Rottweil (D)

Afbeelding 1: Kraftwerk Rottweil werd tijdens de Eerste Wereldoorlog binnen één jaar gebouwd om een buskruitfabriek van elektriciteit, stoom en verwarmingswater te voorzien.

De Duitse deelstaat Baden-Württemberg, met zijn Schwartzwald en Schwäbische Alp, wordt niet direct geassocieerd met industriële ontwikkeling. Dat de koekoeksklok er vandaan komt heeft er eveneens toe bijgedragen dat bij het grote publieke een beeld ontstaan is van een gebied waarin het traditionele ambacht nog lang is blijven domineren. Maar het was juist deze bedrevenheid in het vervaardigen van vernuftige mechaniekjes die er de basis legde voor een veelheid aan familiebedrijven die moderne producten van hoge kwaliteit gingen voortbrengen. Deze ‘middelständische Unternehmen’ zijn over het algemeen trouw aan hun oorspronkelijke ‘Standort’ gebleven en daarom te vinden in dorpjes en stadjes met hooguit enkele tienduizenden inwoners, waarvan ook Rottweil een voorbeeld is. Deze plaats ligt zo’n tachtig kilometer ten zuidwesten van Stuttgart – hoofdstad van Baden-Württemberg met hoofdkantoren en fabrieken van Mercedes-Benz en Bosch – en is inderdaad de naamgever van het blaffende huisdier dat bekend staat om zijn trouwe- en waakzame karakter. Beide steden liggen aan de Neckar, die ten noorden van Rottweil door een diep ingesneden- en dicht bebost dal stroomt. Daar, in dat uitgesproken romantische landschap, bevindt zich in één van de vele meanders een voormalig fabriekscomplex dat uit vele tientallen gebouwen bestaat, waaronder een energiecentrale met twee hoge schoorstenen. Deze werd in 1916 binnen één jaar tijd gebouwd omdat er veel elektriciteit nodig was om de productiecapaciteit te kunnen opvoeren. Wat hier gemaakt werd was namelijk ‘Schießpulver’, ofwel buskruit, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog in ongekende hoeveelheden verschoten werd.Afbeelding 2: Naast de elektriciteitscentrale zijn ook veel van de gebouwen van de Pulverfabrik behouden gebleven. Deze productiehal heeft een nieuwe bestemming gekregen, andere worden aan het verval prijsgegeven.

De vroegste vermeldingen van buskruitbereiding in Rottweil dateren al uit de veertiende eeuw. Een ‘Pulvermühle’ in het dal van de Neckar wordt voor het eerst genoemd in 1564. Uiteraard om het snelstromende water te benutten voor het aandrijven van de molenstenen, maar ook om het potentiële explosiegevaar ver buiten de stad vandaan te houden. De kruitmolen werd in 1817 gekocht door Franz Xaver Flaiz en Sebastian Burkhardt die hem onder de naam ‘Burkhardt & Flaiz’ uitbreidden tot een echte fabriek. Na verwoesting door een explosie in 1839 volgde wederopbouw en begon de zoon van Franz Xaver Flaiz samen met Sebastian Lindenmann niet ver er vandaan een tweede fabriek. Toen laatstgenoemde in 1853 overleed kwam deze in handen van de familie Duttenhofer, die vier jaar later ook eigenaar werd van de fabriek van ‘Burkhardt & Flaiz’ en zo de grootste buskruitonderneming van het koninkrijk Württemberg tot stand bracht. Onder leiding van Max Duttenhofer groeide het bedrijf uit tot de naamloze vennootschap ‘Pulverfabrik Rottweil AG’ met afzet van buskruit naar o.a. Amerika en China. Met name voor deze export werd in 1877 een fabriek geopend in Düneburg bij Hamburg, waarover broer Carl de leiding kreeg. In 1884 slaagden beiden er in om een rookloos buskruit te ontwikkelingen, dat onder de merknaam ‘Rottweiler Chemisches Pulver’ (RCP) op de markt werd gebracht. Zo kon het Duitse Keizerlijke leger gelijk op blijven gaan met de Engelsen en Fransen die vergelijkbare springstoffen introduceerden en deze respectievelijk ‘cordite’ en ‘poudre B’ noemden. In alle gevallen berustte het productieproces op het nitreren van cellulose en glycerine tot ‘schietkatoen’ met behulp van salpeterzuur, wat tot vervuiling van de Neckar en ongezonde werkomstandigheden in de fabriek leidde. Na overname van de ‘Rheinisch-Westfälischen Pulverfabriken’ in 1890 ontstond het toonaangevende buskruitimperium ‘Vereinigte Köln-Rottweiler Pulverfabriken’. Voor deze verdienste werd Max Duttenhofer keizerlijk onderscheiden als ‘Geheimer Kommerzienrat’. In 1903 overleed hij en werd opgevolgd door zijn zoon ‘Dr. Max’ en broer Carl.Afbeelding 3: Het Kraftwerk in aanbouw, met van voor naar achter de turbinehal, het ketelhuis en de kolenbunker.

Zoals gezegd bereikte de productie tijdens de Eerste Wereldoorlog een hoogtepunt. Dat werd mogelijk gemaakt door een moderniseringsprogramma, waarvan de bouw van een eigen ‘Kraftwerk’ onderdeel uitmaakte. Het ontwerp voor de centrale werd geleverd door architect Paul Bonatz, die kort daarvoor ook het treinstation van Stuttgart en de Congreshal van Hannover had getekend, en bestond uit een ketelhuis met twee schoorstenen van negentig meter hoogte, een turbinezaal en kolenbunker, die per spoor kon worden bevoorraad. Zestig man waren er dagelijks in ploegendienst werkzaam, niet alleen voor de elektriciteitsopwekking maar ook om de fabriek van stoom en verwarmingswater te voorzien. In totaal werkten tijdens deze oorlogsjaren meer dan tweeduizend mensen in de ‘Pulverfabrik’ die zo’n tachtig procent van het kruit produceerde dat door de gehele infanterie van het keizerlijke leger werd verschoten. Dat was genoegzaam bekend aan geallieerde zijde en al op 3 maart 1915 voerden Franse vliegtuigen een luchtaanval uit, waarbij tien ton buskruit ontplofte. Minstens tien bombardementen volgden, maar ondanks schade en doden kwam de productie nooit lang stil te liggen. Desondanks verloor Duitsland de oorlog en door de sterke inkrimping van leger en marine als gevolg van het Vredesverdrag van Versailles moest de Pulverfabrik zich op andere producten gaan toeleggen.Afbeelding 4: De energiecentrale, kort na oplevering. Ze was voorzien van een kabelbaan (rechts boven zichtbaar) voor de aanvoer van steenkool.

Dat er in 1919 werd overgestapt op de kunstzijdefabricage is niet erg verrassend. Viscose had sinds de eeuwwisseling een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt en was door een alsmaar groeiende vraag een interessant product voor de opkomende chemische industrie. Dat zou in de twintiger jaren leiden tot (te) veel nieuwe toetreders tot deze markt. Omdat cellulose de basisgrondstof is voor viscose en dit in Rottweil al decennialang verwerkt was tot rookloos kruit, kon er voortgebouwd worden op deze ervaring. Waar kennis ontbrak kon deze worden verworven doormiddel van onderzoek in het chemisch laboratorium dat in 1910 voor de Pulverfabrik was gebouwd. Bovendien verrezen nieuwe gebouwen omdat de bestaande niet altijd geschikt waren voor de verwerking van garen. Om extra afzetkanalen te verkrijgen werd in 1923 de Deutsche Celluloid-Fabrik in het Saksische Eilenburg overgenomen. Overigens één van de vele bedrijven die vanwege de hyperinflatie van dat jaar in de problemen waren gekomen en daardoor een gemakkelijk prooi vormden. In 1926 was het aan de ‘Köln-Rottweil AG’ zelf de beurt om te worden overgenomen, en wel door het grote IG-Farben-concern, dat al snel ook weer buskruit liet produceren in Rottweil. Toch zou het in de volgende oorlog, waarvan de schaduw zich al in de jaren dertig vooruit wierp, juist de kunstzijde zijn waarmee de ‘Köln-Rottweil AG’ zijn belangrijkste bijdrage leverde. De Wehrmacht was ervan overtuigd dat met militaire luchtlandingen voorkomen kon worden dat er opnieuw een jarenlange loopgravenoorlog zou ontstaan en stelde omvangrijke parachutisteneenheden samen. Vooral in de beginfase van WOII zouden die hun nut bewijzen en de kunstzijde voor hun parachutes werd grotendeels geleverd door de ‘Köln-Rottweil AG’. Daarvoor was in 1938 al een nieuwe spoelerij gebouwd, gevolg door een twijnerij in 1941. Om al het extra personeel te huisvesten kwam er ook een fabrieksdorpje tot stand dat ‘Auf der Brücke’ gedoopt werd. Tijdens WOII waren het echter in toenemende mate dwangarbeiders die er voor moesten zorgen dat de productie op peil bleef. Slechts één enkele bom trof het complex en dat was pas in januari 1945. Het waren ditmaal niet de Fransen die hem gegooid hadden, maar drie maanden later kwamen die wel het gebied bezetten. Zij voerden de machines en bedrijfsadministratie af naar de Elzas en vernietigden de installaties van de voormalige buskruitfabriek.Afbeelding 5: Twintig jaar na haar stillegging in 1976 onderging de elektriciteitscentrale een grondige renovatie en kreeg daarna een tweede leven als evenementenlocatie. Hier een deel van het voormalige ketelhuis, genaamd ‘Kolossaal’, waar door grote gezelschappen getafeld kan worden.

De productie van viscose kwam na de oorlog slechts langzaam op gang en de echte impuls liet nog tot 1963 op zich wachten. Toen nam Rhodiaceta AG uit Freiburg, op haar beurt onderdeel van het Franse chemiebedrijf Rhone-Poulenc, de Rottweiler Kunstseidefabrik AG over en liet er een moderne nylonfabriek bouwen. Die telde in 1970 zo’n veertienhonderd werknemers en het garen werd onder de merknaam ‘Nyltest’ op de markt gebracht. De elektriciteit werd nog tot 1976 geleverd door de eigen energiecentrale, die ondertussen aardolie in plaats van steenkool was gaan verstoken en van een nieuwe hoogspanningsinstallatie was voorzien. Ondanks de crisis die de kunstvezelsector in de loop van de jaren zeventig trof, bleef de nylonfabriek tot 1994 operationeel, hoewel er toen nog maar vierhonderd mensen werkten. Na sluiting bleef belangstelling voor de leegstaande gebouwen niet lang uit en het waren vooral ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf die zich er vestigden. Dat aantal is inmiddels opgelopen tot bijna zestig. Omdat dit ‘Gewerbepark Neckartal’ maar liefst honderdveertig industriële objecten telt hebben die lang niet allemaal een nieuwe gebruiker gekregen. Veertig daarvan staan op de monumentenlijst, waaronder het Kraftwerk dat een evenementenlocatie geworden is. Alleen de beide schoorstenen werden vijftien meter ingekort, maar verder is alles bij de renovatie in de jaren negentig zoveel mogelijk is zijn oorspronkelijke toestand gebleven. Grootpublieks-bijeenkomsten vinden plaats in de voormalige turbinezaal, waarin het zes meter lange marmeren schakelpaneel de grote blikvanger is. De aangrenzende transformatorruimte kan indien nodig als podium gebruikt worden. Vanuit de voormalige werkplaats, omgedoopt tot ‘Café-Bar Eden’ kan desgewenst de catering worden verzorgd. Om het erfgoed onder aandacht van het grote publiek te brengen kwam er in 2008 een ‘Industriepfad’ tot stand met informatieborden die uitleg geven over de energiecentrale, de zuuropslag, het nitreergebouw, het pomphuis, de werkplaats, het laboratorium, de spoelerij en het badhuis. Laatstgenoemd gebouw doet sinds 1999 dienst als restaurant. Voortbouwend op de eeuwenlange geschiedenis van buskruitproductie in het Neckartal verkoopt de Zwitserse munitiefabrikant RUAG nog altijd patronen onder de merknaam ‘Rottweil’.Afbeelding 6: Hoewel vijftien meter ingekort vormen beide schoorstenen van het Kraftwerk nog altijd een blikvanger in het Neckartal bij Rottweil.