haar brouwtoren en het behoud van een gedeelte van de technische installaties. Vandaar dat deze reportage aan dit bijzondere industriële monument gewijd zal zijn.Afbeelding 2: De brouwtoren uit 1930 van Wielemans-Ceuppens aan de Volxemlaan in Vorst.
Op 14 november 1838 huwt Lambert Wielemans met Constance-Ida Ceuppens. Het paar ligt aan de oorsprong van de brouwersdynastie Wielemans-Ceuppens, die het bedrijf zal blijven leiden tot de jaren tachtig van de vorige eeuw. Na een weinig succesvolle poging tot het overnemen van een bakkerij beginnen ze een handel in stoffen. De zaken gaan goed en het paar wil zijn activiteiten uitbreiden. In 1862 koopt Lambert Wielemans een bierhandel van zijn schoonbroer. Alhoewel ze dan hun bier nog niet zelf maken, staat deze datum voor het begin van de brouwersactiviteiten van de familie Wielemans. In 1868 gaat Constance-Ida Ceuppens, die dan al vijf jaar weduwe is, met de hulp van haar kinderen over tot de productie en het brouwen van hun eigen bier. Gedurende een periode van zo’n vijftien jaar huurt de familie Wielemans de brouwerij Roche-Soyez in het hart van Brussel, in de Nieuwlandstraat. De zaak komt echter zo voortvarend tot bloei dat de gebouwen al snel te klein zijn. In 1879 kopen de gebroeders Wielemans (Edouard, Prosper en André) een groot moerassig weiland op het platteland van Vorst om er hun nieuwe brouwerij te vestigen. Deze wordt uitgerust met een beslagkuip, vier stoomketels, een meeloven, kuipen voor verdamping, bewaringsvaten en magazijnen. In 1882 wordt een verbinding aangelegd tussen de fabriek en de aangrenzende spoorweg Brussel-Charleroi om het transport van het bier naar alle uithoeken van het land mogelijk te maken. De bebouwde oppervlakte van het complex bedraagt zo’n vijfduizend vierkante meter plus de twee woonhuizen die Prosper en Edouard voor zich hebben laten bouwen op het terrein.Afbeelding 3: Een tekening van de bedrijfsgebouwen in het briefhoofd was decennialang een populaire vorm van reclamevoering.
Op 3 mei 1883 overlijdt Constance-Ida Ceuppens en de broers beslissen om de firma ter nagedachtenis van hun moeder onder dezelfde naam ‘Wielemans-Ceuppens’ voort te zetten. Bij hun terugkeer van een rondreis langs Duitse en Oostenrijkse brouwerijen beslissen de broers Wielemans in 1884 te starten met het brouwen van bier van lage gisting, waarvan in België goede verkoopresultaten worden verwacht. Zo worden de donkere bieren en de lambiek gaandeweg vervangen door bieren van het Pils- en Münchense type. De kwaliteit van hun bieren wordt bekroond, onder andere op de Grand Concours International te Parijs (het certificaat is nog zichtbaar op de zijgevel van het kantoorgebouw), en de verkoop verloopt in stijgende lijn. De brouwerij breidt in 1889 uit met een nieuwe mouterij en in 1893 met drie eestvloeren. Nieuwe kantoren worden gebouwd, waarbij voor het eerst in Brussel monumentaal bouwmateriaal in een industrieel gebouw wordt verwerkt. Architect Bordiaux, die voor de familie Wielemans eveneens de nieuwbouw van het Hotel Métropole realiseert, hergebruikt van een voormalig bankgebouw op het Brouckèreplein de ingangspoort, het bronzen fronton en de blauwstenen gevels, en integreert ze in het nieuwe kantoorgebouw. Begin 1889 kopen de broers Prosper en Edouard de aandelen van hun broer André. Bij de eeuwwisseling wordt de brouwerij door de derde generatie van de familie Wielemans naar het begin van een enorme expansie geleid. Om aan de toegenomen vraag te kunnen voldoen, beslist de familie Wielemans om een nieuwe brouwzaal te bouwen, die is uitgerust met de modernste technieken en vanaf 1905 wordt aangedreven met elektriciteit uit de eigen bedrijfscentrale.Afbeelding 4: Naast de Wielemanstoren is ook het eerdere brouwhuis uit 1903, samen met de machinekamer behouden gebleven.
De Eerste Wereldoorlog zet een rem op de expansie. Om de productie weer op gang te trekken en de concurrentie aan te gaan met de Engelse bieren die op dat moment de Belgische markt overspoelen, zal de brouwerij na 1920 twee nieuwe producten lanceren: Stout en Scotch. Om de stijgende verkoop te kunnen bijbenen en om hun productieapparaat aan te passen aan de laatste technologische vernieuwingen, beslist de familie Wielemans in 1930 om in een nieuwe brouwtoren te investeren. Het gebouw wordt ontworpen door architect Adrien Blomme, die zich daarbij laat inspireren door de principes van het Nieuwe Bouwen, zoals tijdgenoten Willem Marinus Dudok in Nederland, Le Corbusier in Frankrijk en Walter Gropius in Duitsland. Volledig opgetrokken uit gewapend beton herbergt het gebouw vier ketels en vier kuipen (beslagkuip, filterkuip, brouwketel, stoomketel, en dat tweemaal), wat het tot de grootste brouwzaal van Europa maakt. Volledig in lijn met het modernistische gedachtengoed plaatst Blomme het productieproces in het uitstalraam. Via meters hoge glazen gevels hebben voorbijgangers zicht op het productieproces in de sober ingerichte, maar luxueus afgewerkte brouwzaal. De vloeren en wanden, bekleed met zwarte en jadegroene tegels, doen de glimmende koperen ketels uitstekend tot hun recht komen. Door de ramen te voorzien van ragfijne profielen wordt de brouwzaal, na het vallen van de avond, omgevormd tot een elektrisch verlicht reclamebord. Al snel omgedoopt tot de ‘Wielemanstoren’, zal het gebouw een oriëntatiepunt in het stedelijke landschap worden. Door zijn bijzondere modernistische architectuur is het een ideaal uithangbord voor de onderneming.
Tijdens de jaren dertig verrijken nieuwe bieren het assortiment van de onderneming, zoals Forst, de Extra-Foncé en de Nationale. Prosper Wielemans sterft in 1936. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Léon, die de expansie van de familieonderneming voort zet. In 1938 koopt de familie Wielemans de Marly-brouwerij in Neder-Over-Heembeek en brengt er haar mouterij onder. Vanaf 1940 vertraagt de oorlog opnieuw de productie. De grondstoffen zijn schaars en een besluit van de Duitse bezetter vermindert de alcoholgraad van het bier tot 0,8%. Dit ‘fluitjesbier’ wordt door de familie Wielemans gedeponeerd onder het merk “Wiel’s”. Na de oorlog neemt een nieuwe generatie de directie van de brouwerij waar. Ze probeert de onderneming een nieuwe dynamiek te geven door een forse uitbreiding van de infrastructuur. Ondanks alle inspanningen komt de onderneming niet meer tot dezelfde bloei als voorheen. In 1978 verwerft de Artois-brouwerij van Leuven een pakket aandelen en wordt zo beheerder. In september 1980 ondergaat de brouwerij een sanering en worden de activiteiten te Vorst afgebouwd. Op 29 september 1988 wordt de laatste Wiel’s gebrouwen. Vrijwel onmiddellijk daarna worden twee van de acht brouwkuipen ontmanteld. Ondanks protesten worden later nog twee andere brouwkuipen gesloopt. Ternauwernood kunnen belangenorganisaties voor het cultureel erfgoed de vier resterende brouwkuipen kopen om, in afwachting van een nieuwe bestemming, een deel van de industriële geschiedenis te redden.Afbeelding 5: Reclameaffiche voor het huismerk.
In de jaren die volgen valt een groot deel van het brouwerijcomplex onder de slopershamer en hetzelfde dreigt voor de brouwtoren van Blomme uit 1930. Pas in 1993 ontvangt het de status van beschermd monument en dat geldt dan eveneens voor de oude brouwzaal met aangrenzende machinekamer uit 1903. Er gaan nog ruim tien jaar overeen vooraleer er een concreet renovatie- en herbestemmingsplan tot stand komt voor het Blomme-gebouw, waarin uiteindelijk in 2007 het kunstencentrum ‘Wiels’ zijn deuren opent. Het betreft een vernieuwend instituut, dat traditioneel gescheiden functies samenbrengt, zoals tentoonstellingen, workshops, ateliers en kunsteducatie. De voormalige brouwtoren is daartoe opgedeeld in een voorbouw, bestaande uit vijf verdiepingen, en een smallere achterbouw waarin de betonnen moutsilo’s zijn ondergebracht. In zijn nieuwe hoedanigheid als kunstencentrum fungeert de brouwzaal als foyer, boekwinkel en eetgelegenheid. Op de daarboven gelegen verdiepingen vinden exposities plaats. De moutsilo’s zijn omgebouwd tot artiestenstudio’s en workshopruimten. Omdat het merendeel van de installaties gesloopt is na de overname van de brouwerij, resteren enkel drie brouwketels als herinnering aan de oorspronkelijke functie van het gebouw. Brouwhuis en machinekamer uit 1903 worden enkele jaren later eveneens gerestaureerd en dat geldt in 2016 uiteindelijk ook voor de installaties die zich daarin bevinden. Die bestaan uit een compressor van het type De la Vergne, die in 1894 gebouwd is in New York en eens onderdeel vormde van het koelcircuit van de brouwerij, en een stoommachine gebouwd door Carels Frères te Gent in 1905 met daarboven een rolbrug (portaalkraan) voor reparatiewerkzaamheden. Beiden zijn inmiddels weer operationeel.Afbeelding 6: De machinekamer, kort na ingebruikname.