Verviers (B)

Verviers (1)Afbeelding 1: Negentiende-eeuwse prent van Verviers met haar wollenstoffenfabrieken aan de oevers van de Vesder.

Het zachte water van de Vesder, te danken aan haar brongebied in de Hoge Venen, bracht al vroeg een wolnijverheid tot stand in Verviers. In de middeleeuwen leverden schaapskuddes uit de omgeving nog de wol (laine) voor de lakense stoffen (drapeaux), maar vanaf de zeventiende eeuw ging men voor een betere kwaliteit over tot import van met name Merinowol uit Spanje. Kooplieden lieten deze in de omliggende dorpen door thuisspinners en –wevers verwerken tot wollen stoffen. De nabewerking hiervan tot laken vond echter in Verviers plaats in de wasserijen, ververijen en volmolens van deze ‘marchands-drapiers’, die zo zelf de controle hielden over de eindkwaliteit. Deze waren gevestigd aan een waterloop die al in de middeleeuwen parallel aan de Vesder was gegraven om er een banmolen mee aan te drijven. Naast het rivierwater ontving deze gracht ook nog beekwater uit de heuvels ten zuiden van Verviers. Later groeiden deze werkplaatsen uit tot fabrieken en kwam het water bekend te staan als ‘Canal des usines’. Door overkluizing verdween het kanaal na 1906 uit het stadsbeeld, maar na de laatste eeuwwisseling is het over een lengte van honderd meter weer geopend om het beeld van Verviers als ‘stad van wol en water’ kracht bij te zetten.Verviers (2)Afbeelding 2: De voormalige manufactuur van Peltzer et Fils is al sinds 1924 een wooncomplex onder de naam Maison Closset. Op de voorgrond is een van de vele volmachines te zien die in Verviers gedraaid hebben. 

In de loop van de achttiende eeuw verrezen in Verviers de eerste manufacturen waarin spinners en wevers tewerk gesteld werden door de marchands-drapiers, die zich daarmee ontwikkelden tot fabrikanten. Deze bouwwerken van twee tot vier etages werden opgetrokken uit dikke, bakstenen muren rond een eikenhouten geraamte. Een groot aantal ramen, voorzien van natuurstenen omlijsting die zo typisch is voor de Maaslandse bouwstijl, moest de werkzalen voorzien van voldoende natuurlijke lichtinval. Toen begin negentiende eeuw de mechanisatie haar intrede deed kon doormiddel van een stelsel van transmissieassen en drijfriemen de waterkracht, en later stoomkracht, worden overgebracht op machines die zich op de verschillende etages bevonden. Op de zolder, voorzien van een kenmerkend mansarde- of schilddak, was de wolvoorraad onder gebracht die men tot lakense stoffen verwerkte in een productieproces dat min of meer verticaal was ingericht. Enkele exemplaren van deze vroeg-industriële manufacturen zijn behouden gebleven en hebben een woonbestemming gekregen. In geval van Maison Closset aan de Rue Saucy vond deze transformatie tot appartementencomplex al in 1924 plaats nadat textielonderneming Peltzer et Fils er haar bedrijfsactiviteiten had beëindigd. Van veel recenter datum is de ombouw van de voormalige ‘Usines Bouchoms’ tot ‘Résidence Guillaume Lekeu’ met dertig wooneenheden in de sociale sector. Deze manufactuur werd begin negentiende eeuw aan de oever van de Vesder gebouwd op de fundamenten van volmolen ‘Pilate’ nadat deze twee eeuwen lang als dusdanig dienst had gedaan.Verviers (3)Afbeelding 3: De voormalige manufactuur ‘Au Chat’ is vandaag de dag een wooncomplex onder de naam ‘Résidence Simonis’.

Een bekende naam uit het textielverleden van Verviers is die van Simonis, dat tot op de dag van vandaag nog een vertrouwd merk biljartlaken is. In 1680 zette lakenhandelaar Guillaume Henri Simonis in Verviers een manufactuur op om voor dit nieuwe gezelschapsspel wollenstof van hoge kwaliteit te vervaardigen. Zijn nazaten Jaques Joseph en  Iwan zetten de onderneming in de daaropvolgende eeuw voort. Laatstgenoemde kwam in contact met de Engelse ingenieur William Cockerill die ondanks een verbod toch actief was op het continent om textielondernemers te interesseren voor de spinmachine, de zogenaamde Spinning Jenny, die de lakenproductie in zijn thuisland op voorsprong had gezet. Deze bouwde in 1797 het eerste exemplaar buiten Engeland op in Simonis’ bedrijfspand ‘Au Chat’ dat daarmee als de eerste fabriek op het Europese vasteland beschouwd kan worden. De enigszins vreemde naam van de fabriek (letterlijk vertaald ‘in de kat’) voert terug op de volmolen die er tot 1920 naast heeft gestaan en eigendom was van de familie Dauchat. Het imposante gebouwd aan de Rue de Limbourg bleef behouden en werd eind vorige eeuw ingericht met tweeënveertig sociale woningen.Verviers (4)Afbeelding 4: Het fabriekscomplex van Iwan Simonis in haar volle omvang aan het begin van de vorige eeuw.

William Cockerill zette zijn activiteiten voort in Seraing nabij Luik waar hij samen met zijn zoons John en James, gesteund door koning Willem I der Nederlanden, een industrieel imperium opbouwde dat naast hoogovens, gieterijen en smederijen bestond uit fabrieken voor de bouw van stoommachines, textielmachines, locomotieven en spoorwegmaterieel. Dankzij dit geïntegreerde complex aan de Maas was de nieuwe staat België, die in 1830 ontstond, na Engeland de tweede industrienatie. De textielfabrikanten in Verviers werden belangrijke klanten van Cockerill, die vanaf 1843 hun spin- en weefmachines via de nieuwe spoorlijn tussen Luik en Aken aangeleverd kregen. Maar ook in Verviers zelf ontstond een toeleveringsindustrie voor de wollenstoffenfabrikanten zoals de weefmachinebouwer Snoeck en producent van aandrijfriemen Houben. Uit de eeuwenlange ervaring die men had met het wassen van wol kwam in 1866 een machine voort bestaande uit zes achtereenvolgende baden die dit proces volledig mechaniseerde en de bijnaam ‘Leviathan’ kreeg, omdat deze tijdens productie wel enigszins op deze mytische zeeslang leek. Op tal van locaties in Verviers zijn textielmachines, na een opknapbeurt en gedeeltelijke ontmanteling, in de buitenlucht opgesteld. Andere exemplaren zijn te bezichtigen in de voormalige fabriek van ‘Solvent Belge’. Verviers (5)Afbeelding 5: Arbeiders aan het werk in een wolwasserij die is uitgerust met een ‘Leviathan’.

De waterbehoefte van de industrie nam zo sterk toe dat het debiet van de Vesder niet meer volstond en er een stuwdam in het riviertje La Gileppe werd aangelegd om een extra waterreservoir te creëren. Het stuwmeer kwam in 1878 gereed en had een inhoud van twaalf miljoen kubieke meter. Het verhaal van deze bloeitijd, die tot aan de Tweede Wereldoorlog duurde en waarin Verviers zich kon meten met buitenlandse wollenstoffencentra als Roubaix, Mönchengladbach, Leeds en Bradford, wordt tegenwoordig aanschouwelijk gemaakt in het ‘Centre Touristique de la Laine’. Het museum is gevestigd in Usine Bettonville, een manufactuur die lakenhandelaar Pierre Henri de Thiers tussen 1804 en 1806 liet bouwen en naast een fabrieksgedeelte, waarin tot 1971 wollenstoffen zijn geproduceerd, ook bestond uit een imposant herenhuis. Met zijn prestigieuze neoclassicistische bouwstijl vormt het complex een uitzondering binnen de industriële architectuur van Verviers die zich kenmerkte door soberheid en functionaliteit.Verviers (6)Afbeelding 6: Het ‘Centre Touristique de la Laine’ is gevestigd in de voormalige fabriek van de Thiers en bestaat onder andere uit een museum over de geschiedenis van de wolverwerking in Verviers.

Een andere succesvolle lakenfabrikant was Jean Henri Peltzer die in 1785 uit het Duitse Stolberg naar Verviers kwam om er de onderneming Peltzer & Fils op te zetten, met in de negentiende eeuw reeds filialen in onder andere Polen en Argentinië. Uit laatstgenoemd land kwam via de haven van Antwerpen wol in nog grotere hoeveelheden en van nog betere kwaliteit dan in Europa te krijgen was. En als dat nog niet naar wens was dan werd het door de wolhandelaren van Verviers, ook wel ‘Marchands de Ploquettes’ genoemd, uit Nieuw Zeeland of Australië aangevoerd. Voor de tijdelijke opslag van deze wolbalen en de geweven eindproducten verrees bij het station Verviers Leopold (een kopstation dat na de opening van het huidige Verviers Centraal als Verviers West werd aangeduid en toen als goederenstation ging dienen) een entrepotgebouw dat sinds 2009 een nieuwe bestemming heeft als hotel van de Van der Valk Groep.  De spoorlijn Aken-Verviers-Luik, die in 1843 gereed kwam, speelde een belangrijke rol in de industriële ontwikkeling van de stad in verband met de aanvoer van wol, maar vooral ook steenkool voor de stoommachines die steeds meer toepassing vonden. De aanleg in het dal van de Vesder, met zijn noordelijke uitlopers van de Ardennen, was enkel mogelijk dankzij de bouw van tientallen bruggen, viaducten en tunnels.Verviers (7)Afbeelding 7: De v/d Valk-groep liet het goederenstation van Verviers ombouwen tot een hotel.

De opkomst van wolspinnerijen en –weverijen bracht vanaf 1800 een toestroom van arbeiders naar Verviers op gang waarvoor huisvesting een snel groeiend probleem werd. Dat leidde ertoe dat in 1808 de fabrikanten Jean François en Henri Guillaume Biolley een woningbouwproject startten dat nog altijd geldt als het eerste voorbeeld van een arbeiderswijk (cité ouvrière) op het Europese vasteland. Het bestond uit twee blokken van ieder vijf huizen die weer waren opgedeeld in zestien woningen, verdeeld over vier etages en voorzien van een centraal trappenhuis. Elk logement was geschikt voor een familie van vier tot zes personen, inclusief een weefgetouw om huisnijverheid te bedrijven. Omdat er voorheen rekken hadden gestaan voor het drogen van gewassen of geverfd laken, zogenaamde ‘ramen’, kwamen deze huurkazernes in de volksmond als ‘Grandes Rames’ bekend te staan. Vorige eeuw sloeg de verpaupering echter toe en pas na een grondige renovatie in de jaren negentig, waarbij het aantal woningen tot vijftig werd teruggebracht, voldeed het complex weer aan de hedendaagse wooneisen. De sterke bevolkingstoename zorgde er ook voor dat Verviers samensmolt de nabijgelegen plaatsen als Hodimont, Ensival en Dison tot één stedelijke regioVerviers (8)Afbeelding 8: De ‘Cité des Grandes Rames’ was in 1808 het eerste voorbeeld van arbeidershuisvesting op het Europese vasteland.

Een recent industrieel herbestemmingsproject uit 2019 betreft ‘Espace 58’, waarbij enkele gebouwen van textielfabriek S.A. (Société Anonyme) La Vesdre zijn ingericht met appartementen en drie grote zalen voor evenementen, feesten en tentoonstellingen. Hun namen ‘Tisserie’ (weefzaal), ‘Carderie’ (kaarderij) en ‘Bloussette’ (twijnerij) herinneren aan de productieprocessen die er ooit plaatsvonden. De fabriek dateert uit 1887, toen de textielindustrie zich op haar hoogtepunt bevond en Verviers 107 weverijen, 10 spinnerijen, 7 kaarderijen, 29 wasserijen, 27 ververijen en 21 appreteerbedrijven met samen zo’n vijftienduizend werknemers telde. Het zijn dit soort initiatieven die Verviers hard nodig heeft om de neergang die op het einde van de textielindustrie volgde te doen keren, hoewel de stad wat dat betreft nog een lange weg te gaan heeft. Veel meer dan het andere textielcentrum van België, katoenindustriestad Gent, was in Verviers sprake van een zeer éénzijdige oriëntatie op de wollenstoffenindustrie die samen met de excentrische ligging van de stad tot gevolg had dat er maar weinig economisch toekomstperspectief restte. Toerisme is in dat geval een voor de hand liggend alternatief, waarbij kan worden teruggegrepen op het textielverleden. Het grensoverschrijdende karakter van deze industrie wordt benadrukt door de ‘Route de la Laine’ waarin naast Verviers ook Eupen, Vaals, Aken, Monschau en Euskirchen zijn opgenomen.Verviers (9)Afbeelding 9: La Tisserie is één van de drie zalen van ‘Espace 58’, het evenementen-centrum dat in de voormalige fabriek van S.A. La Vesdre is ondergebracht. Aan de muren bevinden zich portretten van historische persoonlijkheden uit Verviers en omstreken.