Wijk bij Duurstede

Wijk bij Duurstede (1)Afbeelding 1: Na de restauratie van het ringovengebouw van de Bosscherwaarden werd een van beide dakhelften volledig bedekt met zonnepanelen. 

Bij het passeren van Wijk bij Duurstede mag de Neder Rijn dan wel van naam veranderen, door splitsing in Kromme Rijn en Lek, aan het industrielandschap dat hier meer dan een eeuw geleden ontstond is daar niets van te merken. De grote dichtheid aan steenfabrieken in de uiterwaarden van de Neder-Rijn zet zich na Wijk bij Duurstede langs de Lek onverminderd voort. Rond 1900 waren er tussen Rhenen en Vianen maar liefst vijftien  in productie aan weerszijden van de rivier. Door het graven van kleiputten hebben die het landschap grondig veranderd. Echter, ter hoogte van Wijk bij Duurstede werd dit overtroffen door de ingrepen die de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal met zich meebracht. Deze binnenvaartverbinding, komende van Utrecht, kruist hier de Lek om zijn weg naar Tiel te vervolgen. Ten behoeve van de waterhuishouding verrezen twee grote sluizencomplexen en werd de rivierloop verlegd. De steenfabrieken, die toch al geïsoleerd lagen, werden hierdoor over de weg nog moeilijker bereikbaar.Wijk bij Duurstede (2)Afbeelding 2: Het ringovengebouw werd bij de restauratie in 2009 weer in zijn oorspronkelijke toestand terug gebracht.

In de nabijheid van Wijk bij Duurstede zijn drie steenfabrieken actief geweest: de Roodvoet, de Lunenburgerwaard en de Bosscherwaard. De twee eerstgenoemden dateren uit de negentiende eeuw en lagen ten oosten van het stadje aan de Neder-Rijn. De bocht die de rivier daar maakte was hinderlijk voor de scheepvaart en toen deze rond 1870 werd rechtgetrokken kwam er een omvangrijk gebied beschikbaar voor de winning van klei. De afgesneden riviermeander heette van oudsher ‘De Roodvoet’ en dit werd tevens de benaming voor een van beide steenfabrieken. Op kleine schaal bakte men er voordien overigens ook al stenen en de rode kleur hiervan zou ten grondslag liggen aan de naam. Het was de Friese jonkheer van Swinderen die hier de baksteenfabricage initieerde, nadat hij door huwelijk met Barones van Lynden van Lunenburg grondbezit had verworven in deze uiterwaarden. Hij noemde de steenfabriek die er in 1870 van start ging ‘De Lunenburgerwaard’.  Ook de stichters van ‘De Roodvoet’ kwamen niet uit Wijk bij Duurstede of omgeving. De firmanten Terwind en Arntz uit Nijmegen zetten deze steenfabriek op in 1883 en kregen in 1885 een hinderwetvergunning verleend door de gemeente Wijk bij Duurstede voor het plaatsen van stoomwerktuigen. Later kwam de fabriek overigens op het grondgebied van Rijswijk te liggen toen de grens tussen de provincies Utrecht en Gelderland herzien werd vanwege de bochtafsnijding in de rivier.Foto Technische Dienst LuchtvaartafdeelingAfbeelding 3: Door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal kwamen de steenfabrieken rond Wijk bij Duurstede nog geïsoleerder te liggen, zeker bij hoogwater.

Kort na de eeuwwisseling kwam ‘De Roodvoet’ volledig in handen van Stephanus Arntz, die in 1916 ook de Lunenburgerwaard overnam en in 1923 een ringoven liet bouwen ten zuidwesten van Wijk bij Duurstede langs de Lek: De Bosscherwaarden. In meer dan een halve eeuw bouwde hij de drie steenfabrieken uit tot moderne bedrijven met vlamovens, steenpersen, excavateurs en smalspoornetwerken. In deze periode vormde de oorlog voor met name De Roodvoet een donkere bladzijde toen er elf mensen omkwamen tijdens een bombardement van de geallieerden op 31 maart 1945. Het was te danken aan de dikke muren van de ringoven, waarin de vele evacués die zich op het terrein bevonden een schuilplaats hadden gezocht,  dat het dodental hiertoe beperkt bleef. Na de oorlog werd de zwaar beschadigde fabriek hersteld en bleef tot 2009 in productie, gedurende de laatste jaren als onderdeel van de Wienenberger-groep. In 1964, na het overlijden van Stephanus Arntz, waren de drie fabrieken al overgegaan in de NV Exploitatie Maatschappij Waalsteenfabrieken onder directie van zoon Willem Arntz, waarna in 1976 overname door Van Hapert BV uit Eindhoven volgde. Verder modernisering met tunnelovens en droogkamers kon niet voorkomen dat uiteindelijk ook in deze regio steenfabrieken gesloten moesten worden om overcapaciteit uit de markt te nemen. In 1985 viel het doek voor De Lunenburgerwaard, in 1991 voor de Bosscherwaarden. Beide locaties zijn tegenwoordig bezit van Het Utrechts Landschap: De Lunenburgerwaard als natuurgebied (net als De Blauwe Kamer), de Bosscherwaarden als industrieel erfgoed.Wijk bij Duurstede (4)Afbeelding 4: De ventielen tussen de ovenkamers en het centrale rookgaskanaal zijn hier goed zichtbaar. 

Aanvankelijke pogingen om de Bosscherwaarden een woonbestemming te geven of er een kenniscentrum voor de grofkeramiek in onder te brengen bleken niet haalbaar, waarna een minder ambitieus plan van Het Utrechts Landschap tot stand kwam om een aantal delen van de fabriek te restaureren en er een bezoekerscentrum in te vestigen. De restauratie betrof in de eerste plaats de ringoven, die in  2009 weer in haar oorspronkelijke toestand werd hersteld. Deze was in 1948 namelijk gedeeltelijk omgebouwd tot vlamoven om aan de toegenomen vraag naar straatklinkers te kunnen voldoen. Terwijl in een ringoven amper vijf procent van de stenen deze kwaliteit bereikte, kon dit in een vlamoven oplopen tot zo’n tachtig procent. Daarom werd de zuidelijke helft van de ringoven afgebroken en vervangen door tien vlamovenkamers. Enkel een gedeelte van het rookkanaal en de veertig meter hoge schoorsteen van de ringoven werden aangesloten op deze vlamoven, de rest stortte men vol met zand. Na de restauratie zijn enkele onderdelen die essentieel waren voor de werking van de ringoven goed zichtbaar geworden voor het publiek. Zo zijn op de stookzolder de grote ventielen te zien die bij opening de opgewarmde luchtstroom uit de ovenkamers toegang gaven tot het rookgaskanaal. Eveneens is er een stuk smalspoor (type Decauville) met lorrie teruggeplaatst, waarmee de steenkool (antraciet) naar de stookgaten getransporteerd werd. Aanvoer van de steenkool vond per schip plaats, waarna deze op de kade in een trechter werd gelost en per smalspoor naar de kolenloods werd gereden. Van daaruit werden de beladen lorries met een lier de stookzolder opgetrokken. Aan de oever van de Lek herinneren een (moderne) aanlegsteiger en hijskraan nog aan deze wijze van kolenoverslag.Wijk bij Duurstede (5)Afbeelding 5: Op de stookzolder van de ringoven is weer een kolenwagentje teruggeplaatst, waarmee eens het vuur in de ovenkamers werd gevoed. 

Vanaf het einde van de jaren zestig werd in het naast de fabriek gelegen uitgeputte kleigat zand gewonnen. Met de opbrengst hiervan financierde de onderneming moderniseringen alsmede de bouw van een kunstmatige drooginrichting. Voor de verwarming van deze drogerij werd een stoomketel geplaatst met een hoge metalen schoorsteen.  Stoom met een temperatuur van 260⁰ C werd via buizen naar de radiatoren boven de droogkamers geleid. Koude lucht werd met behulp van ventilatoren over de radiatoren geleid en met een temperatuur van ca 120⁰C de droogkamer ingeblazen. Daar zorgden verticaal opgestelde, over een rails zich heen en weer bewegende, ventilatoren voor een verspreiding van de warme drooglucht tussen de opgestapelde stenen. De vochtige lucht werd aan de onderzijde afgevoerd. De stalen schoorsteen herinnert vandaag de dag nog aan deze drogerij, net als de rode profielbalken die er het staalskelet van vormden. Daarnaast is er in 2009 een nieuwe ontvangstruimte gebouwd, waarvan het ontwerp refereert aan de droogloodsen die hier in het verleden hebben gestaan. Heropgebouwd is ook de stalling van de diesellocomotief. Deze transporteerde de klei van de afgraving naar de kleibult en later naar de kleimengmachine. De locomotief, met een vermogen van veertig pk bewoog zich met een snelheid van zo´n vijftien kilometer per uur voort over het smalspoor, waarvan nog enkele tientallen meters behouden zijn gebleven.Wijk bij Duurstede (6)Afbeelding 6: Van links naar rechts zijn hier de schoorsteen van de ringoven, die van de drogerij en het voormalige locomotiefhuisje te zien.