Rotterdam

Rotterdam (1)Afbeelding 1: Het brouwerijcomplex van Heineken in Crooswijk omstreeks het midden van de jaren zestig met van links naar rechts de mouterij, het brouwhuis, Café Hollandia en het kantoorgebouw van architect Willem Kromhout.

Tien jaar na overname van de Amsterdamse bierbrouwerij ‘De Hooiberg’ besloot Gerard Adriaan Heineken in 1873 dat het tijd was voor verdere expansie en richtte de NV ‘Heineken’s Bierbrouwerij Maatschappij’ (HBM) op om het daarvoor benodigde kapitaal te kunnen aantrekken. De introductie van het nieuwe bier van lage gisting, destijds bekender als ‘Beijersch Bier’, was een groot succes gebleken en hij wilde het nu ook in Rotterdam, dat dankzij zijn haven een ongekende groei doormaakte, gaan brouwen. De grootste brouwerij daar, De Oranjeboom aan de Coolvest, had echter ook plannen voor een tweede vestiging en daarom moest er eerst een akkoord worden gesloten. Daarin werd vastgelegd dat Oranjeboom zich op de productie van bovengistend- en Heineken op die van ondergistend bier zou gaan richten. De populariteit van het heldere bier van lage gisting was echter zo groot dat De Oranjeboom het uiteindelijk ook moest gaan brouwen om haar voortbestaan te garanderen. Om enigszins tegemoet te komen aan de protesten van Heineken werd de nieuwe brouwerij aan de overkant van de Maas in Rotterdam-Zuid gebouwd. Daar bleef men, uitgezonderd een korte onderbreking in de jaren zeventig, tot de sluiting in 1989 dit ondergistende Oranjeboombier brouwen. dat onder veel Rotterdammers geliefder was dan het bier van het ‘Amsterdamse’ Heineken, al was het dan in hun eigen stad geproduceerd.Rotterdam (2)Afbeelding 2: Dezelfde opname vanaf de rechterzijde van de Rotte, maar dan een halve eeuw later. Een deel van het brouwhuis is vervangen door een appartementengebouw en Café Hollandia is inmiddels gesloopt.

Op 23 juni 1873 werd op de hoek van de linker Rottekade en de Crooswijksesingel de eerste steen gelegd voor de nieuwe Heinekenbrouwerij. Destijds was het de noordrand van de stad waar nog veel grond braak lag waarop later stadsdeel Crooswijk zou gaan verrijzen. Over het water van de Rotte kon de benodigde gerst worden aangevoerd, terwijl zich in de directe nabijheid ondergrondse wellen bevonden waaruit het benodigde zuivere water voor het brouwproces kon worden opgepompt. Na een bouwperiode van slechts negen maanden kwam in het voorjaar van 1874 het eerste Heinekenbrouwsel van Rotterdamse bodem tot stand. Café Loos aan het Hofplein en tal van andere etablissementen gingen het verkopen. Export overzee was voor Gerard Heineken eveneens reden geweest om in Rotterdam neer te strijken en om de markt van Nederlands-Indië te bedienen werd in 1876 een bottelarij geopend. Heineken was na het Deense Carlsberg de tweede brouwer die zijn bier ging pasteuriseren om het voor dit doel langer houdbaar te maken. Het duurde echter nog tot 1879 vooraleer Nederlanders in ‘De Oost’ Heinekenbier konden drinken, maar vijf jaar later was al een kwart van het bier dat in Crooswijk geproduceerd werd bestemd voor de export. Om aan deze stijgende vraag te kunnen voldoen onderging de mouterij in 1883 een uitbreiding, waarna de jaarproductie kon worden opgevoerd naar honderdduizend hectoliter.Rotterdam (3)Afbeelding 3: De mouterij aan de Rottekade, gezien vanuit het noorden.

Nog voor het einde van de eeuw werden met het oog op toekomstige expansie extra grond en panden aangekocht, waaronder café Hollandia op de hoek van de Crooswijksesingel en de Rottekade. Dit etablissement groeide uit tot de personeelskantine van de kantoormedewerkers. Ze vierden er jubilea en andere feestelijkheden en op vrijdagavond repeteerde het Brouwerij Mannenkoor er in het achterzaaltje. Later zijn er wel pogingen ondernomen om het café bij uitbreidingen van het brouwerijcomplex als nieuwbouw te integreren, maar het karakteristieke hoekpand is tot de sloop in de jaren zeventig blijven bestaan. De arbeiders in de brouwerij kregen in 1912 de beschikking over een bierautomaat. Ze konden voor vijf cent per stuk bierpenningen kopen om daarmee een eigen pul vol te tappen. Het was voor hen niet ongebruikelijk om de dag te beginnen met een potje bier, dat door hen ‘een mondje’ werd genoemd en tijdens het omkleden werd genuttigd. Als iemand iets te vieren had dan trakteerde hij zijn collega’s op bierpenningen en datzelfde deed de baas als hij vond dat er goed werk was geleverd. Na het uitbreken van de oorlog in 1914 ontstond er al snel een schaarste aan grondstoffen. Maar omdat ook de export inzakte en mout uit Duitsland gedeeltelijk kon worden vervangen door import uit Denemarken, Schotland en de VS, was men pas in 1917 genoodzaakt om over te schakelen op surrogaten als tapioca-, tulpen- en hyacintenmeel. De hele sector werd zwaar getroffen in deze oorlogsjaren en van de vierhonderdvijftig brouwerijen die Nederland in 1910 telde waren er in 1920 nog maar zo’n tweehonderdvijftig over. Het marktaandeel van grote brouwers als Heineken steeg hierdoor aanzienlijk en dat gold ook voor het werknemersbestand. In haar Rotterdamse brouwerij waren in laatstgenoemd jaar vierhonderd mensen werkzaam, twee jaar later alweer zestig meer.Rotterdam (4)Afbeelding 4: Het door Willem Kromhout ontworpen brouwhuis was zo indrukwekkend dat het ook wel de ‘bierkathedraal’ genoemd werd.

In de eerste helft van de jaren twintig onderging ook het brouwerijcomplex weer een uitbreiding. Dit keer betrof het een nieuwe tapkelder, brouwzaal en transportbrug over de Rottekade. Daarnaast werd het ketelhuis gemoderniseerd, de bottelarij vergroot en een laadperron aangelegd. Verantwoordelijk architect was Willem Kromhout, die zijn werk in 1932 bekroonde met de oplevering van een nieuw kantoorgebouw aan de Crooswijksesingel, dat met ornamenten, reliëfvoorstellingen en glas-in-lood-ramen een prestigieuze uitstraling kreeg. De afzet was toen al flink gedaald als gevolg van de economische depressie, ondanks de creatieve wegen die men was gaan bewandelen. Zo werkte het laboratorium aan bier met een nóg langere houdbaarheid, geschikt voor export naar uithoeken van de wereld die minder getroffen waren door de malaise. Het herstel had zich aan het einde van dat decennium nog maar net ingezet toen de volgende oorlog uitbrak, waar Nederland ditmaal wel bij betrokken raakte. Crooswijk lag weliswaar buiten het gebied dat bij het bombardement van 14 mei 1940 verwoest werd, maar enkele werknemers die elders woonden verloren het leven. De directie wist het productievolume lange tijd aardig op peil te houden, hoewel het bier steeds slapper van smaak was en de distributie door brandstofschaarste ging stagneren. De razzia van 1944, waarbij vijftigduizend Rotterdamse mannen werden afgevoerd naar Duitsland, maakte hier een eind aan. Werknemers die in de brouwerij onder konden duiken bleef dit lot bespaard. Tijdens de hongerwinter kwam er een gaarkeuken waar (karige) maaltijden werden uitgedeeld aan de Crooswijkers en na de bevrijding deed het kantoor dienst als commandocentrum van het Militair Gezag.Rotterdam (5)Afbeelding 5: Luchtopname van het brouwerijcomplex in de jaren twintig met het ketelhuis (1), de transportbrug (2), mouterij (3), het brouwhuis (4), Café Hollandia (5), kantoorgebouwen (6), laboratoria (7), werkplaatsen (8), gistkelders (9), lagergebouw (10), bottelarij (11) en expeditie (12).

Toen de bierproductie na enkele moeizame jaren in 1948 weer op niveau was, lanceerde de Heinekendirectie het plan om de verkoop niet meer alleen via cafés maar ook via winkelbedrijven te laten verlopen. Omdat ze geen ervaring hadden met de retailmarkt kwamen de verkoopagenten hiertegen in opstand, wat in de Crooswijkse vestiging zelfs leidde tot een collectieve boycot van twee dagen. Niettemin kwam het Heinekenbier in de winkelschappen terecht en daarmee ook in de huiskamers. Het bleek een groot succes en leidde tot een dermate sterke omzetstijging dat in 1958 een derde brouwerij moest worden geopend, dit keer op een bedrijventerrein aan de rand van Den Bosch. Door hun ligging in woonwijken hadden de brouwerijen in Amsterdam en Rotterdam namelijk hun grenzen bereikt, al ondergingen ze nog diverse moderniseringen. Na gereedkomen van een vierde brouwerij te Zoeterwoude in 1975, destijds de grootste en modernste van Europa, was er geen reden meer om de productie in de oudste twee vestigingen voort te zetten en kwam er in Crooswijk een einde aan ruim een eeuw bierbrouwerijgeschiedenis. De administratie- en verkoopdiensten bleven nog tot 1999 gehandhaafd, maar de rest van het complex werd gesloopt om plaats te maken voor woningbouw. Na de eeuwwisseling werd het monumentale kantoorgebouw voor een symbolisch bedrag overgedaan aan de Stichting Stadsherstel Rotterdam. Deze organisatie liet het grondig restaureren en ging het daarna als bedrijfsverzamelgebouw exploiteren. In 2022 werd een klein deel opengesteld voor het publiek, dat er onder andere terecht kan in een café en de voormalige directiekamer. Aangezien ook het interieur behouden is gebleven kan men er een indruk krijgen van de grandeur van weleer en aan de hand van vele tientallen foto’s en reclameobjecten de hoogtijdagen van dit legendarische biermerk opnieuw beleven.Rotterdam (6)Afbeelding 6: De rijkversierde gevel van het voormalige kantoorgebouw aan de Crooswijksesingel.