Bradford (VK)

Afbeelding 1: Tussen 1853 en 1871 liet Titus Salt in het dal van de River Aire een wollenstoffenfabriek met een company town bouwen en noemde deze nederzetting ‘Saltaire’.

De industriesteden van West-Yorkshire mogen dan wat minder bekend zijn dan die van het naastgelegen Lancashire, in de loop van de negentiende eeuw veroorzaakten de fabrieken ook hier ongezonde levensomstandigheden. De woningen die er gebouwd werden om de sterke toestroom aan arbeiders te huisvesten waren klein en van slechte kwaliteit, de voorzieningen hielden geen gelijke tred met de bevolkingsexplosie en de walmende fabrieksschoorstenen verontreinigden de lucht. Het grootste probleem was echter de toevoer van voldoende schoon water voor fabrieken en inwoners. Daarom werd in 1854 het waterleidingsbedrijf Bradford Water Company opgericht om zacht water uit het Airedale, Wharfedale en Nidderdale via een uitgebreid buizenstelsel naar de stad te pompen. Toen dit project in 1882 was afgerond beschikten de stad en omstreken over een uitstekende watervoorziening. Textielfabrikant Titus Salt had echter niet het geduld om hier op te wachten. Hij had in 1833 het wollenstoffenbedrijf van zijn vader overgenomen en in 1850 uitgebouwd tot vijf fabrieken voor de verwerking van mohair, alpaca, maar ook zijde en katoen. In dat jaar nam hij echter het drastische besluit om deze productie samen te brengen in één groot fabriekscomplex buiten de stad, inclusief een ‘company town’ voor zijn werknemers. Zijn keus viel op de dal van de River Aire vanwege de spoorlijn en het kanaal die hier doorheen liepen en ideale transportmogelijkheden boden. Daarom gaf hij de nieuwe nederzetting de naam ‘Saltaire’, waaronder ze nog altijd bekend staat. Hoewel de productie in 1986 ten einde liep is het unieke, architectonisch samenhangende geheel van fabrieken, huizen en voorzieningen compleet behouden gebleven en heeft tegenwoordig de status van UNESCO Werelderfgoed.

Afbeelding 2: Het fabriekscomplex van Salts Mill wordt doorsneden door het Leeds & Liverpool Canal waarover de wol via de haven van Liverpool werd aangevoerd vanuit andere continenten.

Tot rond 1800 was Bradford nog een bescheiden ‘market town’ waar de lakenhandelaren hun wollenstoffen lieten vervaardigen door thuisspinners en –wevers. De industrialisatie had er in 1788 haar intrede gedaan met de ingebruikstelling van een hoogoven in het naburige gehucht Low More, waar ruwijzer gesmolten werd uit lokaal gewonnen ijzererts en steenkool van uitstekende kwaliteit. Verdere verwerking hiervan vond plaats in de smederijen en gieterijen van het buurtschap Bowling. De mechanisatie van de textielproductie begon zich pas vanaf 1825 te voltrekken met de introductie van kammachines als antwoord op een staking waarin ambachtelijke wolkammers het werk vijf maanden hadden stilgelegd. De handelaren gingen zich toeleggen op het zeer gewilde ‘worsted cloth’ (afgeleid van de plaats Worstead in Norfolk waar deze al sinds de middeleeuwen geweven werd), dat zich van de traditionele lakense stoffen onderscheidde door slijtvastheid en draagcomfort. Naast de onderneming van Titus Salt groeide ook die van Samuel Lister en zijn broers uit tot een reusachtig fabriekscomplex dat vandaag de dag nog bestaat (bekend als Lister’s Mill of Manningham Mill). Gelijktijdig ontstond er ook een toeleverende industrie, waarvan de Bowling Dye Works met meer dan duizend arbeiders in 1880 het grootste bedrijf was. Eigenaar van deze fabriek voor kleurstoffen was Henry Ripley, die net als Titus Salt de levensomstandigheden van zijn werknemers wilde verbeteren en daarnaast zitting had in de gemeenteraad en het Engelse parlement. Toen Ierland in de jaren veertig getroffen werd door een ernstige hongersnood en velen uitweken naar Engeland om te kunnen overleven, kozen enkele duizenden voor Bradford om er te gaan werken in de fabrieken. Een kleinere groep immigranten, maar nog altijd meer dan honderd families, bestond uit joden die hun geld gingen verdienen met de export van wollenstoffen. Zij waren grotendeels afkomstig uit Duitsland en de wijk waarin ze zich vestigden kreeg als bijnaam ‘Little Germany’.

Afbeelding 3: Plattegrond van Saltaire met de River Aire (1), het Leeds & Liverpool Canal (2), de spoorlijn (3), het fabriekscomplex Salts Mill (4) en de company town (5).

De realisatie van Saltaire voltrok zich tussen 1853 en 1871 en in die tijd werden achthonderd woningen gebouwd – inclusief vijftig voor behoeftigen (‘almshouses’) – waarin gemiddeld ruim vierduizend mensen onderdak vonden. Ze lagen ten westen van de fabriek, zodat de overwegend westelijke wind de rook uit de schoorsteen weg hield van de nederzetting. Het strakke stratenpatroon was er weliswaar op gericht om de bouwgrond zo efficiënt mogelijk te benutten, toch zorgden de architecten Francis Lockwood en William Mawson ervoor dat iedere woning natuurlijke lichtinval had door een vaste verhouding aan te houden tussen de hoogte van de huizen en de breedte van de straten. De kwaliteit van de huizen was veel beter dan in Bradford, maar dat betekende niet dat er geen verschillen waren. Ongetrouwde werknemers werden ondergebracht in gezellenhuizen met slaapzalen, terwijl de opzichterswoningen veel ruimer waren dan die voor de arbeiders. Grote, half vrijstaande huizen met uitzicht over de omliggende weilanden waren bestemd voor de leidinggevenden van het bedrijf, de onderwijzers en de predikant. Naast een school en kerk was er ook een ziekenhuisje en een gemeenschapshuis met een bibliotheek, toneelzaal, biljartkamer en oefenruimte voor de verschillende muziekgezelschappen die in Saltaire actief waren. Voor de dagelijkse hygiëne konden de bewoners gebruik maken van de bad- en washuizen met stromend water en in volkstuinen konden ze hun eigen groenten telen.

Afbeelding 4: De architecten gaven de gevelrijen van Saltaire voldoende variëteit om eentonigheid te voorkomen. Op de achtergrond is nog net de koepel zichtbaar van de United Reformed Church met een mausoleum waarin Titus Salt in 1876 werd bijgezet.

Voor ontspanning kon men terecht in ‘Roberts Park’ door met een brug de River Aire over te steken. Het is genoemd naar Sir James Roberts die na het overlijden van Titus Salt Jr. de fabriek en de nederzetting overnam. Deze textielondernemer investeerde vooral in de Russische markt, maar zag zijn aandelen waardeloos worden door de nationalisering van de industrie die op de revolutie van 1917 volgde. Zijn zoon schonk het park in 1920 aan de gemeente Bradford. Bradford Property Trust Ltd. werd in 1933 eigenaar van het huizenbestand van Saltaire en voorzag de woningen daarna van gas, elektriciteit en stromend water, zodat de kolenbergingen en toilethokjes op de achtererven konden verdwijnen. Ook drieënveertig huizen vielen onder de sloophamer om de toegankelijkheid voor o.a. gemotoriseerd verkeer te verbeteren, zoals de tram die Saltaire met het centrum van Bradford was gaan verbinden. Toen na de Tweede Wereldoorlog de neergang van de textielindustrie zich inzette gingen de fabrikanten migranten uit India, Pakistan en Bangladesh tewerkstellen om nog enigszins concurrerend te kunnen blijven. Salts Mill was daar geen uitzondering op en wist in sterk afgeslankte vorm nog tot 1986 operationeel te blijven. Omdat fabriek en company town in ruim een eeuw tijd nauwelijks ingrijpende veranderingen hadden ondergaan en er ondertussen een bewustzijn was ontstaan met betrekking tot de waarde van industrieel erfgoed, kwamen tal van objecten op de monumentenlijst te staan. De toekenning van de Werelderfgoed-status in 2001 betekende dat de overheid ook de verantwoordelijkheid kreeg om Saltaire als geheel te beschermen. Een toenemende bedreiging is het drukke autoverkeer door het rivierdal, maar plannen voor een tunnel onder Saltaire hebben het vanwege de hoge kosten niet gehaald.

Afbeelding 5: Begin vorige eeuw werd Saltaire via tramlijn met Bradford verbonden.

Na restauratie is Salts Mill onderdak gaan bieden aan winkels, woningen, horecagelegenheden, kantoren en een museum. Laatstgenoemde ‘1853 Art Gallery’ toont meer dan driehonderd werken van kunstenaar David Hockney die in 1937 in Bradford werd geboren. Naast cultuur heeft Saltaire ook tal van andere ontspanningsmogelijkheden gekregen om bezoekers  te trekken. Het Leeds & Liverpool Canal werd bevaarbaar gemaakt voor de pleziervaart en vooral de sluizencascade in het naburige Bingley (Bingley Five Rise Lockes) vormt hierin een bezienswaardigheid. Roberts Park kreeg een opknapbeurt en werd voorzien van een skatebaan om de moderne jeugd eveneens vermaak te bieden. Ruige natuur met rotspartijen en panoramalocaties is voorhanden in Shipley Glenn, dat met de oudste nog werkende kabeltram van het land bereikbaar is. In het voormalige gemeenschapshuis Victoria Hall vinden nog altijd bijeenkomsten, evenementen en orgelconcerten plaats. Nadat in 2003 de honderdvijftigste verjaardag van de stichting van Saltaire werd gevierd, houdt het Saltaire Festival de herinnering hieraan sindsdien jaarlijks levend met elf dagen van feestelijkheden in de maand september. De meeste winkelpanden van Saltaire zijn nog als dusdanig in gebruik, maar dan als boetiek, vintage shop, boekhandel, souvenirwinkel of kunstgalerie van ondernemers die er meestal ook woonachtig zijn. Regelmatig dienen de straten van Saltaire als historisch decor voor televisie- en filmopnamen. De vroegste filmbeelden dateren overigens van 1900 en betreffen arbeiders die Salts Mill verlaten.

Afbeelding 6: In de meeste winkelpanden van Saltaire kan men ook nu nog terecht, hoewel niet meer voor dagelijkse benodigdheden.