
.Afbeelding 1: Met zijn licht gebogen vorm, langgerekte vensterpartijen en ver uitstekende luifels vertoont Tabakfabrik Linz gelijkenis met de Van Nellefabriek in Rotterdam.
Wie ook maar vluchtig een blik werpt op Tabakfabrik Linz kan er niet omheen: de gelijkenis met de Van Nellefabriek in Rotterdam is verbluffend. Beiden zijn opgetrokken rond een skelet van gewapend beton, met een langgerekte, licht-gekromde façade die voorzien is van grote vensterpartijen in vliesgevels. Een vrijstaand ketelhuis, halverwege aan de overzijde van de fabrieksstraat, transparante trappenhuizen en ver uitstekende luifels boven de laad- en losperrons. Kortom, zowel in Linz als Rotterdam hebben we te maken met iconische fabrieksgebouwen in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Terwijl er in Rotterdam ook koffie en thee verwerkt werd door Van Nelle, draaide de productie in Linz volledig om de tabak. De verwerking daarvan was al in 1850 begonnen in een leegstaande wolweverij, de Linzer Wollzeugfabrik. Deze ontstond in 1672 en was toen de eerste textielmanufactuur van Oostenrijk, waarin vooral tapijten en meubelstoffen vervaardigd werden. Daarmee werd de basis gelegd voor de industriestad die Linz ook vandaag de dag nog is en wat te danken is aan haar ligging aan de Donau. Het eerste metaalverwerkende industriële bedrijf was dan ook niet voor niets de Linzer Schifftswerft die in 1840 door Ignaz Mayer werd opgericht en tegenwoordig onder de naam Österreichische Schiffswerften AG nog altijd actief is. Georg Krauß uit München opende in 1880 een locomotievenfabriek in Linz om te profiteren van orders die door spoorwegmaatschappijen uit het hele Oostenrijks-Hongaarse Keizerrijk werden geplaatst. Toen dat rijk in 1918 uiteenviel raakte Oostenrijk veel van haar industrie aan de nieuw ontstane landen kwijt en groeide het belang van Linz op dit gebied. Het was vooral de chemische sector die er zich vanaf die tijd sterk ontwikkelde. Na de Anschluß van 1938 kwamen daar de Reichswerke Hermann Göring nog bij, een geïntegreerd complex van hoogovens en staalfabrieken dat nu het hart van Voestalpine AG vormt.

Afbeelding 2: Tabakfabrik Linz kort na gereedkomen. Helemaal rechts is nog de voormalige twijnerij van de Linzer Wollzeugfabrik te zien waarin de verwerking van tabak in 1850 begonnen was en die pas in 1977 werd afgebroken.
Vanaf begin achttiende eeuw was het verbouwen van tabak binnen het Habsburgse Keizerrijk aan een staatsmonopolie gebonden. Aanplant was enkel mogelijk na verlening van een licentie door de belastingdienst en vrije verkoop was niet toegestaan. In 1764 besloot keizerin Maria Theresia om teelt en verkoop te verpachten aan een private onderneming, maar twintig jaar later bracht haar zoon Jozef II dit weer volledig in handen van de staat door de oprichting van de Österreichische Tabakregie. Deze staatsonderneming, die onder de naam Austria Tabak AG tot 1997 zou blijven bestaan, was destijds tevens bedoeld om invalide militairen een bron van inkomsten te verschaffen. Soldaten mochten een tabakswinkel beginnen, officieren een groothandel. Omdat ze hun oogst enkel tegen vastgestelde prijzen aan de ‘Regie’ konden verkopen leden de tabaksboeren een karig bestaan en toen in de loop van de negentiende eeuw kwalitatief veel betere tabak van overzee massaal beschikbaar kwam, begon de binnenlandse teelt weg te kwijnen. De Regie liet in 1844 de eerste ‘Virginier-Zigarren’ produceren en twintig jaar later kwamen de eerste ‘Regie-Zigaretten’ op de markt. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog beschikte de Tabakregie over een hoofdkantoor in Wenen en zesendertig tabaksfabrieken over het gehele keizerrijk, waarvan negen in Oostenrijk zelf. Eén daarvan was de Linzer Tabakfabriek die in 1859 al beschikte over meer dan duizend werknemers en hoofdzakelijk pruim- en pijptabak produceerde. Vanaf 1904 kwamen daar ook sigaren en sigaretten bij. In de tussenliggende jaren had de voormalige textielmanufactuur verbouwingen en uitbreidingen ondergaan, o.a. ten behoeve van de plaatsing van een stoommachine. Gedurende WOI werden er jaarlijks zo’n één miljard sigaretten geproduceerd, hoewel na verloop van tijd vanwege gebrek aan tabak beukenblad, hennep en hop moest worden toegevoegd. Ook de naoorlogse jaren stonden door het uiteenvallen van het keizerrijk in het teken van crisis en schaarste. De periode van welvaart die daarna aanbrak was net lang genoeg om een ambitieus nieuwbouwplan te lanceren, aangezien de oude fabrieksgebouwen het einde van hun levensduur bereikt hadden.

Afbeelding 3: Het personeelsbestand van Tabakfabrik Linz bestond voor meer dan de helft uit vrouwen.
Fabrieksarchitect en industrieel ontwerper Peter Behrens uit Duitsland kreeg in 1928 opdracht om een nieuw complex te tekenen. Na zijn werk voor de ondernemingen AEG en Hoechst werd Tabakfabriek Linz zijn laatste industriële opdrachtgever. Ter ondersteuning schakelde hij zijn vroegere leerling Alexander Popp uit Wenen in. Als gevolg van de economische depressie verliep de totstandkoming uiterst moeizaam en alleen dankzij een fors investeringskrediet van de overheid kon het project in 1935 worden opgeleverd. Het complex bestond toen uit een tabaksmagazijn, sigarettenfabriek, tabaksfabriek, kantoorgebouw, ketelhuis en machinekamer. Interieurdelen zoals deurknoppen, trapleuningen en liftportalen waren uitgevoerd in tombak, een messinglegering met een hoog kopergehalte. Het turkoois van het glazuur op de tegels en verf op deuren, lambriseringen en verwarmingsradiatoren kwam bekend te staan als ‘Linzer Blau’. De binnenwanden van de tabaksmagazijnen waren bekleed met kurk om de contante temperatuur en luchtvochtigheid te waarborgen, die voor de productie van sigaretten zo belangrijk is. In de energiecentrale bevonden de voorraadsilo’s met steenkool zich boven de stoomketels, wat de uitkragende vormgeving verklaart. Blikvanger was een baksteenreliëf boven de hoofdingang dat gewijd was aan het honderdvijftig-jarig bestaan van de Tabakregie in 1934. Het door baksteenproducent Wienerberger vervaardigde fries verbeeldt Mercurius met aan de ene zijde een fabrieksarbeider bij een baal tabak en aan de andere een machinist met een tandrad. Niet eerder was er in Oostenrijk een gebouwencomplex van deze omvang volledig opgetrokken rond een skelet van gewapend beton, waarin meer dan drieduizend ton ijzer was verwerkt. Met een lengte van tweehonderddertig meter in licht gebogen vorm werd het algemeen beschouwd als een mijlpaal in de fabrieksarchitectuur. Toch had het volgens de oorspronkelijke plannen nog groter moeten worden. Uit kostenoverwegingen zag men vooralsnog af van de gebouwen met voorzieningen voor de werknemers, werkplaatsen en verkoopmagazijnen.

Afbeelding 4: Het ketelhuis, waarvan de silo’s voor opslag van steenkool herkenbaar zijn aan de uitkraging van het gebouw.
Werken voor de Tabakregie was aantrekkelijk vanwege de gezonde arbeidsomstandigheden en sociale faciliteiten. Al heel vroeg liet het bedrijf afzuiginstallaties plaatsen om stofvorming bij de verwerking van de tabak te voorkomen. Er waren voldoende sanitaire ruimten en een eigen gezondheidsdienst zag toe op de hygiëne. In de recreatievoorzieningen van de Tabakregie in Bad Aussee en Bad Schallerbach konden de werknemers hun vakantie doorbrengen. Jonge moeders konden een beroep doen op twee weken betaalde zwangerschapsverlof. Daarna konden ze hun kinderen kosteloos in een ‘Säuglingsheim’ onderbrengen en toevertrouwen aan opgeleide bewaarmoeders. Hier konden vanaf 1918 baby’s gedurende hun eerste levensjaar terecht. Het groeide uit tot een volwaardig kinderdagverblijf dat was gevestigd in de voormalige twijnerij van de Wollzeugfabrik. Het was namelijk te vaak voorgekomen dat moeders hun kleine kinderen meenamen naar de fabriek vanwege gebrek aan oppas. Hoewel de meeste vestigingen over een keuken en eetzaal beschikten, was hier in Linz uit bezuinigingsoverwegingen aanvankelijk van afgezien. De werknemers kregen daarom een lunchpauze van twee uur om thuis te gaan eten. In 1923 opende de Tabakregie een wooncomplex voor beambten, later gevolgd door twee blokken voor arbeiders aan de Gruberstraße in Linz. Deze werden vanaf 1941 door de eigen woningbouwvereniging ‘Riedenhof’ beheerd. Beambten kregen maandelijks 750 sigaretten uitgereikt voor eigen gebruik, arbeiders 600 en gezellen 300. Om doorverkoop tegen te gaan waren deze verpakt in wikkels met het opschrift ‘Personal’. Na de machtsovername van 1938 kreeg Tabakfabrik Linz vanwege haar sociale beleid de status van ‘Nationalsozialistisches Musterbetrieb’. Kopstukken uit de beweging brachten een bezoek om deze voorbeeldfunctie te bevestigen en de band met het regime te versterken. Wederom bereikte de productie tijdens de oorlogsjaren een recordhoogte en rolden er in totaal vijf miljard sigaretten van de band.

Afbeelding 5: Jonge vrouwen profiteerden van de sociale voorzieningen die de Tabakregie hen aanbood, zoals betaald zwangerschapsverlof en kinderdagopvang.
De Tabakregie werd in 1939 omgevormd in Austria Tabakwerke AG en is als dusdanig tot 2001 blijven bestaan. Onder druk van Europese wetgeving moest het staatsmonopolie in 1994 worden opgeheven en drie jaar later werden de aandelen naar de beurs gebracht. Na deze privatisering kwam de onderneming in handen van de Britse Gallaher Group die Tabakfabrik Linz in 2008 liet sluiten. Omdat het complex al in 1981 de monumentenstatus had gekregen ging men op zoek naar nieuwe gebruikers. Voorafgaand aan deze herbestemming ondergingen de gebouwen een renovatie waarbij de etages met box-in-box-constructies geschikt werden gemaakt voor nieuwe bedrijvigheid. Die speelt zich vooral af in de sfeer van cultuur, gezondheid, opleiding, coaching, reclame, ontwerp, media en digitalisering. De nieuw gecreëerde ruimtes worden gehuurd als atelier, kantoor of vergaderlocatie. In 2020 waren er op deze wijze dagelijks al zo’n driehonderd mensen actief, hetgeen vrijwel net zo veel is als er kort voor sluiting van de tabaksfabriek werkzaam waren. Daarnaast zijn er grote ruimtes die afgehuurd kunnen worden voor beurzen, tentoonstellingen, concerten, workshops, symposia en congressen. Als ‘Ausstellungswerft’ richten de uitbaters zich vooral op reizende tentoonstellingen zoals die over Porsche in 2012, het Chinese Terracottaleger in 2013 en Toetanchamon in 2014, waar tienduizenden bezoekers op afkwamen. Ook omroepmaatschappijen weten het complex te vinden voor hun televisieprogramma’s. Zo werden er in 2021 twee maanden lang door ORF en ZDF opnames gemaakt voor de politieserie ´SOKO Linz´. Op het westelijke deel van het fabrieksterrein zal nieuwbouw verrijzen die uit vier delen bestaat, waaronder een kantoortoren van honderdnegen meter hoogte met daarin tevens een hotel. Het project ter waarde van bijna tweehonderd miljoen euro draagt de naam Quadrill en is gebaseerd op een ontwerp van het Weense architectenbureau Zechner & Zechner. De realisatie was voorzien voor 2025, maar zal niet worden gehaald.

Afbeelding 6: Tabakfabrik Linz biedt tegenwoordig onderdak aan uiteenlopende instellingen en bedrijven. Daarnaast vinden er tentoonstellingen plaats en worden er evenementen georganiseerd. Op het westelijk deel van het fabrieksterrein komt het nieuwbouwproject Quadrill tot stand.