Afbeelding 1: Aan het einde van de werkdag verlaat het personeel de fabriek via de poort aan de Ceintuurbaan. Op de voorgrond het gebouw ZD dat nu niet meer aanwezig is, op de achtergrond het kantoor en het ZB-gebouw.
Vóór de oorlog kende de Overijsselse provinciehoofdstad nog maar weinig industrie en waren het vooral handel en bestuur die er voor werkgelegenheid zorgden. Dat er weinig concurrentie op de arbeidsmarkt te verwachten was zal voor Philips waarschijnlijk een rol hebben gespeeld om in het kader van haar spreidingsbeleid al in 1946 neer te strijken in Zwolle. Om te beginnen met een assemblage-atelier voor scheerapparaten in een bestaand gebouw aan de Schuttevaerkade, dat tijdens de crisisjaren nog dienst had gedaan in het kader van de werkverschaffing aan jeugdigen. In de jaren die volgden werd de productie uitgebreid met onderdelen voor platenwisselaars, gereedschappen voor radiomontage en een stempelmakerij. In 1953 kocht Philips zes hectare grond aan de Meppelerstraatweg voor de bouw van een nieuw fabriekscomplex, waar reeds een jaar later een grote hal in gebruik werd genomen voor de fabricage van elektrolytcondensatoren voor o.a. radio- en televisietoestellen. Deze elektronische componenten maakten het mogelijk om elektrische lading op te slaan, om zo stroom- of spanningspieken te overbruggen of af te vlakken. Decennialang zouden er in Zwolle miljoenen van deze zogenaamde Elco’s geproduceerd gaan worden in allerlei soorten en maten voor de meest uiteenlopende elektrische apparaten. De tweede hoofdactiviteit werd de metaalwarenfabricage, die voortkwam uit de stempelmakerij en zowel frames als precisie-onderdelen zou gaan voortbrengen. Halverwege de jaren vijftig stonden er ruim vijfhonderd mensen op de loonlijst, waarvan een deel nog tot 1957 werkzaam was aan de Schuttevaerkade.
Afbeelding 2: Luchtopname van het fabriekscomplex uit 1960 met de Ceintuurbaan (A), Floresstraat (B), gebouwen ZA, ZB, ZC, ZD en ZK van de condensatorenproductie (1,2,3,4,5) en het ketelhuis (6). Op het grasveld aan de overzijde van de Ceintuurbaan zouden begin jaren ’70 de gebouwen ZS, ZT, ZU en ZV van de metaalwarenfabriek verrijzen.
Het nieuwe fabriekscomplex ontstond tussen de Floresstraat, Boerendanserdijk en Ceintuurbaan, aan wat toen nog de stadsrand was. Het meest in het oog springende gedeelte was het langgerekte gebouw ZA evenwijdig aan de Ceintuurbaan en bestaande uit twee bouwlagen met een plat dak. Het kwam in 1956 helemaal gereed en kenmerkte zich door hoge, vooruitstekende ingangsportalen, stalen strokenvensters en daglichten in de vorm van sheddaken. In 1958 werd hier aan de kopse kant een T-vormig kantoorgebouw met transparant trappenhuis tegenaan gezet. Een ketelhuis voorzag het complex van warmte, maar had met zestig kubieke meter per uur voldoende capaciteit om eveneens het openluchtzwembad aan de Ceintuurbaan te verwarmen. Parallel aan de Floresstraat werd in 1955 gebouw ZB opgetrokken met kantoorruimtes en werkzalen voor de productie. Met ruime kleedgelegenheid, een kantine en helder sanitair waren de personeelsvoorzieningen ronduit modern, waardoor de werving aanvankelijk geen probleem was. Naast mannen waren er veel ‘ateliermeisjes’ in dienst die aan lange rijen tafels met vernuftige machientjes de condensatoren wikkelden. Dankzij radiomuziek en een goede verwarming waren de werkomstandigheden ronduit comfortabel. Met cursussen in huishoudelijk werk konden zij zich voorbereiden op de toekomst, aangezien het in deze naoorlogse jaren nog gebruikelijk was om na het huwelijk te stoppen met werken ten einde voor de kinderen te gaan zorgen. Ter ontspanning had het bedrijf een eigen blaaskapel en sportvereniging, die over een voetbalveld achter de fabriek beschikte. Desondanks begon zich eind jaren vijftig een krapte op de lokale arbeidsmarkt af te tekenen, wat aanleiding was om in het nabijgelegen dorp Staphorst een dependance te openen met ruim honderd medewerkers.
Afbeelding 3: Streng toezicht op de assemblage van elektrolytcondensatoren.
In 1970 onderging zowel de vestiging in Staphorst als de moederfabriek in Zwolle een sterke uitbreiding. Staphorst kreeg een tweede hal, terwijl er in Zwolle aan de overzijde van de Ceintuurbaan twee bij kwamen om meer ruimte te bieden aan de vervaardiging van metaalwaren. Deze activiteit, waarvoor zo’n tweehonderd mensen werkzaam waren, betrof niet alleen de fabricage van metalen omhullingen voor condensatoren, maar bijvoorbeeld ook frames voor televisietoestellen. Ze maakte onderdeel uit van de hoofdtoeleveringsgroep PMF (Plastic- en Metaalwaren Fabrieken). In 1991 ging Koninklijke Hoogovens hierin deelnemen en kwam het bekend te staan onder de naam AMEFO, een afkorting van Advanced Metal Forming. Ten grondslag aan deze nieuwe naam lag het metaalbewerkingsproces van slagextrusie waarvan men gebruik maakte. Door aluminiumplaten met grote kracht in een matrijs te drukken was het mogelijk om het gewenste onderdeel in één keer te vormen. Daarnaast specialiseerde de Zwolse metaalwarenfabriek zich in de productie van videokoppen, camerabuizen, afdekplaatjes voor TL-starters en onderdelen voor airbags in auto’s.
Afbeelding 4: De Zwolse metaalwarenfabrieken in de jaren tachtig.
Toen Philips zich in Zwolle wilde vestigen liep ze tegen het probleem aan dat door de naoorlogse schaarste aan woningen niet al haar werknemers onderdak konden vinden binnen redelijke afstand van de fabriek. Hoewel het gemeentelijk woningbureau zijn uiterste best deed, kon het in 1954 slechts negentien woningen verdelen onder werknemers van de NS, PTT, Stork en Philips. Daarom ontwikkelde Philips plannen om veertig eengezinswoningen voor eigen personeel in de buurt van de fabriek te bouwen. Hiervoor stelde de gemeente een terrein in het Wipstrikker Kwartier beschikbaar, waar uiteindelijk op seriematige wijze vijfendertig woningen zijn gebouwd. Al snel volgde een tweede bouwplan met vierenveertig woningen in het Veerallee Kwartier. Net als de bedrijfsgebouwen aan de Ceintuurbaan werden deze woningen ontworpen door het Philips Bouwbureau en de realisatie was in handen van de NV Maatschappij voor onroerend goed De Nieuwe Erven uit Eindhoven. Vanwege schaarste aan materialen mochten gemeenten in die tijd niet onbeperkt bouwen en daarom hield het Ministerie van Volkshuisvesting strikte contigenten aan om tot een eerlijke verdeling van nieuwbouwwoningen te komen. De tachtig woningen die Philips mocht neerzetten gingen niet ten koste van het Zwolse bouwvolume, wat de bereidwilligheid verklaart waarmee de gemeente hiervoor grond verkocht en bouwrijp liet maken.
Afbeelding 5: Recente luchtopname van het voormalige Philipsterrein in Zwolle
In de hoogtijdagen bood Philips Zwolle werkgelegenheid aan ruim duizend mensen. Dat aantal was al sterk teruggelopen toen de vestiging in 1999 werd overgenomen door elektronicabedrijf Vishay, dat de productie voortzette tot 2016, waarna deze verplaatst werd naar China. Al snel dienden zich nieuwe gebruikers aan voor de fabrieksgebouwen uit de jaren vijftig, die in zestig jaar tijd nauwelijks veranderingen hadden ondergaan en nog altijd de typische kenmerken hebben van de Philips-architectuur uit die dagen. Polymer Science Park, Breman Academy, IHB Operations, Deltion en Windesheim zijn er ondertussen neergestreken, hoewel een deel van de gebouwen nog op een nieuwe bestemming wacht. De huidige eigenaar is Jansen Vastgoed, die momenteel plannen ontwikkelt om het complex te moderniseren tot een innovatief bedrijventerrein dat in het teken zal staan van scholing, energietransitie en circulariteit. Dat laatste komt tot uitdrukking in het behoud en de renovatie van de bestaande Philipsgebouwen. Zo krijgt het verhaal van dit naoorlogse industrieel erfgoed een nieuw hoofdstuk.
Afbeelding 6: In het ketelhuis is tegenwoordig Breman Innovation (BREiNN) gevestigd, een bedrijf dat zich richt op de energietransitie van woningen.