
Afbeelding 1: Het hart van Ziegeleipark Mildenberg bestaat uit twee ringovens aan weerszijden van een productiegebouw waarin de bakstenen machinaal gevormd werden.
Hoewel de Spree door het hart van Berlijn stroomt, is ze voor de ontwikkeling van de stad maar van beperkt belang geweest. Dat was wél het geval voor de Havel waar ze in de westelijke voorstad Spandau in uitmondt, aangezien via deze rivier de Elbe, en daarmee de zeehaven van Hamburg bereikbaar was. Over deze rivier, die verder ook door de steden Oranienburg, Potsdam en Brandenburg stroomt, werden daarnaast ook de vele miljoenen bakstenen aangevoerd die nodig waren voor de ongekende groei die Berlijn gedurende eind negentiende eeuw, ook wel de ´Gründerzeit´ genoemd, doormaakte. In het stroomgebied van de Havel waren toen zo’n honderd steenbakkerijen actief die de kenmerkende felgele stenen produceerden waaruit veel bouwwerken in en om de Duitse hoofdstad zijn opgetrokken. Dankzij de invoering van de ringoven, in Duitsland over het algemeen naar zijn uitvinder Hoffmann genoemd, schakelden zij in die tijd over van ambachtelijke- naar industriële schaal en lieten hun bakstenen per binnenvaartschip naar Berlijn brengen. Kort voor de Eerste Wereldoorlog bereikte de productie rond Mildenberg haar hoogtepunt, toen er jaarlijks in zevenenvijftig ringovens meer dan zeshonderdmiljoen stenen werden gebakken. Door oorlog, crisis en overstap op andere bouwmaterialen bleef echter weinig over van wat eens de grootste baksteenfabricageregio van Europa was. In Ziegeleipark Mildenberg herinneren vandaag de dag nog twee ringovens aan deze gloriedagen.

Afbeelding 2: Een smalspoorlocomotief van Ziegeleipark Mildenberg, met op de achtergrond de bedrijfshaven van waaruit de bakstenen per binnenvaartschip naar de klanten getransporteerd werden.
Het waren rijke diluviale kleiafzettingen die de baksteenindustrie ten westen van Berlijn van grondstof voorzagen. Deze ontstonden tijdens de ijstijd in smeltwatermeren die door de gletsjertongen gevormd waren en waar later de Havel doorheen is gaan stromen. Van Pritzerbe tot Ketzin en aan beide zijden van de Beetzsee komen deze kleilagen in variërende dikte voor, oplopend tot zeventien meter bij het dorpje Briest. De Havelklei is witgrijs van kleur omdat ze voor bijna een derde deel uit kalk bestaat. Dat gold ook voor het bovenstroomse Haveldal bij Zehdenick, waar de steenfabrieken van Mildenberg staan. Een derde winningsgebied lag bij het stadje Werder tussen Glindow en Petzow en kenmerkte zich door een vette klei met een hoog kwartszandgehalte die in Lehnin, Damelange, Phöben en Jeserig niet alleen in steenbakkerijen, maar ook in pottenbakkerijen verwerkt werd. Doordat de loop van de Elbe zich in de loop der tijden wijzigde is haar klei ook terechtgekomen in wat nu het Havelland is, met name rond Vehlen, Pritzerbe en Rathenow. In tegenstelling tot de Havelklei is deze juist kalkarm en relatief ijzerrijk en heeft daarom een leemachtige kleur. Stenen die hieruit gebakken werden kregen een verzadigd rode kleur en waren voldoende hard om als klinker gebruikt te kunnen worden. Dat laatste gold niet voor de Havelklei, waarvan de stenen vooral toepassing vonden in binnenmuren of buitenmuren met een pleisterlaag.

Afbeelding 3: Op de voorgrond het droogveld, aan weerszijden droogloodsen en op de achtergrond het machinehuis waarin de vormelingen geproduceerd werden.
Nadat de klei via smalspoorbanen naar de fabriek was gebracht onderging ze daar een voorbewerking die bestond uit walsen, kneden, reinigen, bevochtigen en het mengen met toevoegstoffen om de gewenste samenstelling te verkrijgen. De meeste steenbakkerijen in het Havelland produceerden handgevormde stenen en slechts enkele ‘Dampfziegeleien’ hadden dit proces gemechaniseerd met een strengenpers. Wat de formaten betreft was er in Duitsland in 1872 een standaardisering tot stand gekomen die als ‘Reichsformat’ werd aangeduid en een lengte, breedte en dikte voorschreef van respectievelijk 24×11,5×7,1 cm. Daarnaast was er voor monumentale bouwwerken het zogenaamde ‘Klosterformat’ van 28x15x9 cm. Nadat het merkteken van het bedrijf in de nog natte klei was gestempeld werden de vormelingen twee dagen te drogen gezet op het veld en daarna nog eens enkele weken in de droogloodsen. Het bakproces in de ringoven nam tenslotte één à twee weken in beslag, naar gelang het aantal kamers waaruit deze was opgebouwd en dat kon variëren van veertien tot twintig. Voor het transport naar de bouwplaats ging de voorkeur uit naar het binnenvaartschip (‘Kahn’) omdat dit het voordeligste was, gezien het grote aantal van veertig- tot vijftigduizend bakstenen dat er in paste. Voor fabrieken die niet direct aan de Havel lagen loonde het zelfs om daar voor eigen gebruik een kanaal heen te graven, niet in de laatste plaats omdat graven sowieso één van hun kernactiviteiten was. Sommige ondernemingen lagen echter zó ver van vaarwater af dat ze op vervoer per spoor waren aangewezen, zoals de steenbakkerijen in Lötz en Lehnin. Dat was weliswaar duurder, maar ook sneller en de smalspoornetwerken naar de kleiputten werden hiertoe uitgebreid met lijnen naar de verlaadstations aan het spoor, zoals die van Michelsdorf en Rädel naar Bahnhof Lehnin.

Afbeelding 4: In de jaren vijftig onderging de steenfabriek van Mildenberg nog een modernisering van de productiegebouwen om aan de sterk gestegen behoefte als gevolg van de wederopbouw te kunnen voldoen.
Eind negentiende eeuw waren in het stroomgebied van de Havel ruim honderd steenbakkerijen actief: eenentwintig tussen de Plauer See en Pritzerbe, tweeëntwintig aan de Beetzsee en de Riewender See, veertig aan de Mittelhavel tussen Potsdam en Brandenburg, negen in Lehnin en tenslotte nog eens dertien ten westen van Ketzin in de Havelbucht. In de hele Pruisische provincie Brandenburg ging het overigens om ruim negenhonderd steenbakkerijen, getuige het adressenboek van deze industriesector uit 1901. Daarvan behoorden er enkele tientallen tot grote ondernemingen van de families Jöllenbeck, Hornemann en Gantzer. Volgens de statistieken leverden deze in 1905 achttienhonderdmiljoen bakstenen aan bouwprojecten in Berlijn. Een astronomisch groot aantal, waarbij echter wel bedacht moet worden dat een doorsnee stadspand van vijf etages met huurwoningen indertijd uit zo’n anderhalf miljoen bakstenen werd opgetrokken. Zoals gezegd maakte de Eerste Wereldoorlog een einde aan de bouwwoede in de hoofdstad, vooral door een gebrek aan arbeidskrachten. Door de politieke onrust en inflatie die daarna volgden, duurde het bijna tot halverwege de jaren twintig vooraleer de bouwsector enigszins hersteld was. Dat laatste gold niet voor de baksteenfabricage, want die had toen stevige concurrentie gekregen van nieuwe materialen zoals beton en kalkzandsteen. Veel steenfabrikanten probeerden hun bedrijf voor de sloop te verkopen, wat er toe leidde dat andere ondernemers zich er op gingen toeleggen om nog zoveel mogelijk winst te slepen uit de verkoop van resterende partijen baksteen en de bedrijfsinventaris. In de hele Mark Brandenburg is er tegenwoordig nog maar één steenbakkerij uit deze gloriedagen actief en die staat in Glindow. Er wordt nog altijd gebakken voor restauratieprojecten aan huizen en stationsgebouwen die destijds uit de gele Havelstenen zijn opgetrokken. Vaak is echter een met water volgelopen kleigroeve het enige dat nog herinnert aan de Ziegelei. Tenminste, als ze niet zijn opgevuld met huisvuil uit West-Berlijn, want dat vormde een interessant verdienmodel voor de DDR om aan buitenlandse deviezen te komen.

Afbeelding 5: De steenfabriek bleef operationeel tot 1991 en deze foto van een werkploeg dateert uit die nadagen.
Dat in Mildenberg de herinnering aan het steenbakkerijverleden van het Havelland in stand is gebleven is te danken aan het feit dat hier nog tot 1991 bedrijvigheid heerste. De exploitatie van de kleilagen rond Zehdenicker begon pas na 1900 en ze waren nog lang niet uitgeput toen er na 1945 weer vraag naar bakstenen begon te ontstaan om Berlijn op te bouwen. Daardoor groeide het uit tot het belangrijkste productiecentrum van de DDR. Die heropleving duurde slechts kort, want vanaf de zestiger jaren schakelde men over op beton om op grote schaal de bekende ‘Plattenbau’ te kunnen realiseren. Omdat het complex in de loop van haar bestaan maar weinig veranderingen had ondergaan viel in 1997 het besluit om er een museale bestemming aan te geven. Naast de twee ringovens kunnen de bezoekers er het productiegebouw met steenpers, stoommachine en werkplaatsen bezoeken. Over het smalspoornet kan een rit naar de kleigroeve worden gemaakt en in de voormalige bedrijfshaven kunnen pleziervaartuigen afmeren op hun tocht door het waterrijke Havelland. Ziegeleipark Mildenberg is opgenomen als ankerpunt in de European Routes of Industrial Heritage (ERIH) en een halteplaats op de Duitse ‘Tonstraße’.

Afbeelding 6: Met veertien kamers behoort deze ringoven tot de kleinere in haar soort.