Afbeelding 1: Het kantoorgebouw van de voormalige tabaksfabriek Dobbelmann aan de Noordkade in Waddinxveen.
Bij Dobbelman zullen de meeste mensen denken aan het zeeppoeder dat onder deze naam op de markt werd gebracht en door het gelijknamige familiebedrijf in Nijmegen geproduceerd werd. Van deze fabriek bleef naast de schoorsteen ook het Biotex-gebouw behouden, dat als appartementencomplex onderdeel vormt van de woonwijk die na de laatste eeuwwisseling op het voormalige Dobbelmanterrein tot stand kwam. Ook in Waddinxveen staat echter een oude fabriek waaraan de naam Dobbelman is verbonden en die ondertussen een nieuwe bestemming heeft gekregen. Hier werd tabak verwerkt door het bedrijf van een telg uit dezelfde familie Dobbelmann, nadat zijn Amerikaanse avontuur was mislukt. Hij maakte niet meer mee dat zijn Rotterdamse fabriek bij het bombardement van 1940 werd verwoest en er een nieuwe verrees in Waddinxveen. Daar is slechts twintig jaar tabak geproduceerd, waarna de Nederlandse Kabel Fabriek er nog eens een kwart eeuw actief was. Haar architectuur geldt als een representatief voorbeeld van het zakelijk expressionisme, hetgeen in 1999 aanleiding vormde om het complex op de rijksmonumentenlijst te plaatsen. Tegenwoordig dient de voormalige fabriek als huisvesting voor uiteenlopende bedrijvigheid.Afbeelding 2: Zicht vanuit het oosten op de productiehal met sheddaken, ketelhuis met schoorsteen en watertoren.
De eerste commerciële activiteiten van Dobbelmann in Nijmegen hadden overigens óók betrekking op tabak, want kort nadat Johann Peter Dobbelmann zich in 1827 vanuit het Duitse Siegburg in de Waalstad had gevestigd ging hij dit genotmiddel verhandelen onder de merknaam J.P.D. Hoewel dit zijn initialen waren maakten zijn stadsgenoten hier al snel ‘Jan Pruimt Dobbelmann’ van. De kennis van het product had hij van huis uit meegekregen, waar zijn familie een handel in koloniaalwaren dreef. Maar met zijn ondernemerszin begaf hij zich ook op andere terreinen. Zo participeerde hij in een stoombootdienst tussen Emmerich en Schiedam, waar hij later ook leiding aan ging geven, en nam hij in 1854 de zeepziederij ‘Het Anker’ over voor zijn zonen Theodoor en Louis. Het lukte beiden echter niet om als ‘Gebrs. Dobbelmann, Zeepzieders en Zeepmakers’ goed samen te werken en in 1860 besloot Louis, de jongste van het tweetal, om zijn geluk in de Verenigde Staten te gaan beproeven. Dat pakte ongelukkig uit, want daar brak een jaar later de burgeroorlog uit en omdat hij toen nog geen werk had gevonden tekende Louis voor een dienstverband in het leger van de Noordelijke Unionisten. Hij vocht mee in vier veldslagen en overleefde daarnaast ook twee spoorwegongevallen, alvorens in 1865 weer terug te keren naar Nederland.Afbeelding 3: Reclameaffiche voor tabak van Dobbelmann.
Louis Dobbelmann begon vervolgens voor zichzelf door in Rotterdam de tabakshandel van Van Woerden & Co. aan de Hoogstraat over te nemen. Hij kocht betere melanges in, maakte reclame, verlaagde de prijzen en breidde het assortiment uit. Bij zeelieden uit alle windstreken raakte al snel bekend dat ze bij hem terecht konden voor hun favoriete rookwaar. Zo bracht hij in twintig jaar tijd de zaak tot grote bloei, waarna hij even verderop het pand van de failliete suikerraffinaderij Van Oord kocht om er zelf pijptabak, pruimtabak en sigaren te gaan produceren. Hij voorzag al vroeg de doorbraak van de sigaret en begon deze uit Engeland en Rusland te importeren en schepen die zijn sigaren naar Portugal vervoerden brachten sigaretten mee terug. Voordat hij ze zelf ging produceren liet hij een werkneemster uit een Hamburgse sigarettenfabriek naar Rotterdam overkomen om het handmatig rollen aan twaalf van zijn meisjes te leren. De hoge welstand die hij dankzij dit zakentalent bereikte stelde hem in staat om een villa in Noordwijk te bewonen en te overwinteren in San Remo toen zijn gezondheid achteruitging. Na zijn overlijden in 1901 ging de onderneming over in de ‘NV Stoom-Tabaksfabriek voorheen Louis Dobbelmann’, omdat zijn enige zoon de ambitie miste om het bedrijf alleen voort te zetten. Er zou nooit meer een Dobbelmann aan het hoofd van het bedrijf staan.Afbeelding 4: Het vooroorlogse fabriekscomplex aan de Hoogstraat in Rotterdam.
In 1940 was Louis van der Heijden, een kleinzoon van Louis Dobbelmann, directeur van de tabaksfabriek toen deze bij het Duitse bombardement van 14 mei 1940 verwoest werd. Nog geen drie maanden later had hij al een zeven hectare groot terrein in Waddinxveen gekocht, met een eigen kade aan de Gouwe, om daar een nieuwe fabriek te bouwen. In de wederopbouwplannen voor het Rotterdamse stadshart was namelijk geen plaats meer voor industrie. De Waddinxveense architect Piet Stuurman kreeg opdracht het complex te ontwerpen dat moest bestaan uit een grote productiehal met watertoren, een sociaalgebouw met kantine en een representatief kantoor. Hoewel de geplande bouwtijd van twaalf maanden niet werd gehaald, was het personeel zó dankbaar voor de voortvarende aanpak van de directie dat het een drietal glas-in-loodramen schonk die een plaats kregen in de centrale hal van het kantoorgebouw. De bouwwerkzaamheden waren de bezetter niet ontgaan en toen in 1943 de productiehal gereed kwam werd deze meteen gevorderd voor de productie van brandstoftanks voor militaire doeleinden. Na de bevrijding kwam de productie van sigaretten en tabak echter snel op gang vanwege de grote behoefte aan deze genotsmiddelen. Dobbelmann ontwikkelde zich met bijna vijfhonderd personeelsleden tot een van de belangrijkste werkgevers in de regio. Het vervulde daarnaast een maatschappelijke rol in Waddinxveen omdat de kantine regelmatig beschikbaar werd gesteld aan de gemeenschap voor culturele en sportieve evenementen. De merken die in Waddinxveen in deze jaren uit de fabriek rolden waren Amateur shag en –sigaretten, Apex Virginia shag en Ibis shag, waarvoor een goudkleurige ibis boven op het kantoorgebouw reclame maakte. Eind jaren vijftig was de concurrentie binnen de sector inmiddels zo hevig geworden dat een eerste reorganisatie onvermijdelijk was. De sigarettenproductie werd in 1957 ondergebracht bij Ardath Tabacco in Dordrecht en niet veel later volgden de distributie en administratie. In 1964 was de tabaksverwerking aan de beurt, die naar een fabriek in Drachten overgeheveld werd, waarna het complex verkocht werd aan de Nederlandse Kabel Fabriek uit Delft. Toen deze er haar deuren in 1992 sloot, betekende dit dat er in feite langer metaal dan tabak verwerkt was.Afbeelding 5: De glas-in-loodramen die geschonken werden door het personeel uit dankbaarheid voor de snelle wederopbouw. De voorstellingen hebben betrekking op de verschillende stadia in de groei, handel en fabricage van tabak.
Tegenwoordig zijn er uiteenlopende bedrijven op het fabrieksterrein gevestigd, waaronder een vastgoedonderneming, tandartsenpraktijk, chaletverhuurder en telecominstallateur. Typische Zakelijk-Expressionistische kenmerken in het ontwerp van het kantoor, de kantine en de watertoren zijn de blokvormige bouwvolumes onder platte daken met betonnen overstek, de langgerekte verticale raampartijen en het gebruik van donkere, bruinrode baksteen. Met name het kantoorgebouw heeft zijn oorspronkelijke interieur grotendeels behouden, waaronder de monumentale hal met trappenhuis en diverse vertrekken met lambriseringen waarin kasten en schouwen zijn verwerkt. De voornaamheid van dit gebouw wordt benadrukt door de entree, bestaande uit een betonnen trap onder een luifel op kolommen en voorzien van glasdeuren met siersmeedwerk. Naast deze cultuurhistorische betekenis was ook de zogenaamde ensemblewaarde, namelijk dat het onderdeel uitmaakt van een fabriekscomplex dat nog in haar originele opzet behouden is gebleven, reden om het in 1999 op de rijksmonumentenlijst te plaatsen.Afbeelding 6: Werkzaamheden in de tabakskerverij.