Essen (D)

Essen (7)Afbeelding 1: ‘Gasthaus zur Margarethenhöhe‘ heeft tegenwoordig als Stadthotel Mintrop nog steeds een horecafunctie. Sinds 1915 herbergt het ook de zogenaamde ‘Krupp Zimmer’. Met deze volledig in hout uitgevoerde kamer bewees Georg Metzendorf dat hij niet alleen als stedenbouwkundige en architect tot de top behoorde.

Geen ondernemersfamilie in het Ruhrgebied heeft zo’n iconische status weten te bereiken als staalpionier Friedrich Krupp en zijn nazaten. Die bekendheid strekte zich al vroeg uit tot ver over de grenzen, al betrof het helaas vaak wapentuig met dodelijke precisie en kracht waar dit aan te danken was. Vooral het gevreesde superkanon van het type ‘Dikke Bertha’ dat in de Eerste Wereldoorlog talloze betonnen forten verpulverde heeft bijgedragen aan het beeld van Krupp als wapensmederij van Duitsland. Het is genoemd naar Bertha Krupp, achterkleindochter van Friedrich, die na de dood van haar vader Friedrich Alfred in 1902 het bedrijf erfde, maar daar als vrouw wettelijk gezien geen leiding aan mocht geven. Haar echtgenoot, Gustav von Bohlen und Halbach, kwam daarom aan het hoofd te staan van de onderneming en nam de achternaam Krupp aan om de fabrieksdynastie veilig te stellen. Enkele jaren later werd ook de naam van Bertha’s moeder Margarethe vereeuwigd, echter wel op een meer vredelievende wijze en niet internationaal, maar op de thuisbasis in Essen. Ze richtte na de dood van haar man een stichting op voor de financiering van sociaal werk en woonvoorziening. Het eerste grote project dat hieruit betaald werd was de bouw van een woonkolonie volgens de tuinstadgedachte die de naam ‘Margarethenhöhe’ kreeg. Hoewel het in strikte zin geen arbeiderswijk was, aangezien alle burgers van Essen zich er in principe konden vestigen, geldt het als één van de mooiste ‘Siedlungen’ van Duitsland en is ze zo nauw verbonden met de geschiedenis van Krupp dat een reportage gerechtvaardigd is.Essen (12)Afbeelding 2: De ‘Brückenkopf’, die als toegangspoort tot Margarethenhöhe geldt, was het eerste gebouw dat in 1910 gereed kwam. Aanvankelijk diende het niet als woonhuis maar als onderkomen voor de bouwleiding. Vandaag de dag is er een heimatmuseum in ondergebracht.

De ‘Margarethe Krupp Stiftung für Wohnungsfürsorge‘ begon met één miljoen Mark aan startkapitaal en vijftig hectare bouwgrond in Rüttenscheid, dat in 1905 door de stad Essen geannexeerd was. Architect Georg Metzendorf, binnen zijn vakgebied een overtuigd aanhanger van de tuinstadbeweging,  kreeg de opdracht voor het ontwerp en de bouw van de Siedlung. Het Kleinwohnhaus-concept, dat hij in 1908 op een tentoonstelling in Darmstadt gepresenteerd had, gaf hierbij de doorslag. Het was gebaseerd op een grondplan dat naargelang de ruimtebehoefte aangepast kon worden. De woonstandaard in Margarethenhöhe voldeed destijds aan de hoogste bouweisen die er binnen Duitsland bestonden. De woningen waren allemaal voorzien van een gecombineerde kook- en verwarmingsinstallatie, spoelkeuken met badkuip, wastafel en toilet. Bovendien beschikte tot 1918 ieder huis, of het nu een vrijstaande woning, twee-onder-een-kapper of rijtjeshuis was,  over een eigen tuin voor vrijetijds- en ontspanningsgebruik. Daarna ging men ook etagewoningen bouwen in een meer zakelijke stijl dan de typische tuinstadarchitectuur die tot dan toe overheerst had. Margarethenhöhe was grotendeels zelfvoorzienend met een winkelcentrum, een hotel, een evangelische- en katholieke kerk, een basisschool en zelfs een politiebureau. Vanaf 1912 was men bovendien op het tramnet van Essen aangesloten. Buurtfeesten, religieuze vieringen, toneelvoorstellingen en een door gerenommeerde kunstenaars ondersteund cultureel leven creëerden een hechte sociale gemeenschap. Maar ook spectaculaire gebeurtenissen, zoals het bezoek van Keizer Wilhelm II, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de firma Krupp in 1912, droegen bij aan een hechte band van de bewoners met hun Siedlung.Essen (10)Afbeelding 3: Bezoek van Keizer Wilhelm II aan Margarethenhöhe in 1912.

Om het gebied toegankelijk te maken voor het bouwverkeer kwam al in 1909 het viaduct over het Borbecker Mühlbachtal gereed, die aan de noordzijde de begrenzing vormt. In dit beekdal was in 1872 een spoorlijn aangelegd die hoofzakelijk voor goederenvervoer diende, maar twintig jaar lang ook een station Margarethenhöhe gekend heeft waar passagierstreinen halt hielden. Het viaduct vormde de belangrijkste toegangsweg en om dit te benadrukken ontwierp Metzendorf flankerende paviljoens aan de stadszijde en een poortgebouw als entree tot de Siedlung: de ‘Brückenkopf’. Het moest de indruk geven van een middeleeuwse versterking met verdedigingsgracht en stadspoort. Tussen 1910 en 1938 groeide Margarethenhöhe uit tot een stadsdeel van Essen met een oppervlakte van 115 hectaren en 3100 wooneenheden verdeeld over 935 gebouwen. Met vijftig hectaren groen, waarvan het grootste gedeelte bos en park, en een ruim opgezet stratenplan, dat zich kenmerkt door een organische structuur met pleintjes en plantsoenen, voldeed het helemaal aan de tuinstadfilosofie van Ebenezer Howard. Dit groene karakter strekte zich zowel in westelijke als oostelijke richting uit. Aan de westzijde, gescheiden door het Nachtigallental, ligt het stadsdeel Fulerum met een begraafplaats van ruim veertig hectaren en de Siedlung ‘Heimatdank’ die in de jaren twintig in opdracht van Krupp gebouwd werd. Aan de oostzijde bevindt zich het Grugapark dat tussen 1925 en 1929 ontstond. In laatstgenoemd jaar vond hier de Große Ruhrländische Gartenbau-Ausstellung (Gruga) plaats, een tentoonstelling vergelijkbaar met de Floriade in Nederland. Het was toen de eerste keer dat zo’n evenement in Duitsland gehouden werd en kreeg een vervolg in 1938 (Reichsgartenschau), 1952 (Gruga 2) en 1965 (Bundesgartenschau). Tegenwoordig is het een park waarin nog veel van de paviljoens, waterpartijen en tuinen behouden zijn gebleven.Essen (11)Afbeelding 4: Plattegrond van Margarethenhöhe met het poortgebouw (1), winkelcentrum (2), hotel (3), voorbeeldwoning (4), atelierwoning (5), smederij (6), Nachtigallental (7), Borbecker Mühlbachtal (8) en Grugapark (9).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep Margarethenhöhe grote schade op door de geallieerde luchtbombardementen. Bij de wederopbouw die daarop volgde bracht men de Siedlung weer grotendeels in haar oorspronkelijke staat terug, uitgezonderd de katholieke kerk uit 1924 die te zwaar beschadigd was. Hiervoor in de plaats bouwde men in 1952 de huidige parochiekerk van de Heilige Familie. Nadat Margarethenhöhe in 1948 een zelfstandig stadsdeel was geworden vonden er tussen 1962 en 1966 en tussen 1971 en 1980 aan de zuidzijde uitbreidingen plaats in een gebied dat tot dan toe onbebouwd was gebleven. Het draagt de naam Margaretenhöhe II en is architectonisch gezien inferieur aan de vooroorlogse Siedlung. Dat laatste geldt vooral voor de hoogbouw die al snel ten prooi viel aan sociale problematiek en vanaf 1987 een renovatieprogramma onderging. In datzelfde jaar kreeg Margarethenhöhe I de monumentenstatus verleend en wordt tot op de dag van vandaag door de bewoners als een aantrekkelijke woonomgeving ervaren. Sinds ‘Ruhr 2010’, toen het Ruhrgebied zich presenteerde als Culturele Hoofdstad van Europa, weet ook het publiek de weg beter te vinden naar deze markante locatie. Om haar geschiedenis beter te belichten richtte het Ruhr Museum er toen een voorbeeldwoning in. Het is een etagewoning uit 1911 die model staat voor de hoogwaardige inrichting die Georg Metzendorf destijds nastreefde.  Essen (8)Afbeelding 5: De rijtjeshuizen hebben dankzij het vele groen en hun cottage-architectuur een uitgesproken plattelandsuitstraling die past in de tuinstad-gedachte.

Margaretenhöhe kent twee gebouwen die nadere aandacht verdienen. Dat is op de eerste plaats het kleine atelierhuis dat in 1919 speciaal voor de grafisch kunstenaar Hermann Kätelhön gebouwd is. Geïnspireerd op het Folkwang-idee van Karl Ernst Osthaus moest een kunstnijverheidsgemeenschap het dagelijks leven in zowel de Siedlung als het gehele industriegebied verrijken. Naast het kleine atelierhuis ontstonden in 1927 een werklokaal en in 1929 een groot atelierhuis, waarin tot 1933 kunstenaars als fotograaf Albert Renger-Patzsch, beeldhouwer Will Lambert en goudsmid Elisabeth Treskow leefden en werkten. Nog voor de totstandkoming van het kleine atelierhuis bestonden er in 1914 al plannen om in het Nachtigallental een toeristische attractie te maken. Het betrof de laatste door waterkracht aangedreven smederij uit het Siegerland die men daar als een herinnering aan het ijzer- en staalverleden van Essen weer wilde opbouwen. Realisering liet echter tot 1936 op zich wachten, toen het project onderdeel uitmaakte van de viering van het honderdvijfentwintig jarig bestaan van de firma Krupp. Sindsdien doet de Halbachhammer dienst als klein openluchtmuseum dat is uitgerust met een smederij, hamerwerk en een rekinrichting voor de vorming van staafijzer. De blaasbalgen van de smederij worden nog altijd door een waterrad aangedreven. Tot in de jaren zestig stookte men bovendien nog houtskool voor eigen gebruik in een meiler. In 1993 kwam de Halbachhammer onder ‘Denkmalschutz’ te staan en onderging een grondige restauratie, waarna het onderdeel ging uitmaken van het Ruhrmuseum.Essen (9)Afbeelding 6: Etagewoningen aan het marktplein van Margaretenhöhe.