Den Haag

Den Haag (6)Afbeelding 1: Zicht op het ketelhuis van de Caballero-fabriek. De Binckhorsthaven is inmiddels het domein van pleziervaartuigen.

Met haar residenties, ministeries en ambassades mag Den Haag dan wel een chique uitstraling hebben, ook aan de hofstad is de industriële ontwikkeling niet voorbij gegaan. Hoewel er vandaag de dag nauwelijks nog sporen van terug te vinden zijn, telde de stad in het midden van de negentiende eeuw drie metaalgieterijen (J.Maritz, L.I. Enthoven & Co. en De Prins van Oranje) die te midden van woonblokken gevestigd waren, niet eens zo ver verwijderd van het Binnenhof. Rond de eeuwwisseling was deze situatie niet meer houdbaar en besloot de gemeente tot aanleg van een industrieterrein. Net als in veel andere steden kwam het aan de overkant van het spoor te liggen, wat in de Haagse situatie neerkwam op het gebied achter het station Hollandsch Spoor. Om de bedrijven niet alleen over de rails maar ook over het water bereikbaar te maken, kwam er een haven die via de Haagse Trekvliet in verbinding stond met de Vliet tussen Delft en Leiden: De Laakhaven. Het bleek zo’n succes dat er begin jaren twintig ruimtegebrek ontstond en moest worden uitgekeken naar een tweede locatie. Daarbij liet de gemeente haar oog vallen op de naastgelegen Binckhorstpolder. De ontwikkeling liep vertraging op omdat de NS er een spoorwegemplacement wilde aanleggen en buurgemeente Voorburg een villawijk gepland had in het aangrenzende gebied. Het duurde dan ook tot 1930 vooraleer Den Haag kon overgaan tot grondaankopen. Door de economische crisis waren er voorlopig geen bedrijven geïnteresseerd om er zich te vestigen en daarom besloot men maar om bij wijze van werkgelegenheidsproject de industriehaven handmatig te laten uitgraven. Ook deze Binckhorsthaven kwam in verbinding te staan met de Haagse Trekvliet. Voor de oorlog vestigden zich weliswaar al enkele ondernemingen op het nieuwe terrein, maar de grote toestroom kwam pas in de jaren vijftig op gang. Daaronder bevond zich ook sigarettenproducent Eduard Laurens, die er een modern complex liet bouwen dat tegenwoordig nog altijd bekend is onder haar meest succesvolle merknaam: De Caballero-Fabriek.den-haag-5Afbeelding 2: In de Caballero-fabriek herinnert een glas-in-loodraam nog aan het sigarettenmerk Le Khedive dat Eduard Laurens in 1921 op de Nederlandse markt bracht.

Laurens was in 1887 actief geworden in de tabaksbranche als dochterbedrijf van een Franse firma in het Egyptische Alexandrië en ging vanaf 1890 het sigarettenmerk Le Khedive vertegenwoordigen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam de populariteit van het sigarettenroken toe, hetgeen reden was voor uitbreiding van het aantal productie- en verkooplocaties naar tal van landen in Europa, waaronder Nederland. Laurens liet daarbij in 1920 zijn keuze vallen op Den Haag, aangezien de hofstad het beste paste bij de status van een Khedive of onderkoning. De aanwezigheid van een internationaal georiënteerd, koopkrachtig publiek zal echter minimaal zo zwaar gewogen hebben, want in Den Haag waren destijds maar liefst vijftien sigarettenfabrieken gevestigd. Deze waren over het algemeen klein van omvang en de productie vond grotendeels handmatig plaats. Dat gold ook voor Laurens met een fabriekspand aan de Rijswijkseweg en zo’n veertig, voornamelijk vrouwelijke, medewerkers in dienst. Na overname door het Belgische bedrijf Tabacofina in 1929 en komst van een nieuwe directeur in 1933 kwamen merkenbeleid en reclameacties op een hoger plan te staan. Vooral de campagne voor de Laurens No.10 sigaret via affiches in stationshallen en advertenties in dag- en weekbladen was een groot succes. De Egyptische sigaret had inmiddels het veld moeten ruimen voor sigaretten op basis van Amerikaanse Virginia-tabak en Laurens speelde hierop in met zijn merken Buffalo, Holiday en Bell Boy.den-haag-9Afbeelding 3: Reclameaffiche uit de jaren dertig voor Laurens No.10 sigaretten.

De geallieerde bevrijders hadden de populariteit van de sigaret weliswaar sterk doen toenemen, mogelijkheden om aan de gestegen vraag te voldoen waren er door de schaarste in de naoorlogse jaren nauwelijks. Het duurde nog tot 1949 vooraleer de beperkingen op de aanvoer van tabak voorbij waren. In die tijd zaten de productontwerpers niet stil en ontwikkelden de Caballero-sigaret om het marktaandeel onder de arbeidersklasse te vergroten. Ze bedachten daarvoor een ambachtelijke uitstraling in de vorm van een houtnerf-print op de verpakking, die naar recent Amerikaans voorbeeld zacht was en geen cellofaan meer bevatte. Succes bleef niet uit en Laurens klom op naar de tweede plaats onder de sigarettenproducenten in Nederland. Omdat ook de export begon toe te nemen ontstond er behoefte aan een grotere fabriek. Daartoe werd in 1950 grond aangekocht op de middenpier van de Binckhorsthaven, waarna de bouw van het nieuwe complex begon naar een ontwerp van architect Frans van der Togt. Entree, kantoren en kantine bevonden zich aan de kopse kant van het terrein, terwijl de grote fabriekshal zich uitstrekte langs de Saturnusstraat, daarbij een binnenterrein omsluitend met een losstaand ketelhuis, gelegen aan de zuidelijke havenarm. De gebouwen kenmerkten zich door een uitgesproken open structuur en de kolomverdeling van de productiehal bood maximale flexibiliteit voor de plaatsing van machines. Niet alleen het kantoorgebouw, maar ook de lange fabrieksgevel aan de Saturnusstraat kreeg een bekleding van bakstenen voor een representatieve uitstraling, met daarin bovendien decoratieve betonelementen. Voor de herkenbaarheid van de directievleugel aan het binnenterrein was deze voorzien van een gebogen buitengevel.Den Haag (7)Afbeelding 4: Luchtopname van de Caballero-fabriek omstreeks 1970 met de Binckhorsthaven (1), Saturnusstraat (2), fabriekshal (3), kantoorgebouw (4), directievleugel (5), ketelhuis (6) en Escherhal (7).

Midden jaren vijftig was Golden Fiction het belangrijkste sigarettenmerk van Laurens, waarmee men de concurrentiestrijd aan ging met Miss Blanche van British American Tabacco (BAT) en een marktaandeel wist te bereiken van zo’n tien procent. Door overname van het eveneens in Den Haag gevestigde Batschari in 1956 kon het populaire merk Eden aan het assortiment toegevoegd worden. Caballero kwam met minder dan vijf procent toen nog op de tweede plaats. Dat veranderde drastisch toen men vanaf 1961 met een vernieuwde verpakking op de markt kwam die vijfentwintig sigaretten bevatte. Binnen enkele jaren tijd wist men hiermee marktleider te worden. Opnieuw leidde dit tot ruimtegebrek, zodat in 1964 op een naastgelegen stuk grond de fabriek werd uitgebreid met nieuwe magazijnen, een expeditiehal en kantoorafdelingen. In de jaren zeventig voltrok zich een nieuwe concentratiegolf binnen de sigarettenindustrie, waarbij het dit keer de beurt was aan moederbedrijf Tabacofina om te worden overgenomen. Het kwam in handen van het Rothmans concern, waarvan ook concurrent Turmac uit Zevenaar met de merken Pall Mall en Peter Stuyvesant onderdeel uitmaakte. Aan het einde van dat decennium werden er in de fabriek aan de Binckhorsthaven met ruim zeshonderd medewerkers jaarlijks zo’n zeven miljard sigaretten geproduceerd, waarvan tweederdedeel  onder de merknaam Caballero op de markt kwam. Omdat de personeelskosten in Den Haag aanzienlijk hoger waren dan in Zevenaar, kon men enkel door een hogere productiviteit bestaansrecht houden. Daarom rolden er in de jaren tachtig ook sigaretten van andere merken van de band, zeker toen er na de val van de Muur in 1989 veel vraag naar Westerse sigaretten ontstond. Dit was zelfs reden om begin jaren negentig nog te investeren in een nieuw machinepark. Deze exportpiek bleek echter kortstondig te zijn en vanwege een teruglopende afzet sloot de fabriek in 1995 haar poorten, waarbij honderdzestig werknemers hun baan verloren.Den Haag (8)Afbeelding 5: Het binnenterrein van het complex met van links naar rechts de portiersloge, het kantoorgebouw en de directievleugel.

Delen van het complex werden eind jaren negentig nog tijdelijk door andere bedrijven gebruikt voor hun activiteiten, maar toen daar een einde aan kwam besloot de gemeente Den Haag in 2001 tot aankoop over te gaan in het kader van haar herontwikkelingsplannen met betrekking tot de Binckhorsthaven. In de jaren tachtig en negentig waren diverse industriële bedrijven op de Binckhorst ten onder gegaan, gevolgd door sloop van hun fabrieken en nieuwbouw van kantoren, met name vanwege ruimtegebrek in de Haagse binnenstad. Zo maakte het fabriekscomplex van de elektrotechnische onderneming Van der Heem in 1997 plaats voor een groot kantoorgebouw van telecombedrijf KPN. Net als in de Laakhaven streefde de gemeente er naar om ook in de herstructurering van de Binckhorsthaven een sturende rol te hebben, niet in de laatste plaats om beeldbepalend industrieel erfgoed te kunnen behouden en herbestemmen. In die categorie viel ook de fabriek van Laurens, die ondertussen beter bekend was als Caballero-fabriek. Als één van de weinige grote fabrieken uit de wederopbouwperiode in Den Haag met een markante architectuur en ligging aan het water geldt het complex als een cultuurhistorisch waardevol object. Vooral het ketelhuis met zijn langgerekte ramen en vierkante schoorsteen en de monumentale ontvangsthal met een lichtkap van glas-in-beton en een trappenhuis voorzien van stalen sierleuningen vormen hierbinnen unieke blikvangers. De herbestemming verliep in twee fasen die in respectievelijk 2006 en 2009 werden afgerond en met de ‘Nieuwe Stad Prijs’ werd bekroond. Een deel van de fabriekshal werd gesloopt ten behoeve van een nieuwe toegang en het resterende gedeelte kreeg een nieuwe indeling met grote en kleine werkruimtes. Daarbij maakte men gebruik van veel glas en transparante wanden om het open karakter zo min mogelijk aan te tasten. Bij nieuwe toevoegingen werd door materiaalkeuze de industriële uitstraling versterkt, zoals stalen schuifdeuren voor de individuele bedrijfsunits en ventilatiekanalen van verzinkt staal die nadrukkelijk in het zicht hangen. Het ontstane bedrijfsverzamelgebouw presenteert zich tegenwoordig kortweg als ‘Cabfab’ en huisvest zo’n honderd bedrijven in de creatieve en innovatieve sector. In de afgelopen jaren heeft ook het grote publiek tijdens diverse evenementen kennis kunnen maken met de nieuwe bestemming van de Caballero-fabriek.Den Haag (4)Afbeelding 6: De ontvangsthal met monumentaal trappenhuis en glas-in-beton-plafond.

Eveneens aan het water van de Binckhorsthaven ligt de voormalige montagehal van staalconstructiebedrijf Escher. Deze onderneming vestigde zich er in 1956 en liet een rondbooghal optrekken met een lengte van tachtig en vrije overspanning van vijftig meter. De stalen spanten waren afkomstig van een oude vliegtuighangaar in Duitsland. De hal werd voorzien van een kraanbaan die buiten doorliep tot aan de kade. Tegen de lange zijde aan de Planeetkade verrees een twee verdiepingen hoge voorbouw met ingangspartij, tekenkamer, dienstruimten en magazijn. Het was destijds de grootste fabriekshal van Den Haag en Escher bleef er tot 1988 actief. Sindsdien is er een bedrijf in gevestigd dat zich bezig houdt met inzameling, recycling en transport van bouwafval. Elders op de Binckhorst zijn nog een aantal middelgrote bedrijfshallen met een dergelijke segmentboogstructuur te vinden die als typerend voor de fabrieksbouw van de jaren vijftig kan worden beschouwd en daarmee een potentieel waardevol industrieel erfgoed vormen.