Afbeelding 1: De gloeilampenfabriek van Philips op Rothe Erde in de jaren vijftig, met in de verte (rechtsboven) de staalwalserij.
De vroegste industriële activiteiten in het Akense stadsdeel Rothe Erde gaan terug tot de eerste helft van de negentiende eeuw. Dankzij Belgische ingenieurs uit het Luikse liep men in Aken met de grootschalige ijzerverwerking aanvankelijk zelfs voor op het Ruhrgebied. Er verrezen twee grote staalfabrieken met bijbehorende walserijen die tot in de Eerste Wereldoorlog op basis van Luxemburgs ruwijzer hun bijdrage leverden aan de civiele en militaire opbouw van het Kaiserreich. De bepalingen in het vredesverdrag maakten hier echter een einde aan en drie decennia van verval volgden. Daarna zorgde het Nederlandse Philips weer voor opbloei door vestiging van fabrieken voor glas, gloeilampen en beeldbuizen. Nu ook deze fase bijna afgesloten is ligt het initiatief bij de Duitsers zelf om hier een nieuwe ontwikkeling tot stand te brengen. Behoud van het industrieel erfgoed maakt hiervan onderdeel uit en de eerste herbestemming is inmiddels een feit.
Begonnen als producent van gloeilampen had het Nederlandse Philips in de jaren twintig een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt met nieuwe producten, zoals radio-ontvangsttoestellen en röntgenbuizen en met vestigingen in tal van landen, vooral binnen maar ook reeds buiten Europa. Aanvankelijk waren dit verkoopkantoren, maar al spoedig ontstond de noodzaak om ook in het buitenland te gaan fabriceren, aangezien regeringen de opkomende markten voor deze nieuwe producten met hoge invoerheffingen begonnen af te schermen ten faveure van eigen ondernemers. De economische depressie van 1929 betekende een ernstige vertraging voor deze verdere internationale expansie, maar toen in 1934 de zwaarste jaren achter de rug leken werd de draad voorzichtig weer opgepakt. Hoewel de crisis zwaar had toegeslagen in Duitsland achtte Anton Philips het niet verantwoord om nog langer te wachten met de verkoop van radio-ontvangsttoestellen in dit grote buurland. De praktijk had uitgewezen dat de mensen er ondanks hun karige bestaan graag voor spaarden en dit was ook de Duitse concurrenten van Philips niet ontgaan. Bovendien leek met het aantreden van de nieuwe nationaalsocialistische regering de politieke stabiliteit gegarandeerd.
Afbeelding 2: Het meest succesvolle radiomodel dat in Aken geproduceerd werd was de ‘Aachener Super’.
Niettemin was de eerste stap voorzichtig door te kiezen voor het net over de grens gelegen Aken en voor een bestaand gebouw, namelijk dat van Tuchfabrik Erkens & Söhne in de Jägerstrasse, nabij de Hauptbahnhof. Deze textielfabrikant had het in 1912 laten bouwen, maar was door de economische crisis in 1932 failliet gegaan. De nieuwe Rundfunkgerätefabrik was vanaf het begin een succes met de productie van vierbuizenradio’s en wereldontvangers en om dit te benadrukken werd er zelfs in 1936 een model geïntroduceerd dat de naam van de stad droeg, de “Aachen Super” ofwel het “Tonwunder”. In 1939 werd weliswaar nog een begin gemaakt met de gloeilampenproductie, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog moet van verdere uitbreidingsplannen worden afgezien. Philips moest overschakelen op de productie van zogenaamde Volksempfänger: kleine, goedkope radiotoestellen waarmee enkel Duitse kanalen kunnen worden ontvangen. Door hiervoor een aantrekkelijk model onder de naam Philetta op de markt te brengen, wist men ook hier een eigen stempel op te drukken. Door zijn compacte, vierkante vorm krijgt het al snel de bijnaam “commiezenbrood”. Toen het front in 1944 Aken naderde werd de fabriek gesloten en hiermee wordt voorkomen dat er slachtoffers vielen als het gebouw bij een bombardement op het naburige Hauptbahnhof zwaar beschadigd raakt. Een jaar later al werd met toestemming van het geallieerd gezag en met hulp uit Eindhoven de productie van gloeilampen op gang gebracht. Radiotoestellen zouden er niet meer geproduceerd worden, want de concernleiding had andere toekomstplannen voor Aken. Het einde van de jaren veertig stond in het teken van de ontwikkeling van een televisietoestel en deze moesten voor de Duitse markt in Aken vervaardigd gaan worden. Omdat dit alleen met een groot fabriekscomplex te realiseren was, liet men het oog vallen op Rothe Erde dat er na het beëindigen van de staalproductie verlaten bij lag. Het gebouw aan de Jägerstrasse deed nog tot 1963 dienst als laboratorium en werd toen overgedaan aan de RWTH die er tot op de dag van vandaag onderwijs verzorgt.
Afbeelding 3: De voormalige radiofabriek aan de Jägerstrasse, nabij het centrum van Aken.
Het hart van het televisietoestel werd gevormd door een elektronenbuis of beeldbuis die aanvankelijk nog net als een gloeilamp uit één glazen ballon werd vervaardigd, met als gevolg dat het beeld klein van formaat is en een grote kromming had. Om de beeldbuis uit een scherm en conus samen te stellen wijzigde het vormgevingsproces zich van blazen naar persen en zou de fabriek in het vervolg ook aangeduid gaan worden als persglasfabriek. Kennis van het glassmelten was in ruime mate voorhanden in de omgeving van Aken en dat gold ook voor arbeiders die gewend waren aan de hoge temperaturen van glassmeltovens. Terwijl deze glasfabricage wat procesvoering betreft nog paste in de traditie van zware industrie, zoals die zich gevestigd had op Rothe Erde, gold dit in veel mindere mate voor de vervolgprocessen om tot gloeilampen en beeldbuizen te komen. Deze werden gekenmerkt door delicate bewerkingen van metalen onderdelen die aanvankelijk nog deels handmatig plaatsvonden, maar in de loop der jaren steeds verder gemechaniseerd werden. De eindassemblage van beide producten daarentegen stond dan weer in het teken van hoge temperaturen, namelijk voor het vacuümdicht insmelten van de gloeidraden en elektronenkanonnen in hun glazen omhulsel. Dat dit soort productieomstandigheden risico’s met zich meebrengen bleek in 1956 toen een grote brand een deel van de fabriek verwoestte en veertigduizend beeldbuizen als verloren beschouwd moesten worden. Deze gelegenheid werd echter aangegrepen om naast herstelwerkzaamheden de fabriek ook uit te breiden, zodat vanaf 1959 meer dan een miljoen beeldbuizen per jaar geproduceerd konden worden. Dit alles onder de naam “Valvo Bildröhren GmbH” omdat het een voorzetting betrof van de elektronenbuizenproductie die al in de jaren twintig onder die naam in Duitsland was opgezet door Carl Müller en later werd aangekocht door Philips. Hoewel het grootste deel van de geproduceerde beeldbuizen terecht kwam in de televisietoestellen van Philips werden ze ook verkocht aan andere zogenaamde “setmakers” in Duitsland zoals Grundig, Graetz, Metz, Blaupunkt, Loewe, Schneider en Telefunken.
Afbeelding 4: De bouw van de persglasfabriek op Rothe Erde in 1953.
In 1960 was het aantal medewerkers in de beeldbuizenfabriek gegroeid tot zestienhonderd en stonden er in totaal in Aken meer dan vijfduizend mensen bij Philips op de loonlijst. Want naast de glas- en gloeilampenfabriek waren er ook in het laboratorium inmiddels enkele honderden technici en ingenieurs werkzaam. Velen hiervan waren betrokken bij de introductie van de kleurenbeeldbuis, medio jaren zestig, waarvan de opbouw aanmerkelijk ingewikkelder was dan van het zwart/wit-type. In tegenstelling tot het technisch relatief eenvoudige zwart/wit-scherm, dat een egale laag luminescerend materiaal bevat om de elektronenstraal in zichtbaar licht om te zetten, diende de kleurenbeeldbuis voorzien te zijn van een lijnenpatroon van drie van dergelijke stoffen om groen, rood en blauw licht te creëren. Samen met een fijnmazig geperforeerde metaalfolie aan de binnenzijde van het scherm (schaduwmasker) kwam zo de kleurenselectie tot stand die de basis vormde voor het bewegend kleurenbeeld. Voor de fotolithografische processen om deze schermen te patroneren werden stofarme ruimtes gebouwd die met hun oranje natriumlicht het complex een hightechuitstraling gaven die doorgaans geassocieerd wordt met IC-industrie. In 1973, het jaar waarin de laatste zwart/wit-beeldbuis van de band rolde, produceerden de tweeënhalfduizend Valvo-arbeiders al bijna een miljoen kleurenbuizen. Daarmee was de fabriek de grootste in zijn soort binnen Europa en had Industriegelände Rothe Erde dankzij een geavanceerd product weer net zo’n toonaangevende positie als een eeuw daarvoor. Innovaties die daarna nog volgden waren de Blackline-buizen (met een verhoogd beeldcontrast) in de jaren tachtig, breedbeeldbuizen in de jaren negentig en “Realflat”-buizen (met schermglas zonder kromming) rond de eeuwwisseling. Met name de laatste twee ontwikkelingen betekenden ook voor de glasfabriek een technische uitdaging. Ze konden echter niet verhinderen dat in de nieuwe eeuw de flatscreen-tv’s hun doorbraak beleefden en in 2006 werd de productie beëindigd omdat deze LCD’s en Plasma’s niet alleen modernere fabrieken vereisen, maar ook enkel nog concurrerend in het Verre Oosten gemaakt kunnen worden. Vrijwel gelijktijdig ging ook de gloeilampenfabriek ten onder toen dat product uit energetisch oogpunt in de ban werd gedaan en was het totale banenverlies even omvangrijk als tachtig jaar tevoren toen de staalfabriek haar poorten sloot.
Afbeelding 5: Het aanbrengen van de lichtgevende laag in het scherm van de kleurenbeeldbuis doormiddel van flowcoaten (voorgrond) en fotolithografisch patroneren (achtergrond).
Momenteel bevindt het complex zich in een overgangsfase, waarbij gepoogd wordt om zoveel mogelijk gebouwen door diverse bedrijven benut te laten worden, teneinde verval te voorkomen. Getuige het verzamelbord aan de ingang gaat het om een tiental bedrijven en ook Philips is er nog op bescheiden schaal actief met een proeffabriek voor lampen op basis van lichtgevende kunststoffen (zogenaamde OLED’s). De ouderdom van de panden, de ligging van Rothe Erde te midden van dichtbevolkte stadsdelen en de verminderde vraag naar “klassiek” industriegebied maakt dat de huidige functie in de toekomst niet houdbaar zal zijn. Erg concreet zijn de herbestemmingsplannen nog niet, maar dat het om een combinatie van nieuwbouw en behoud van karakteristieke fabriekspanden zal gaan tekent zich nu al in zekere mate af. Het voormalig hoofdkantoor van de Aachener Hütten-Aktien-Verein Rothe Erde onder-gaat momenteel een grondige restauratie om geschikt gemaakt te worden voor nieuwe gebruikers uit de dienstverlenende sector. Eveneens uit de periode van de staalfabricage resteert een walserij met bijgebouwen, die weliswaar uit architectonisch oogpunt niet als bijzonder bestempeld kan worden, maar als blijvende herinnering aan deze glorietijd beslist in aanmerking komt voor een nieuwe bestemming. Voor wat betreft de voormalige Philipsgebouwen zou op basis van laatstgenoemde criteria de keuze vallen op de glasfabriek met haar drie karakteristieke halfronde daken en grote raampartijen in de voor- en achtergevels, ware het niet dat de smeltovens, rookkanalen en grondstoffenbunkers de indeling sterk bepalen. Hoewel behoud van deze elementen uit historisch oogpunt wellicht verdedigbaar is, leggen ze uit oogpunt van herbestemming een grote beperking op en zijn ze ook uit milieu- en gezondheidsoverwegingen niet te handhaven. Naast deze bedrijfspanden maakt ook de infrastructuur deel uit van het industrieel erfgoed. De twee toegangswegen tot het complex vormen door hun naamgeving – Hüttenstrasse en Philipsstrasse – een directe verwijzing naar de twee industriële activiteiten die er gedomineerd hebben.
Afbeelding 6: Inspectie van de beeldbuizen in het kwaliteitslaboratorium